Gemeente,
‘Doch Gideon antwoordde hun : Ik zal over u niet heersen en ook mijn zoon zal over u niet heersen, de HERE zal over u heersen’.
Iedereen die een beetje zondagschool gelopen heeft kent het verhaal van Gideon… zijn strijd met een handjevol mannen tegen de Midianieten… kruiken, fakkels, trompetten, nachtelijke listen… dat soort dingen…
Maar helaas eindigt het verhaal daar niet… de bijbel gaat verder dan de zondagschool. Want na die toch wel ongelooflijke overwinning, wil het volk Israel Gideon tot koning kronen : ‘Heers over ons, zowel gij als uw zoon en uw kleinzoon, want gij hebt ons uit de macht van Midjan verlost’. (vers 22).
Voor de Israelieten zal dat een vrij logische conclusie geweest zijn… Gideon had zichzelf al uitermate bewezen als militair leider, en de Tora liet ook toe dat er een koning kon zijn over het volk (onze lezing uit Deut.). Dat het volk een koning vroeg mocht dus wel…Toch mag duidelijk zijn dat deze vraag van het volk niet de wil van God was. In Deut. staat namelijk duidelijk dat het God Zelf is die een koning zal uitkiezen… wat hier dus zeker niet het geval is. Gideon heeft als enige taak het volk verlossen van Midjan. Ook is het duidelijk dat het volk de reden van de overwinning zocht in de persoon van Gideon, en niet in de hulp van God… Gideon moet koning worden, ‘want gij hebt ons uit de macht van Midjan verlost’ (staat er geschreven).
Dat idee om koning te worden moet Gideon wel aangesproken hebben… mensen houden nu eenmaal van macht en prestige. Toch wimpelt Gideon dit aanbod af… ‘de HERE zal over u heersen’, zegt hij. Dit is toch wel een hoogtepunt in het geloof van Gideon…(zou je denken).
Maar hoe dicht staan een hoogtepunt en een diep dal soms bij elkaar… ‘Voorts zeide Gideon tot hen : Een verzoek wil ik u doen…’. In één adem lijkt Gideon een rots van bijbels geloof (de HERE zal over u heersen), maar onmiddellijk gevolgd door ‘geef mij jullie gouden ringen uit de buit’…
Eigenlijk zien we in onze lezing uit Richteren dat Gideon problemen had in 4 gebieden van het leven.
Zijn eerste vergissing betreft eredienst. Hij nam de gouden sieraden die waren buitgemaakt op de Midjanieten en maakte er een ‘efod’ van. Wat een ‘efod’ precies was weten we eigenlijk niet meer : sommigen denken aan een beeld, of aan het specifieke kleed van een hogepriester… In ieder geval lijkt Gideon zich te gaan opwerpen als een soort van priester. Hij kon dan wel geen koning zijn… Hij besefte dat alleen God Koning is… maar hij kiest dan toch maar voor het tweede beste : een positie van macht en aanzien : de priester of hogepriester. Hij verschoof ook de plaats van centrale eredienst van Silo naar zijn eigen stad Ofra. Maw dankzij de economische bedrijvigheid van het ‘toerisme’ van talloze pelgrims bevorderde hij zijn eigen familie en woonplaats.
God had hem daartoe nooit opdracht gegeven… En wat is dan daar het resultaat van : ‘daar bedreef geheel Israel er overspelige afgoderij mee. Het werd een valstrik voor Gideon en zijn huis’…
Een ‘valstrik’ in de bijbel is iets dat een persoon weghoudt van het doel in zijn leven. Gideon wierp zich op als een persoon van macht en prestige, een priester… en raakte daardoor het ware doel van zijn leven kwijt. Gideon koos voor zichzelf, en voor zijn eigen familie, en voor zijn eigen stad… en dan is het resultaat : afgoderij! Want God en de naaste, de andere, staat dan niet meer in het midden van ons denken. Gideon vergat de waarschuwing in Deut. 7:25 : ‘De gesneden beelden van hun goden zult gij met vuur verbranden; het zilver en het goud daaraan zult gij niet begeren en u niet toeëigenen, opdat gij daardoor niet verstrikt wordt…’
Gideons tweede probleem was dat hij rijk geworden was : die 1700 gouden sikkels en al het andere wat hij ontvangen had, waren veel meer dan wat nodig was voor een efod… Gideon begon als de ‘minste van Manasse’ (6:15), maar eindigde zijn leven in grote rijkdom. Dat verlangen naar macht, prestige, rijkdom was natuurlijk wel mooi gecamoufleerd in godsdienst. Want hij maakte ook zijn efod en bevorderde zogezegd de eredienst van JHWH. Dat hij zelf en zijn eigen familie en stad daar wel bij voeren… tsja, dat was lekker meegenomen natuurlijk. Gideon vergat de tekst uit Deut. 17:17 : ‘ook zal hij zich niet te veel zilver en goud vergaren…’.
Gideons derde probleem was met vrouwen…’want hij had vele vrouwen’ (staat er), en ook nog een keer een ‘bijvrouw’ in een heel andere stad Sichem… Wat is dat nu voor iets? Een LAT-relatie? Deut. 17:17 : ‘ook zal hij zich niet vele vrouwen nemen, opdat zijn hart niet afwijke…’
Gideon nam de Kanaanitische standaard van polygamie, veelwijverij, over… en niet alleen dat maar ook hun toegelaten losse contacten met een vrouwtje hier, een vrouwtje daar… het stak allemaal niet meer zo nauw.
Gideons vierde probleem was zijn trots. Want hij noemde die zoon van die losse bijvrouw ‘Abimelech’… en dat betekent in het Hebreeuws ‘mijn vader is koning’! Mijn vader is koning! Dus, hoewel Gideon uiterlijk die titel van koning had afgewimpeld met dat heel vrome ‘de HERE zal over u heersen’… toch verlangde hij in het geheim naar die titel en die positie. Dus zelf al droeg hij niet de regalia die bij zulke positie horen, hij zag zichzelf wel in het licht daarvan. Het is gemakkelijk om iets vrooms te zeggen publiekelijk, maar dan het tegenovergestelde te denken en daarnaar te handelen. Deze trots zal later leiden tot een burgeroorlog, wanneer Abimelech alle 70 zonen van Gideon dood, op eentje na. Een typisch iets wanner een ‘koning’ stierf en de zonen vochten voor de troonsopvolging. Gideon was dus wel geen letterlijke koning… maar in alle andere opzichten was hij het wel : leider, macht, prestige, rijkdom, vrouwen bij bosjes… Gideon had alles, en dus ook alle problemen vandien.
De vruchten van zijn verkeerde keuzes komen dan ook aan het licht na zijn sterven : (vers 33) ‘En nadat Gideon gestorven was, gingen de Israelieten opnieuw overspelig de Baäls nalopen…’
Laten we dus even stil staan bij 4 conclusies die we kunnen trekken uit dit einde van Gideon.
Ten eerste : de levensreis die het geloof toch is, blijft tot het einde een gevaarlijke onderneming. Gideon had een prachtige overwinning gescoord tegen zijn vijanden. Hij had de verleiding van het koningschap kunnen weerstaan (dacht hij)… en toen keerde hij terug naar zijn huis en dacht bij zichzelf : ‘de goede strijd is gestreden’…
We moeten steeds behoedzaam blijven, broeders en zusters. We kunnen niet op pensioen gaan in ons geloofsleven. Veel mensen denken dat na bekering en doop het einddoel bereikt is… Niets is minder waar… dan begint het nog maar pas… met alle gevaren vandien. Er is geen enkel ogenblik in ons leven dat we veilig zouden zijn van verleidingen. Ja, juist na een klinkende overwinning in ons leven, dan dreigt vaak het grootst gevaar. Wanneer we menen het sterkst te staan in ons geloof, dan dreigt juist op dat ogenblik, de diepste val. ‘Daarom wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle’ (1 Kor 10:12).
Ten tweede : het gevaar op onze geloofsweg is vaak heel erg subtiel, en begint meestal met een heel kleine misstap. Gideon was het geloofskruim van die tijd. God had hem een grootse overwinning geschonken door zijn geloof. De mensen willen hem koning maken… En Gideon viel ook niet voor de evidente misstap die voor hem lag. Die verleiding die glashelder voor hem lag kon hij makkelijk ontwijken vanuit zijn geloof. Maar dan begint het… heel klein eerst… als een steentje in een waterplas… kleine kringetjes die langzaam uitdijnen… eerst wat rijkdom verzamelen, wat mooie vrouwen bij elkaar harken… beetje priester worden zo, iemand van een zekere prestige… en dan eindigen met een zoon Abimelech te noemen… ‘mijn vader is koning’… Eigenlijk eindigt Gideon in diezelfde verleiding die hij eerst zo makkelijk had kunnen ontwijken, maar die via allerlei achterpoortjes ongezien weer binnegeslopen was.
Gideon had rijkdom omdat hij zich vroom opwierp als priester. Gideon had eerst vele vrouwen voor hij viel voor die losse bijvrouw in die andere stad… Gideon is niet iemand die vanuit de hoogte ver in de diepte viel… nee, Gideon slenterde beetje bij beetje via een klein paadje langs de rotswand de diepte in.
De meeste van ons zijn sterk genoeg in het geloof om niet te vallen voor het evidente, voor de glasheldere verleidingen in ons leven. En daar zijn we dan trots op natuurlijk… en dan begint hé…
stapje hier, stapje daar… we praten het wel goed… we zijn toch zulke vrome gelovigen… we maken een compromisje met een kleine verleiding… stapje hier, stapje daar… de dieperik in, broeders en zusters.
Eigenlijk zijn de verleidingen waar Gideon langzaam in wegsukkelt de verleidingen die alle mensen moeten trotseren : rijkdom, prestige, seks, godsdienst (ja ook godsdienst…Gideon deed zich vroom voor als priester)… Je vroom voordoen, denken dat je toch beter bent dan die ander vanwege je geloof… ook dat is een verleiding.
Ten derde : uithoudingsvermogen is een wezenlijk deel van geloof. Het geloofsleven is geen sprint, maar een marathon. Het is een uithoudingswedstrijd : we blijven volhouden, ondanks ons voortdurend vallen, ondanks onze fouten en misstappen van iedere dag… houden we het doel voor ogen. We laten ons niet in slaap wiegen… We houden vol, iedere dag opnieuw is als een worsteling voor de gelovige.
Jeremia zegt het ons zo : ‘Als je al neervalt in een land van vrede, hoe zul je standhouden in het wildst van de Jordaan?’ (Jer 12:5).
‘Laten wij afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht doet struikelen, en met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt…’ (Hebr 12:1). Het geloof is een wedloop die volharding vraagt… iedere dag opnieuw, tot aan die laatste dag, die zeker komen zal.
En ten laatste, ten vierde : het doel is om deze levensreis goed te eindigen. Hoe verder we gaan, hoe vermoeider we vaak worden. Vaak zien we ‘t niet meer zitten… de veerkracht raakt eruit. Ook in het geloof is dat zo… Ook bij Gideon was dat zo… lezen we dat hij de afgodsbeelden neerhaalde? Dat hij de eredienst herstelde in Silo? Dat hij zijn zoon noemde ‘de HERE is koning’?… Nee, helaas niet… ‘Hij ging wonen in zijn huis’ (staat er). Hij ging wonen in zijn huis… voor Gideon zat het erop.
Dat is toch vaak de droom van alle mensen : gaan wonen in je eigen huis… en dat is het dan. De taak zit erop, we voelen ons tevreden… We verslappen in het geloof, dik tevreden met onszelf…
‘Al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles (training! Ook het geloof kan je trainen)… ik loop dan ook niet zomaar in ‘t wilde weg… neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden’. (1 Kor 9:24-27).
Gideon faalt op het einde… hij eindigt niet op de goede manier. Toch, om niet helemaal ontmoedigd te worden broeders en zusters dat zo’n grote held slecht eindigt… lezen we in Hebr 11, de passage over de geloofshelden, het volgende over Gideon : ‘Immers de tijd zou mij ontbreken, als ik ging verhalen van Gideon…en al die anderen, die door het geloof koninkrijken onderworpen, gerechtigheid geoefend, de vervulling der belofte verkregen hebben… in zwakheid hebben zij kracht ontvangen…’
Gideon toont ons ook de kracht van een persoonlijk vertrouwen in God… in zijn menselijke zwakheid, zeker in zijn laatste jaren, toont hij ons toch ook de kracht van God. Laten wij wel zijn zwakte op het einde voor ons houden om ons te sterken in onze wedloop van het leven… dat we door dit falen van Gideon uithoudingsvermogen mogen ontvangen om zelf vol te houden in geloof.
Amen.