Gemeente,
‘En Jefta deed de HEERE een gelofte en zei : Als U de Ammonieten geheel in mijn hand zult geven, dan zal dat wat naar buiten komt en mij vanuit de deur van mijn huis tegemoetkomt… voor de HEERE zijn, en ik zal het als brandoffer offeren….’
Het boek Richteren, broeders en zusters… Vaak gruwelijke verhalen zoals onze tekstlezing van vandaag. Hoe kan zoiets toch deel uitmaken van het Woord van God? Hoe kan zo’n verhaal staan in het ‘goede nieuws’?? Hoe kan dit verhaal van gezinsgeweld en kindermoord staan in God’s boodschap van vrede en welzijn voor ons?…
Door de eeuwen heen hebben uitleggers dan ook vanalles geprobeerd om dit verhaal weg te verklaren. Men deed alsof de dochter toch niet werkelijk gedood werd (het staat namelijk nergens letterlijk). Men zei dat het eigenlijke ‘offer’ was dat ze maagd moest blijven voor de rest van haar leven. Of men ging de geestelijke inhoud van het verhaal zoeken in het feit dat vrouwen zich moeten onderwerpen. Of dat hun maagdelijkheid opgeofferd wordt, dat ze dan figuurlijk ‘sterven’… Al zo’n tijdsgebonden onzin. Dat is ‘wishful thinking’ en tussen de lijntjes er vanalles bijvoegen wat er niet staat. Want ik lees in de tekst in niet mis te verstane woorden : (vers 39) ‘En hij voltrok aan haar zijn gelofte, die hij had gedaan.’ De gelofte die we heel duidelijk lezen in vers 31 : ‘ik zal het als brandoffer offeren!’… Wat wil de Schrift ons hier zeggen?…
Maak eerst en vooral een onderscheid tussen wat God doet en wat de mens doet. God komt in onze tekstlezing eigenlijk maar in het eerste vers voor (vers 29) : ‘Toen kwam de Geest van de HEERE op Jefta…’, en het gevolg daarvan in vers 32 : ‘en de HEERE gaf hen (de Ammonieten) in zijn hand’. Meer staat er niet. God is bij Jefta. Hij zal Jefta gebruiken om de Ammonieten te overwinnen. God staat aan zijn zij, de overwinning is dan ook zeker! Laat er in uw gedachten geen twijfel over bestaan : dit ene zinnetje (vers 29) toont ons dat God de overwinning geeft!…
Maar wat doet Jefta? Wat doet de mens?… Eigenlijk zouden we ook het hoofdstuk voorafgaande aan onze tekstlezing moeten lezen. Want deze man Jefta, was door zijn stiefbroers weggejaagd. Ze hadden op hem neergekeken, hem minderwaardig geacht, want hij had een andere moeder, een hoer.
Toen ze echter zijn kracht en zijn manschappen nodig hadden om tegen de Ammonieten te vechten, hadden ze hem gevraagd om terug te komen en hen te helpen. Dit is een belangrijk puntje voor ons verhaal : deze man Jefta, zag zijn kans om in ere hersteld te worden… om de leider te worden van zij die hem hadden weggejaagd. De laatste zal de eerste worden!… Daarom staat er ook in ons eerste vers (vers 29) : ‘Toen kwam de Geest van de HEERE op Jefta…’ Deze God is namelijk de Verlosser en wil overwinning schenken aan zij die op de laatste plaats staan. God is dan ook met Jefta! God zal hem de overwinning schenken!…
Maar wat doet Jefta? Hij legt een gelofte af. Op ‘t eerste zicht lijkt dat misschien heel erg vroom van hem, maar dat is het helemaal niet. Want de overwinning is al zeker : de Geest is toch al met hem! Toch probeert Jefta zich in te dekken. Hij tracht eigenlijk God om te kopen met die gelofte : als ik dit doe (de belofte van een offer) dan moet jij (God) dat doen (de overwinning geven). Zo menselijk… zo fout. Er is helemaal geen reden voor deze onderhandeling. Eigenlijk toont deze gelofte ons dat Jefta helemaal niet vertrouwt op de Geest van de HEERE!
Laten we goed observeren wat hier gebeurd : Jefta overwint de Ammonieten, een klinkende overwinning… Waarom? Omdat de Geest van de HEERE met hem is!! (vers 29). Daarom!… Maar Jefta denkt natuurlijk dat de overwinning er gekomen is vanwege de ‘deal’ die hij sloot met God. Zo denkt de natuurlijke mens! Dit wordt het best verwoord met het Romeinse principe ‘do ut des’ : ik geef opdat jij zou geven. Alle (menselijke) godsdiensten werken uiteindelijk op dit principe : de mens moet iets doen zodat de godheid iets zou terugdoen : voor wat hoort wat! Braaf de regeltjes volgen van de godsdienst zodat God je redt en naar de hemel brengt. Voor wat hoort wat! Jefta belooft een offer als God de overwinning geeft. En nu gaat Jefta er natuurlijk verkeerdelijk van uit dat hij die belofte dan ook moet houden.
In die dagen was het gebruikelijk dat allerlei dieren (pluimvee e.d.) samenleefde met de mensen op het gelijkvloers, het erf enzo… Waarschijnlijk ging Jefta er van uit dat hij bij zijn thuiskomst wel een of ander dier zou zien, zodat hij dat kon offeren. Heel gebruikelijk, heel aannemelijk toch…
Er zijn zelfs commentatoren die stellen dat hij misschien zelfs een mens verwachtte, maar dan een slaaf of slavin… Bij de naburige volken van Israël was dat wel eens de gewoonte om zo iemand te offeren (een mensenoffer).
Maar het is zijn dochter, zijn enige kind, die hem tegemoet komt! Dit is geen toeval, broeders en zusters. Als je meent dat je een deal kan sluiten met God… Als je meent dat je deze God kan manipuleren… dan ga je daar de vruchten van plukken. Merk op, het is zijn enigste kind staat er (vers 34). Je enige kind, je erfgenaam, is bijbels gezien je toekomst. De mens die dus meent God te kunnen manipuleren offert zijn eigen toekomst op. En hij offert niet alleen zijn eigen toekomst op, maar ook een onschuldige naaste wordt opgeofferd. Een onschuldige wordt geofferd wanneer mensen menen dat ze God voor hun kar kunnen spannen. Zo gaat dat altijd : dat is eigenlijk wat dit ‘vreemde’ verhaal ons wil aantonen.
Nu denkt u ongetwijfeld : wat een barbaars verhaal. Gelukkig dat zoiets niet meer gebeurd… Werkelijk?… Ik meen dat de kerk en ons eigen leven vol zit met zulke ‘offers’. Geen letterlijke offers meer natuurlijk, maar daarom niet minder echt. In het geloof sluiten wij namelijk altijd ‘deals’ met God : wij interpreteren bijvoorbeeld bijbelteksten op één wijze en leggen dat vast (alleen zo mag je geloven, dat is dan onze gelofte aan God), en verketteren elke andere afwijkende mening. De naaste (een afwijkende medegelovige, ja een broeder, een zuster) wordt opgeofferd aan onze onwankelbare positie waarin we God gedrongen hebben. Zo verliest de kerk haar toekomst.
Net als bij Jefta lijkt wat we doen op ‘t eerste zicht heel erg vroom. We lijken trouw te zijn aan een plechtige belofte… We bewonderen onszelf en onze medestaanders in de(zelfde) kerk omdat we rotsvast blijven staan op wat we ‘geloven’. En we offeren zo God’s andere kinderen op aan ons beperkt menselijk inzicht. Want we denken, net als Jefta, dat er geen alternatieven zijn. Als je een belofte hebt gedaan, moet je je er aan houden… denken we. Dat klinkt heel goed, heel vroom : (vers 35) ‘Ik heb namelijk mijn mond naar de HEERE opengedaan en ik kan er niet op terugkomen!’
Maar niets is minder waar. Jefta kraamt onzin uit (heel vrome onzin). Want de bijbel zelf voorziet alternatieven wanneer je een belofte niet kan houden! In Leviticus 5 bijvoorbeeld vinden we wat iemand moet doen die ondoordacht iets gezworen heeft wat hij uiteindelijk niet kan volbrengen. Zo iemand moet schuld belijden en een offer brengen van kleinvee… Met andere woorden : Jefta had zich hierop kunnen beroepen om zijn dochter niet te offeren. In Leviticus 27 lezen we wat iemand moet doen als hij iets wil offeren dat niet geofferd kan worden (een mensenoffer bijvoorbeeld, zoals in onze tekstlezing). Daar tegenover staat dan een bepaalde geldwaarde of eventueel een dier (die aan allerlei voorwaarden moet beantwoorden) dat hij dan kan offeren… De Mozaische wet voorziet dus wel degelijk alternatieven voor zogenaamd ‘vrome’ geloftes die eigenlijk niet uit te voeren zijn.
Met andere woorden, die uitspraak van Jefta : ‘ik kan er niet op terugkomen’, slaat nergens op. Zijn weigeren om van gedachte te veranderen is uiteindelijk gebaseerd op menselijke trots. Hij wil het zelf niet, al zou hij het kunnen. Hij ziet zijn eigen woorden, zijn eigen belofte, als de woorden van God! En daarom wordt een onschuldige naaste geofferd… want dat is het wat er gebeurd wanneer we koppig vasthouden aan onze eigen overtuigingen tegen God in. Die volstrekt onnodige gelofte van Jefta toont ons de mens die niet wil terugkomen op zijn eigen woorden. Die niet kan aanvaarden dat hij een misser begaan heeft. Die denkt dat zijn eigen woorden eigenlijk de wil van God zijn… Zo herkenbaar in kerken, broeders en zusters…
Merk op dat de dochter geen naam heeft in het verhaal. Namen in de bijbel zijn heel belangrijk : ze tonen ons wie iemand is. Namen hebben in het Hebreeuws namelijk altijd een betekenis. Niet zomaar een willekeurige betekenis (zoals zo vaak bij onze huidige namen), maar een betekenis die te maken heeft met de persoon. De naam van iemand zegt ons iets heel belangrijks over die persoon : ze tonen ons wie iemand is… De dochter heeft echter geen naam! Met andere woorden ze is ontmenselijkt in dit verhaal : ze is van geen betekenis voor Jefta. Want hij offert haar op voor zijn (foute) overtuiging.
Dit is iets, broeders en zusters, waar we heel goed voor moeten opletten in de kerk : wanneer we de naaste beginnen te offeren aan een bepaalde (schijnbaar vrome) overtuiging. Dit is van alle tijden! Elke (naamloze) naaste die we opofferen aan een bepaalde godsdienstige overtuiging die ‘toevallig’ goed in ons kraam past. Het gebeurt bijvoorbeeld telkens wanneer we stereotiep spreken over een bepaalde bevolkingsgroep : we hebben ideeën over ‘de’ vreemdelingen bijvoorbeeld, ‘de’ kleurlingen, ‘de’ vrouwen, ‘de’ anders sexueel georiënteerde medemens… We staan toe in de kerk hoe de kwetsbare en gemarginaliseerde naaste (de naamloze naaste) geofferd wordt zodat wijzelf onze eigen superieure ‘gezegende’ positie kunnen behouden.
Jefta ontvangt God’s unieke gave van liefde en verlossing (vers 29 : Toen kwam de Geest van de HEERE op Jefta…), zonder dat hij daarvoor iets moet doen : het was GENADE!… Maar dat kan niet in Jefta’s gedachten : hij vertrouwt er niet op (hij gelooft er niet in). En zo toont het verhaal ons het gebrokene in de mens!… Eigenlijk neemt Jefta de gave van God en plooit het naar zijn trots, naar zijn verlangen op wraak ten opzichte van zijn halfbroers, naar zijn verlangen naar macht en status in de maatschappij… en dat is altijd ten kost van de naaste : de naamloze, kwetsbare minste in deze maatschappij.
Er is geen ‘happy end’ aan dit verhaal. Er is geen ‘happy end’ wanneer de mens zijn vrome overtuiging van zijn godsdienst misbruikt. Toch is er aan het eind van dit weerzinwekkend verhaal een straaltje hoop, afkomstig van de vrouwen (hoe bijbels!)! De naamloze dochter is de enige die woorden spreekt van medeleven en geloof… ze vertrouwt op haar vader. En haar vriendinnen staan model voor wat de kerkgemeenschap eigenlijk zou moeten zijn : steun bieden aan de naamloze minste in de maatschappij. Ook deze vriendinnen zijn trouwens naamloos in het verhaal : zij zijn van geen tel in de maatschappij. Zo kunnen ze echter ook als een voorbeeld staan waarmee we ons moeten identificeren. Omdat ze naamloos zijn worden we uitgenodigd onze eigen naam in te vullen.
Broeders en zusters, men laat dit verhaal van de dochter van Jefta altijd links liggen, omdat men niet weet wat men er mee moet aanvangen. Maar dit verhaal is in essentie o zo bijbels. In de Hebreeuwse Tenach staat dit verhaal niet voor niets bij de profeten (Nevi’im). Hier, in onze tekstlezing, mogen we de stem van de profeten horen. Horen hoe de mens faalt in zijn roeping. Horen hoe mensen elkaar opofferen voor gebroken idealen. Horen hoe een man niet het recht heeft om te doen wat hij wil met een vrouw (zo verliest hij zijn toekomst). Horen hoe ouders niet het recht hebben om te doen wat ze willen met hun kind…
We worden geroepen in dit verhaal om te spreken voor zij die geen stem hebben in deze maatschappij. We worden geroepen om de cultuur te veranderen die sommige mensen (groepen) marginaliseert in het voordeel van anderen. We worden geroepen tegen de stroom in te gaan. We worden geroepen de gans andere, inclusieve levensweg van deze God uit te dragen.
Laat ons dan werken aan een wereld waar niemand kracht en macht moet gebruiken tegen de naaste om zichzelf te bewijzen. Een wereld waar geweld tegen vrouwen, kinderen, vreemdelingen, andersdenkenden… geen plaats heeft. Leer zo te luisteren
naar God’s woord in elk verhaal van de bijbel.
Voorbede.
Hemelse Vader,
Schenk ons de wijsheid, het inzicht,
om alle verhalen in de bijbel te willen lezen.
En niet zomaar teksten links te laten liggen
omdat we ze niet begrijpen of doorgronden.
Uw Woord is een profetisch woord!
Waarin we telkens worden opgeroepen anders te zijn
dan wat deze maatschappij wil en voorstaat.
Wij bekennen dat we U zo vaak willen manipuleren,
dat we allerlei ‘deals’ met U sluiten
omdat we U eigenlijk niet vertrouwen.
Wij verwarren zo vaak onze eigen woorden met Uw Woord.
Wij verwarren zo vaak onze eigen interpretatie met Uw Wil.
En in dit vasthangen aan foute ‘geloftes’ met U
offeren wij de zwakke, naamloze naaste op.
Hervorm Uw kerk, Vader!
Dat wij niet langer mensen of groepen uitsluiten
omdat ze niet beantwoorden aan onze ‘norm’,
onze zelfbedachte ‘vrome’ overtuiging.
Leer ons opnieuw de naaste te zijn van de minste.
Hervorm uw kerk zodat wij mogen worden
als de vriendinnen van de dochter.
Steun en troost geven aan de minste.
Geef ons dagelijks de kracht
om te werken aan een nieuwe wereld.
Een wereld zonder geweld tegen vrouwen en kinderen,
zonder haat tegen zij die anders zijn,
maar met liefde voor elk één van uw kinderen.
Schenk ons Uw Koninkrijk!
Amen.