Gemeente,
‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God!’
Er bestaan zo van die inleidende boekjes die noemen : ‘….. voor dummies’. Waarbij dan één of ander onderwerp aangekaart wordt en u dan in zo’n ‘dummies’ boekje de eerste stapjes kan zetten (‘Hoe vul ik mijn belastingbrief in voor dummies’, ‘Hoe werk ik met een PC voor dummies’… enz). Een heel populaire reeks is dat…
Wel, hier in Psalm 42 krijgen we dan ‘Luisteren naar jezelf of spreken met jezelf, voor dummies’. Want hier in Psalm 42 mogen we meeluisteren naar het innerlijke gesprek van de psalmist. Het gesprek dat hij voert met z’n eigen ziel als het ware. En dat is trouwens iets wat alle mensen doen, hoewel het vaak onbewust is. We voeren voortdurend een innerlijk gesprek met onszelf.
We luisteren en praten uiteindelijk veel meer met onszelf dan met welk andere persoon in ons leven! Bijgevolg mogen we de enorme invloed die we hebben op onszelf niet onderschatten.
Elk wakker ogenblik van de dag luister je naar jezelf of spreek je met jezelf. Van ‘s morgens bij het opstaan tot aan het slapengaan… Ja, het grijpt zelfs plaats terwijl u nu naar mij luistert… ‘wat een onzin vertelt ie nu…’, of ‘best interessant, t’is een keer wat anders…’… Het gesprek met jezelf gaat onverdroten verder (hoewel er blijkbaar mensen zijn die met de blik op oneindig ook aan niets kunnen denken…).
En als je zo aan ‘t spreken bent met je ziel, of aan ‘t luisteren bent naar je eigen ziel… Spreek je van hoop, of luister je naar twijfel?…
De meeste mensen staan echt niet stil bij het gesprek met de eigen ziel… ze nemen het aan als iets vanzelfsprekends… als iets wat niet eens te beinvloeden is : ‘je bent toch gewoon jezelf’… Maar dat is maar de vraag : aangezien de invloed op jezelf zo enorm is, zouden we er alles aan moeten doen dat het gesprek met jezelf ook opbouwend is, een zegen voor jezelf en zo voor anderen.
En dat is wat we hier in Psalm 42 mogen meemaken : de psalmist maakt er een samenvatting van het innerlijk gesprek met zichzelf.
En als we luisteren naar zijn ziel dan horen we onmiddellijk dat niet alles koek en ei is. Er zijn duidelijke problemen… ‘mijn ziel dorst’, ‘mijn tranen’, ‘onderdrukking van de vijand’… Ellende troef blijkbaar… geen rozegeur en maneschijn-geloof… ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij’ (vers 6 en parallel (herhaling) vers 12). Een nedergebogen ziel, een onrustige ziel…
Dat is iets waar ik mijzelf helaas heel makkelijk in kan terugvinden… en het zou me niet verwonderen dat er hier nogal wat mensen zijn die daar ook geen moeite mee hebben. Die bij het lezen van de psalm duidelijke verwantschap voelen met de schrijver : dat er iets natrilt in je ziel bij het lezen van Psalm 42.
Dat is iets wat het bijbelboek Psalmen ook zo bijzonder maakt : eerlijke (zeg maar realistische!) menselijke ervaringen en emoties. En in die ervaringen, zo toont de psalmist ons, staan we niet alleen! Da’s een eerste, positieve opmerking die we hier mogen maken : we staan niet alleen!
‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij’… Een nedergebogen, een kromgebogen ziel… Kromgebogen… onrust in ons, en wel vanwege drie ervaringen in het leven, zo blijkt uit de psalm.
Ten eerste is er de schijnbare afwezigheid van God… ‘Mijn ziel dorst naar God…’ (vers 3). Die afwezigheid van God is niet alleen voor de flutgelovigen weggelegd ofzo… nee, zelfs zij die werkelijk smachten naar een teken van God (‘Gelijk een hinde die naar waterbeken smacht, zo smacht mijn ziel naar U, o God…’)… staan er schijnbaar alleen voor.
We zien ook in die eerste verzen van de psalm een stijgende intensiteit : mijn ziel dorst naar God, staat er… en dan : naar de levende God… en komen voor Gods aangezicht. Die schijnbare afwezigheid van God, die we steeds sterker aanvoelen in ons leven, maakt onze ziel kromgebogen… de onrust neemt steeds verder toe!
Aan de ene kant dorst de psalmist naar God… en aan de andere kant neemt de onrust steeds verder toe… Dat mag misschien op ‘t eerste zicht een tegenstelling lijken, maar eigenlijk is het vanzelfsprekend : hoe meer we verlangen naar God’s aanwezigheid, hoe meer we beseffen welke kloof er juist is tussen mens en God. Hoe duidelijker het besef wordt van het onrecht op deze wereld, hoe weinig zij beantwoordt aan wat de Schepper van hemel en aarde wil. Je zou bijna kunnen zeggen : hoe groter het geloof, hoe groter de onrust in de ziel, hoe meer kromgebogen onder deze maatschappij en haar ‘waarden’…
Hoe meer we God’s aanwezigheid willen in ons leven, hoe meer we juist de afwezigheid aanvoelen…
Vandaar dat de psalmist ook verwijst naar ervaringen van geloofsgemeenschap: ‘Hieraan wil ik denken (niet aan andere dingen!)… hoe ik optrok in de dichte drom… naar Gods huis (de tempel), een feestvierende menigte…’ (vers 5). Er is met andere woorden, het verlangen naar geloofservaringen in de kerk, in de groep… maar die zijn… zeldzaam… (om het zacht uit te drukken).
Het is bijgevolg heel goed mogelijk (om niet te zeggen waarschijnlijk) dat je als gelovige God zoekt en hem wil dienen… en toch voel je… niets… geen troostende nabijheid, maar schijnbare afwezigheid… en daarom groeit de onrust in je ziel…
En in die ervaring, mocht u die hebben, staat u niet alleen! Charles Spurgeon, de prins der predikers, was een zwaarmoedig man, leed aan depressies… Moeder Theresa schreef in haar dagboek over Godverlatenheid en de duisternis in haar ziel… Maarten Luther schreef vaak over die schijnbare afwezigheid van God in zijn leven… Al deze mensen waren bekend met dezelfde ervaringen van de psalmist : de onrust van de ziel bij de schijnbare afwezigheid van God in het dagelijkse leven.
Naast die schijnbare afwezigheid van God in ons leven toont de psalmist ons ten tweede : hoe onze ziel nedergebogen en onrustig wordt door de voortdurende problemen waarmee we geconfronteerd worden in het leven : ‘Watervloed roept tot watervloed bij het gebruis uwer stromen; al uw baren en golven slaan over mij heen…’ (vers 8). Water, in de bijbel, kan symbolisch staan voor ‘leven’, maar ook voor chaos, de dood… en dat is het waar de psalmist hier naar verwijst. Het kolkende water, de chaos van het leven, die voortdurend op ons inbeukt… het ‘gebruis’ ervan is oorverdovend.
Je kan gelovig zijn… en toch eenzaamheid ervaren. Geen vrienden hebben, geen partner hebben… Je kan gelovig zijn… en toch lijden aan een chronische, slopende ziekte… Dit is het wat de psalmist hier wil tonen : gelovig zijn is geen kant-en-klare oplossing voor de eventuele miserie van het aardse bestaan. En daarom : ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij?…’ De kromgebogen, onrustige ziel van de gelovige…
En ten derde, naast de schijnbare afwezigheid van God en alle problemen in ons leven, is er de tegenstand van de mensen om ons heen : ‘Met een doodsteek in mijn beenderen, honen mij mijn tegenstanders, doordat zij de ganse dag tot mij zeggen : Waar is uw God?…’ (vers 11).
Omdat God schijnbaar afwezig lijkt… omdat de problemen blijven komen in je leven… kan de ongelovige zeggen : ‘Waar is je God?’… Waar is Hij nu?? Waarom doet ie niks? Waarom laat hij het kwade toe in de wereld? Het lijden in je leven?…
Broeders en zusters, soms lijkt het alsof God ons vergeten is. Ja, het is opvallend hoe goed het vaak juist gaat met de ongelovige, met de mens die zich van niks aantrekt… die alleen maar denkt aan z’n eigenbelang… ja, met zulke mensen gaat het vaak voor de wind in deze wereld, deze maatschappij.
Tegenstand, voor een gelovige, is onvermijdelijk… we leven in een maatschappij, in een cultuur die in alle opzichten vijandig is ten opzichte van ons geloof. Mocht u dat niet zo ervaren in uw leven… dan vrees ik dat u toch eens dringend uw geloof moet herbekijken.
Kom openlijk uit voor Jezus Christus en die gekruisigd voor ons… en wees maar zeker dat er tegenstand zal zijn van collega’s op het werk, familie zelfs,… En het is niet meer dan normaal dat zoiets ons beinvloed… dat onze ziel zich krombuigt in ons… onrustig wordt…
De schijnbare afwezigheid van God, de nooit eindigende problemen in je leven, de tegenstand (het ongeloof) van de mensen om je heen… Dit is het waar je eigen ziel je dag in, dag uit aan herinnert. Deze drie thema’s hoor je voortdurend terugkeren als je naar je eigen ziel luistert…
Maar door God’s genade, laten we terugkeren naar onze psalm, en laten we zien hoe de psalmist antwoordt! Hij luisterde naar zijn ziel en werd kromgebogen en onrustig, maar toen gaf hij antwoordt :
‘Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God!‘ (vers 6 en 12!).
Als je luistert naar je ziel (afwezigheid van God, problemen in je leven, tegenstand van mensen)… dan moet je antwoorden : ‘Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God!’
Ons ongelukkig zijn (zelfs als gelovige) komt voornamelijk uit het feit dat we alleen luisteren naar onszelf… onze ziel herinnert ons voortdurend aan alle problemen die we tegenkomen of hebben moeten ondergaan. Let op : al die problemen zijn niet gefantaseerd! Ze zijn echt… helaas, maar al te echt.
Maar als je alleen maar luistert naar je ziel dan eindig je kromgebogen, onrustig… ongelukkig. Je moet trachten de monoloog van je eigen ziel te onderbreken… je moet zelf leren spreken, tegen de wanhoop van je eigen ziel in : ‘Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God!’
Dit is het wat de psalmist ons toont, ons demonstreert in psalm 42 : zijn ziel somt alle miserie op (afwezigheid van God, problemen, tegenstand)… en 2x onderbreekt hij zijn eigen ziel (vers 6 en vers 12) : ‘Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God!’
Ongelukkig zijn komt omdat je alleen maar luistert naar jezelf… en niet spreekt tegen jezelf over hoop. Ik wil niet de indruk wekken dat dit makkelijk is ofzo… (het dal van diepe duisternis is mij daarvoor te dichtbij)… Maar elke dag, elk ogenblik kunnen we kiezen : luisteren we naar onze ziel (en haar voortdurende herhaling van miserie)? Of spreken we over de hoop ons gegeven… de hoop die te vinden is in God? Luisteren we naar alles wat misloopt… of prediken we het evangelie van hoop aan onszelf??
Ik beken : dit is een heel moeilijk iets. En dat was het voor de psalmist blijkbaar ook : vandaar de herhaling in verzen 6 en 12. Het spreken van hoop aan jezelf is iets wat je voortdurend moet herhalen… want het ogenblik dat je zwijgt… begin je opnieuw te luisteren naar je eigen ziel (afwezigheid van God, problemen, tegenstand…). Het spreken van hoop vraagt… volharding! Het is, laat ik het zo zeggen, het aankweken van een goede gewoonte : Hoop op God! Dat lukt zomaar niet van de ene dag op de andere : het is het verkrijgen van een nieuwe levenshouding : je kiest voor de levensweg van hoop.
‘Hoop op God, want ik zal Hem nog loven…’ Dat is zo’n wonderlijk zinnetje…
Merk op : de toekomende tijd : ‘want ik zal Hem nog loven…’… Er komt een tijd dat ik Hem zal loven… Nee, vandaag nog niet… De wonden zijn te vers… de pijn te diep… woorden doodgebloed…
Maar als we leren spreken van hoop… ja, dan komt er een tijd dat we opnieuw God kunnen loven!
Spurgeon (de man van de depressies) zei het als volgt : ‘Wanneer je God’s hand niet ziet in je leven… vertrouw dan, hoop dan op Zijn hart’.
Broeders en zusters, luister niet naar je ziel, maar spreek… predik hoop aan je ziel : Hij is te vertrouwen! Mijn verlosser en mijn God!
Voorbede.
Hemelse Vader,
Wees niet langer schijnbaar afwezig in ons leven,
maar toon uzelf…
en indien niet : schenk ons dan tenminste hoop!
Laat niet toe dat problemen en miserie
onze zielen krombuigen : schenk ons hoop!
Laat niet toe dat de tegenstand van mensen
onze ziel onrustig maakt zodat we gaan twijfelen…
Twijfelen aan de hoop door U belooft…
Schenk ons die hoop, Vader!
Geef ons de kracht om onze eigen ziel te onderbreken
wanneer zij voortdurend praat in onze gedachten
over Godverlatenheid, miserie en tegenstand…
Geef ons de kracht en de volharding
om hoop te prediken aan onze eigen ziel.
Wij zijn vaak blind voor de werking
van Uw hand in ons leven…
ja, we knijpen onze ogen toe en willen het eigenlijk niet eens zien…
Open onze ogen Vader,
toon ons het werk van Uw handen in ons leven,
Verzacht het lijden die we moeten dragen,
schenk ons de naaste die ons wil ondersteunen,
en laat ons de naaste zijn voor die ander.
En wanneer we tegenstand ondervinden,
schenk ons die woorden van hoop :
de hoop van de beloftes door U gegeven.
Amen.