Gemeente,
‘Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is het, als broeders ook tezamen wonen’…
Deze psalm is één van de 15 psalmen (van 120 tot en met 134) die door joodse pelgrims werden gezongen op weg naar de tempel in Jeruzalem, 3x per jaar voor de grote feesten. Pasen in de lente (de bevrijding uit Egypte), Pinksteren in de vroege zomer (de wetgeving op de Sinai), en Rosh Hashana (het joodse nieuwjaar in de herfst). Deze 15 psalmen zijn allemaal heel erg korte psalmen, en ze hebben één centraal punt gemeen met elkaar : ze zijn in ‘t Hebreeuws zo opgesteld dat ze makkelijk van buiten te leren zijn. Deze pelgrimspsalmen handelen over de basisregels van het geloof, van het leven in relatie met JHWH en met elkaar. Zo ook onze psalm 133.
Nu is psalm 133 een lied van David, zo staat er geschreven. We weten niet waar en wanneer hij dit lied geschreven heeft. Er is echter een heel mooi verhaal in 2 Samuel 5:1-10 waar de 12 stammen van Israel uiteindelijk verenigd worden onder het koningschap van David. De eerste jaren volgden slechts enkele stammen zijn leiding, maar dan zien we hoe ze allemaal tot David komen en met hem een verbond sluiten. Daarna veroveren ze gezamelijk Jeruzalem, en David brengt dan de ark van het verbond over naar de nieuwe hoofdstad. En toen, voor de eerste keer, konden alle stammen gezamelijk God eren. Voor David moet dat een onbeschrijfelijke gebeurtenis geweest zijn : om daar te staan temidden van de verenigde stammen en God samen eren in éénheid! Misschien mogen we deze psalm zien in het licht van die ingrijpende gebeurtenis.
Voor ze echter konden komen tot die éénheid, was er wel een hele lange geschiedenis geweest van innerlijke verdeeldheid. Ze waren dan misschien wel allemaal zonen van Abraham, maar in de loop van die honderden jaren waren er heel erg grote problemen en geschillen gegroeid… Sommige stammen waren groter dan andere, of waren militair sterker dan andere, er waren stammen met handelsroutes en andere waren dan weer economisch achterlijk gebleven… sommige stammen keken neer op andere stammen vanwege bijvoorbeeld hun andere uitspraak van het Hebreeuws (een ander dialect). In de periode van de richteren zien we zelfs hoe elf stammen probeerden om de kleine stam van Benjamin volledig uit te roeien… Er was dus voordturend wantrouwen, jaloersheid, kortzichtigheid… tussen alle 12 stammen. En dan uiteindelijk in Jeruzalem onder koning David die ervaring van éénheid!!!
De psalm begint met een heel krachtig bevel : ‘Ziet!’. Dat betekent : zie nauwkeurig, bestudeer, onderwerp aan een onderzoek… wat gemeenschap eigenlijk is. We vinden de idee van ‘gemeenschap’ (van gemeente) al te vaak vanzelfsprekend. We onderwerpen de idee van ‘christelijke gemeenschap’ maar al te vaak aan onze eigen mening, aan onze eigen vooroordelen over hoe zo’n gemeenschap wel zou moeten zijn. Hoe wij vinden dat ze zou moeten zijn.
Deze psalm kan ons dus een geestelijk inzicht geven in wat ‘gemeenschap’ voor God eigenlijk is. Zo kunnen we ook beschermd worden voor onze eigen subjectieve idealisatie, persoonlijke invulling van wat christelijke gemeenschap geacht wordt te zijn…
David definieert ‘geestelijke gemeenschap’ op 4 wijzen, en hij toont ons ook 3 mogelijke resultaten van dat leren samenleven in éénheid.
Laten we dus eerst kijken naar hoe David ‘gemeenschap’ ziet…De definitie als het ware. ‘ Hoe goed en hoe liefelijk is het, als broeders ook tezamen wonen’… Broeders horen samen te wonen… Gemeenschap is dus ten eerste ‘samen leven’! De bijbel heeft het nergens over christendom op je ééntje… solitair christen zijn bestaat niet, kan niet! Als we christen worden, dan worden we christen in een gemeenschap van gelovigen. In een familie als het ware. Onze God is ook geen kluizenaar ofzo, nee Hij is JHWH : dat is : Ik ben immers met/voor jou! Hij is dus God in relatie met een ander, met de naaste. De kerk dient deze relatie te imiteren. Je kan geen gelovige zijn op jezelf (in een ivoren toren ofzo), je bent gelovige in relatie met de ander. Dat definieert de mens zoals God hem bedoeld heeft. Broeders horen samen te wonen!
Waarom voelen we ons dan vaak zo éénzaam in de kerk? Zo onbegrepen? Waarom erger ik mij zo vaak aan die gemeenschap?… Erger ik mij aan die ander in die gemeenschap?…
Omdat ik als zondig mens mijn naaste niet wil liefhebben, ik wil niet in relatie staan met de ander… ik wil God zijn in ‘t diepst van mijn gedachten… Ik wil mij verheffen boven de ander, neerkijken op de ander… Een mens is een wandelende tegenstelling : aan de ene kant wil hij wel die gemeenschap met anderen (als ze maar beantwoorden aan hoe ik vind dat ze moeten zijn natuurlijk…), aan de andere kant bedenkt de mens van alles om maar juist niet afhankelijk te moeten zijn van de ander, om niemand nodig te hebben, om alleen te kunnen zijn… We willen allemaal ons eigen huisje die we niet hoeven te delen met anderen… We willen allemaal ons eigen autootje, lekker afgezonderd van al die anderen in de file… We willen allemaal ons eigen tuintje, mooi afgeboord met hoge struiken zodat we niet hoeven te kijken op die vervelende buren… We willen gemeenschap, en toch creeeren we niets anders dan isolement? De andere wordt zo gereduceerd tot een belemmering van mijn ‘individuele vrijheid’ : de grote afgod van deze tijd. Het is de schuld van de anderen dat ik in de file sta… Het is de schuld van de anderen dat het strand zo overvol ligt (alleen ik heb het recht daar te liggen…)… De andere dus niet als aanvulling van mijn leven, maar als hindernis… Dat is niet wat de bijbel ons hier toont : gemeente zijn is samen leven met elkaar…
Ten tweede toont David ons in de psalm dat ‘samen leven’ als gemeenschap, ook ‘samen leven als broeders‘ is (want er staat ‘als broeders ook tesamen wonen’). In Israel werden alle inwoners van het land gezien als broeders en zusters. In Deut. 15 verzen 3 en 12 en Deut. 25 vers 3 zien we zelfs hoe bepaalde groepen in de samenleving, die normaal gezien niet als zodanig worden beschouwd, ook moeten gezien worden als broeders : nl. zij die diep in de schulden zitten, zij die zichzelf als slaaf hebben moeten verkopen, en veroordeelde misdadigers (!). Ook zij zijn onze ‘broeders’! In de Tora zien we hoe Israel als volk, als gemeenschap voor God een spirituele familie moet zijn.Op diezelfde wijze worden we geroepen als christenen in de familie, in de gemeenschap van de kerk. De kerk als plaats van volledige aanvaarding, van volledige liefhebbende gelijkheid,… de kerk als thuishaven… ongeacht je verleden, ongeacht je huidige toestand, ongeacht je huidige fouten, overtredingen, verslavingen,…
Leven als familie, dat is eigenlijk wat de kerk zou moeten zijn… maar hoe moeilijk is dat niet. Broeders en zusters maken ruzie met elkaar, vechten met elkaar, haten elkaar soms… Het eerste bijbelse verhaal van broeders die samen proberen te leven, is al een verhaal van moord en doodslag (Kain en Abel)… De broeders verkopen Jozef in slavernij… Zelfs Jezus werd niet begrepen door zijn broeders : de enige passage die we hebben in het evangelie over de broeders van Jezus toont ons hoe ze hem trachtten te weerhouden van zijn messiaanse taak, omdat ze blijkbaar denken dat hij eigenlijk een zacht gekookt eitje is… Tot zover de vele voorbeelden van broederlijke liefde in de bijbel… Broeders en zusters maken niet alleen heel vaak ruzie, ze zijn ook vaak heel verschillend van elkaar qua karakter, temperament, persoonlijkheid… Zo is het toch ook in de kerk?… De kerk is niet één grote gelukkige familie. Broeders en zusters in Christus zijn toch niet altijd aangename mensen (vinden we)? Ze stoppen precies ook niet met zondigen als ze christen geworden zijn hé…Ze worden ook niet plotseling getransformeerd in aangename gesprekspartners, of in gevoelige luisteraars, of in vurige voorbeelden van ‘t geloof… De waarheid is toch dat we in relatie met elkaar, als christenen, toch o zo vaak vervelend, ongevoelig, betweterig… zijn? Hoe vaak willen we niet weten van sommige broeders en zusters omdat ze naar ons gevoel zo tekort schieten, zo onchristelijk overkomen… En toch is dit onze christelijke taak : leren samen leven met elkaar als broeders!
Ten derde toont David ons dat gemeenschap ‘samen leven als broeders’ is, ‘in éénheid‘. Dat zien we niet echt in de Nederlandse vertaling, maar het zit wel in ‘t Hebreeuwse woordje dat we vertalen met ‘tesamen wonen’ : het is dus ‘tesamen wonen in éénheid’. In alles wat we doen ‘samen wonen’, op elk vlak ‘samen wonen’. Niet enkel op zondagmorgen dus. Maar samen leven als één familie ook tijdens de week! Ook op materieel vlak dus, zorgen voor elkaar. Het opnemen voor elkaar… op elk vlak. God werkt niet met geisoleerde individuen, maar met mensen in gemeenschap. Jezus koos 12 leerlingen en leefde 3 jaar met hen samen, in éénheid. Dat is dus bijbelse gemeenschap. Dat gaat ons vaak te ver natuurlijk : we vinden dat schending van onze privacy. Samen koffiedrinken na een eredienst is vaak onze limiet van samenleven als broeders in éénheid… Willen we onze tijd, onze aanwezigheid, onze betrokkenheid, ons geld… gebruiken voor de kerkgemeenschap? Samenleven als broeders in éénheid?
Tsja, samenleven als broeders in éénheid met mensen van dezelfde sociale-economische achtergrond, van dezelfde politieke kleur, van dezelfde leeftijdsgroep… ja dat willen we nog wel… maar samenleven als broeders in éénheid met mensen waar we een hekel aan hebben, met verslaafden zelfs… met misdadigers (!)… euh, daar bedanken we voor. De stammen van Israel hadden dezelfde moeilijkheid : samenleven met andere stammen die ze vaak niet eens konden luchten… en toch dat is wat hier in de psalm bedoeld wordt : samenleven als broeders in éénheid, met iedereen van de gemeenschap! (en niet alleen met onze favorieten).
Ten vierde zien we in de psalm dat gemeenschap ‘samen leven als broeders in éénheid’ een ‘gave is van God‘. Drie maal zien we het woord ‘nederdalen’ (nedervloeiende op de baard, nedergolvend op de zoom, en nederdalende op de berg…). Dat is dus telkens een beweging van boven naar beneden : het samen leven komt van boven, van God dus. De olie en de dauw zijn trouwens heel erg overvloedig : de olie loopt van het hoofd helemaal tot op de voeten, en de dauw strekt zich uit van de Hermon tot Sion. Dat samenleven van broeders in éénheid mogelijk is, is een overvloedige genadegave, zegen van God. De mens zelf is daartoe niet in staat… uit eigen kracht. De mens blijft steken in broedermoord (Kain en Abel), het verkopen van de broeder in slavernij (Jozef)… enz… Dat christelijke gemeenschap uberhaupt mogelijk is, is een gave van Godswege. ‘Want daar gebiedt de HERE de zegen’ : alleen God kan dat dus… en het resultaat is ‘leven tot in eeuwigheid’! Het Koninkrijk van God!
Als die christelijke gemeenschap een gave van God is, waarom voelen we dat dan vaak niet zo aan in de kerk?? Omdat wij voortdurend trachtten die gemeenschap te vormen (te misvormen) naar hoe wij vinden dat de gemeenschap zou moeten zijn. Naar ons eigen vals beeld van hoe die gemeenschap zou moeten functioneren, wie er wel en wie er niet mag inzitten, welke rituelen we moeten volgen en welke zeker niet…enz…enz… Een gave kan alleen maar ontvangen worden…als ik deze gemeenschap (met al haar fouten) maar leer aanvaarden als een gave van God. Deze ganse gemeenschap, dus ook zij die ik niet kan luchten, waar ik niet mee kan opschieten! In Johannes 17:20-26 zien we maar liefst 5 maal hoe Jezus Zijn hemelse Vader ziet als de schenker, als de maker van ‘gemeenschap’. We zien er ook de voorbede van Jezus om God te vragen ons die éénheid overvloedig te geven.
Dit is toch wel de belangrijkste boodschap van deze psalm : christelijke gemeenschap is een genadegave, het is een gave, beeld van het komende Koninkrijk van God. Het is genade dat we mogen samenleven als christenen! Laten we God danken op onze knieen, dat ook zij die we niet kunnen luchten, dat ook zij waar we niet mee kunnen opschieten, ook hier aanwezig mogen zijn in dezelfde gemeenschap. Onze vijand is onze broeder!
Nu, David belooft ons ook 3 resultaten als we komen tot zo’n christelijke gemeenschap (‘samenleven als broeders in éénheid op alle vlak’). Ten eerste zal die gemeenschap worden als olie… de zalfolie waarmee priesters en koningen geheiligd werden. Waarmee ze gereinigd werden van hun tekortkomingen, hun fouten, hun zonden. Zo wordt ook de christelijke gemeente gereinigd van haar tekortkomingen, wanneer we niet meer vitten op de splinter in het oog van onze falende broeder.
Ten tweede zal de gemeenchap zijn als de morgendauw : levendbrengend water van de hoogste berg af (de Hermon) tot en met de lage heuvel (Sion). Iedereen, van de hoogste tot de laagste stand, wordt gelijkelijk gezegend en opgenomen in de christelijke gemeenschap. ‘Het zijn de gunstbewijzen des Heren, want zijn barmhartigheden houden niet op, elke morgen zijn zij nieuw…’ (Klaagliederen 3:23).
Elke morgen zijn Gods zegeningen nieuw in de levens van de mensen hier rondom ons in de gemeente Zelfs al kunnen we niet zo goed opschieten met bepaalde figuren… God werkt ook door hen! We moeten de ander niet alleen leren zien als een uniek individu, maar ook als iemand die speciaal geliefd is door God! Verhinder dat je iemand in een hokje duwt…een hokje met een door ons opgeplakt etiketje (goed, slecht…). Als ik op zo’n nieuwe manier leer zien naar de ander, dan kan de gemeenschap niet meer vervelend zijn, of tegenvallen… want iedere dag is NIEUW! Als we die olie en die dauw leren zien op ons allemaal, dan kunnen we niet meer vervreemden van de gemeenschap, of er teleurgesteld in zijn. Het zijn enkel wij die dan nog kunnen tekort schieten… en niet de ander.
En het derde resultaat, de eindconclusie, na olie en dauw, is ‘leven tot in eeuwigheid’. Leven tot in eeuwigheid (het Koninkrijk van God), dat is…wanneer broeders samen wonen in éénheid.
Amen.