Matteüs 5 : 1 – 12

Gemeente,

‘Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen…’ (in de nieuwe bijbelvertaling : ‘Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel…’)

Hoewel de nieuwe bijbelvertaling een heel goede weergave is van het origineel, is de oudere NBG vertaling dat ook… met een meerwaarde : namelijk ‘arm’ te zijn! Het begin van een christen (de eerste zaligspreking!) ligt in armoede… dat is : het ‘niet hebben van’… Dat is het tegenovergestelde van alle ‘normale’ mensen die menen iets te ‘hebben’…

Het evangelie begint dan ook waar de wet (OT) eindigt : namelijk het uiterste wat de wet kan doen voor ons, is ons overtuigen van onze geestelijke armoede tegenover God : dat is het niet hebben van gerechtigheid tegenover God = geestelijke armoede! De eerste zaligspreking moet dan ook het beginpunt zijn van elk christen. (Daarom is het de eerste zaligspreking natuurlijk!).

Dat begin is nu ook niet minder in zegening dan de andere zaligsprekingen. Het is niet van een lager niveau ofzo, omdat het het beginpunt betreft, alsof het een opstapje zou zijn… De zegening van de eerste zaligspreking is namelijk net dezelfde als die van de laatste, samenvattende zaligspreking : namelijk het verkrijgen van het Koninkrijk van de hemelen. Zij die in armoede beginnen (en dus niets hebben), zijn even gezegend als de zachtmoedigen, de vredestichters enz… (die wel iets hebben zou je kunnen zeggen, namelijk de mogelijkheid, het talent om vrede te stichten bijvoorbeeld…).

Het ‘niet hebben’ is dus geen nadeel zoals in deze wereldse maatschappij. Meer nog, het is de zaken eigenlijk omdraaien… iets wat we in heel de Schrift terugvinden overigens. Hoe arm zijn zij die zichzelf rijk achten… en hoe rijk zijn diegenen die beseffen hoe arm ze zijn voor God! Dit is één van de paradoxen van het evangelie… tegenstellingen die deze wereld niet begrijpt… De man die dwaas lijkt voor deze wereld, maar in wijsheid zijn leven redt door het te verliezen, en rijk te worden door arm te zijn. Deze ‘armoede’ is het waarnaar we moeten streven, want van zulke mensen is het Koninkrijk van de hemelen.

‘Zalig de armen van geest’ (de nederigen van hart!) is niet alleen de eerste zaligspreking, maar ook de basis van al die andere die erop volgen. Want die levenshouding (arm te zijn aan ‘geest’ = zelf) is essentieel om de andere zaligsprekingen te kunnen bereiken. Zo’n zelf-armoede is de drempel van het Koninkrijk van de hemel! Niet vol zijn van je-zelf, maar arm te zijn aan zelf maakt plaats in je geest voor de ander, de naaste. Waardoor je dan zachtmoedig kan worden, een vredestichter, iemand die smacht naar gerechtigheid in deze maatschappij…

Het is heel belangrijk om dus op te merken dat de eerste zegening gaat naar de afwezigheid van een kwaliteit (armoede = het niet hebben van…). De zegen van God komt op de mens niet omdat hij zich onderscheiden heeft op één of andere nobele manier (vredestichten, zachtmoedigheid etc…). Maar de eerste zegen daalt neer op die mens die maar al te goed beseft hoezeer hij wel tekort schiet! (in armoede staan voor God). Daarom staat die armoede vooraan in de zaligsprekingen, omdat genade des te duidelijker zou zijn. Het zijn niet mijn talenten die zo belangrijk zijn, het hebben van iets (dat is waar de maatschappij zo vol van is)… maar het niet hebben voor God is het eerste contact tussen mijn ziel en deze God van genade. Zo kan de ene christen ook nooit de ander oordelen, want we kunnen elkaar alleen maar ontmoeten als gelijken. Gelijken in het ‘niet-hebben-van’ voor God… ‘Niemand is rechtvaardig, niemand doet het goede…’

Merk ook op dat er staat : ‘Zalig de armen van geest’ (nederig van hart) : het gaat om een innerlijke ingesteldheid. Er staat niet ‘Zalig zij die de juiste rituelen hanteren’, of ‘Zalig zij die in de juiste klederdracht naar de kerk komen’… Het gaat niet om uitwendige dingen! Je eigen armoede beseffen voor God, dat is de poort naar het Koninkrijk van de hemelen! Het gaat niet om prestaties, zelfs niet om intellectuele prestaties (het hebben van de juiste exacte dogma’s, de juiste geloofsovertuigingen)… het gaat om spirituele (= geestelijke) ingesteldheid!… De laagste onder de genade is veel hoger dan de hoogste in prestatie… (tollenaar en de Farizeeer).

De armoede van de mens voor God is een universele waarheid, en zalig zijn zij die dat beseffen. Wat je ook doet in je leven, je kan de schuld toch nooit afbetalen. Het is dus nog erger dan armoede eigenlijk. Armoede is weinig tot geen centjes hebben… maar de mens voor God staat in het krijt… de mens gaat negatief, in schuld. Armoede kan ontstaan door omstandigheden waar je niets aan kan doen…

Maar schuld hebben, negatief staan, niet kunnen afbetalen… daar heb je ‘schuld’ aan (het woord zegt het zelf in het Nederlands). Dat is wat geestelijke armoede inhoudt : schuld daaraan hebben, verant-woordelijk zijn daarvoor… zonde heet dat…

De mens die dat beseft, hoe hij staat tegenover God in armoede, in schuld… wordt nederig (‘de nederigen van hart’!). Zo iemand zal treuren over zijn positie tegenover God… en zo iemand zal dus vertroost worden! (de tweede zaligspreking).

De meeste mensen (de meeste christenen!) staan heel erg huiverig tegenover deze gedachte. Willen dit niet toegeven in hun hart. De trots van de mens komt hiertegen in opstand… Slechts weinigen begrijpen het verloren zijn van de mens ten volle. ‘We zijn toch zo slecht nog niet’… ‘Ik doe toch ook goede dingen in m’n leven’… En heel wat christenen beseffen het schuldig zijn wel op een theoretisch manier. Ze beseffen wat er in de Schrift staat, ze kunnen het niet ontkennen… maar het heeft geen praktisch gevolg in hun leven. Ze hebben het inzicht (intellectueel), maar niet de wijsheid (geestelijk).

De wijsheid om te beseffen hoezeer we de genade van God nodig hebben… Zonder de genade is er geen leven in onze dood… zonder de genade is er geen licht in onze duisternis…

Inzicht in deze ene waarheid biedt het fundament voor elke andere zegening in de zaligsprekingen. Het besef van eigen geestelijke armoede is het startpunt van een christelijk leven.

Zolang we te vol zijn van onszelf (rijk zijn aan zelf <> arm van geest), is er geen ruimte voor naasten-liefde, geen ruimte voor vredestichten, geen ruimte voor gerechtigheid…

Het besef van arm te zijn voor God maakt je leeg aan zelf, waardoor er ruimte ontstaat in je leven die kan gevuld worden door de Heilige Geest. Zij die hongeren ( = armoede aan eten, geestelijk voedsel), zullen gevoed worden… zij die dorsten ( = het niet hebben van water, levend water), zullen gelaafd worden… Het tegenovergestelde van deze eerste zaligspreking is vol te zijn van jezelf (rijk zijn aan zelf). Dat is het fundament (de basis, de eerste stap) van zonde : de eerste onzaligspreking zou je kunnen zeggen… en alle andere onzaligsprekingen volgen daaruit (het brengen van oorlog, ruzie, onrecht…). ‘Vol te zijn van jezelf’ : menen goed genoeg te zijn, God niet nodig te hebben…

Daarom dat een mens gebroken moet worden : waar een mens eindigt, daar begint genade… Nu, dat klinkt heel onsympathiek en allesbehalve pedagogisch verantwoord. Het is ook een ingesteldheid geweest die in de (kerk)geschiedenis veel miserie heeft teweeg gebracht. Maar dat was omdat mensen natuurlijk altijd de ander (!) wilde gebroken zien… in de opvoeding bijvoorbeeld, in plaats van zichzelf.

Wat dit gebroken zijn betreft, deze armoede aan geest… kijk alleen naar uzelf! Hoe een ander daarin staat tegenover God dat is zijn zaak, daar heeft u zich niet in te moeien.

Komt de mens op het einde van ‘zijn’ hoop, ‘zijn’ verdienste, ‘zijn’ wijsheid… dan begint Gods genade! Echte hoop bloeit open, echte troost verzadigt ons… Wij zijn niets, Christus is alles!

Nu kan het gebeuren dat sommige christenen trots worden op hun armoede in geest (in sommige kerken hoor je er pas bij als je heel erg kan weeklagen welk een afgrijselijke zondaar je wel bent)… Dat slaat ook nergens op natuurlijk : trots, om welke reden dan ook of onder welke vermomming dan ook, is altijd het tegenovergestelde van armoede van geest (nederig te zijn van hart!).

Hij die arm van geest is, beseft dat hij tekort schiet voor God… wat hij ook doet. Het kan niet anders of er is een aarzeling in zijn hart, onzekerheid tegenover God… besef van de mindere te zijn tegenover de naaste… Hij leest de beschrijvingen van wonderlijke bekeringen en bidt voortdurend dat hij dat ook mag meemaken in zijn leven, dag in dag uit… en iedere dag erkent hij zijn falen hierin. Hij doet wat hij kan met de talenten die hij gekregen heeft… maar kijk, er mislukt van alles… dingen lopen anders dan hij gedacht had… ja, iedere dag is een worsteling met onmacht… Zalig deze mens! Zalig de arme van geest!…

Zalig, gelukkig mag je zo’n christen noemen, want van zo iemand is het Koninkrijk van de hemelen. Merk op dat het geen toekomstbelofte is, zo van : later zul je het Koninkrijk ontvangen… Nee, er staat : ‘want hunner is het Koninkrijk der hemelen…’

De hemelse Koning is de aanvoerder van deze armen : ‘Voorwaar, hij zal de arme redden, die om hulp roept (roept u om hulp?), de ellendige, en wie geen helper heeft (bent u door mensen in de steek gelaten?); hij zal zich ontfermen over de geringe en de arme, hij zal de zielen der armen verlossen…’

(Psalm 72)… ‘Hij heeft machtigen van de troon gestort en eenvoudigen verhoogd, hongerigen heeft Hij met goederen vervuld en rijken heeft Hij ledig weggezonden… (en verder) omdat Hij heeft omgezien naar de lage staat zijner dienstmaagd’ (lofzang van Maria, Lucas 1).

Wie schaarde zich onder de banier van David? In de grot van Adullam : ‘Ook voegde zich bij hem ieder die in moeilijkheden verkeerde (verkeerd u in moeilijkheden?), ieder die een schuldeiser had (God is uw schuldeiser!), ieder die verbitterd was (bent u verbitterd?)… en hij werd hun aanvoerder’! (1 Sam. 22)… Dit is de eerste grondwet van het Koninkrijk : alleen de armen van geest houden vol. Zij zijn dankbaar voor die lage plaats… dienst van nederigheid en zelf-ontkenning is voor hen een eer… ‘Mijn ogen zijn niet trots, ik wandel niet in grootse dingen…’ (Psalm 131). Wandel niet mee met de massa op de brede weg die zich fixeert op prestatie, anderen de loef af te steken, de winnaarsmentaliteit… Deze maatschappij interesseert zich niet in vergeving van zonden, in heiliging van leven, in recht-vaardigheid… Alleen zij die worden als kleine kinderen, zullen het Koninkrijk betreden!

Laat het duidelijk zijn : alleen de armen van geest zullen regeren als koningen voor God. De over-winnaarskroon past niet op elk hoofd… in feite past het alleen op het hoofd van de ‘verliezers’…

Hij die trots is zal niet regeren… hij is de slaaf van prestaties, ambities… De nederige van hart is tevreden met wat hij heeft… Zelfkennis is het begin van zelf-overwinning…

De wereld en de media kijken reikhalzend uit naar hoog verheven, ambitieuze, rijke sterren met veel soap-gehalte. Eigenlijk om te weten wie thuishoort in het Koninkrijk van de hemelen zet je gewoon al die wereldse waarden op hun kop. Wat de wereld belangrijk vindt is voor God onbelangrijk en omgekeerd… zo simpel is dat eigenlijk. Niet de George Bush’s of Hiltons’ of Gates’ van deze wereld… maar zij die de voeten wassen van de leerlingen. Die in stilte leven voor God en hun medemens… onopvallend omdat ze zich bewust zijn van hun vele fouten… onzelfzuchtig en nederig vertrouwen ze niet langer op zich ‘zelf’, maar rusten ze, arm van geest (arm aan zelf), op God.

Amen.