Gemeente,
‘En Jezus zei tegen hen : Er is geschreven : Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden, maar u hebt er een rovershol van gemaakt…’
De gebeurtenissen van onze tekstlezing grijpen plaats vlak voor het grote feest van Pesach (Pasen), en vlak nadat Jezus, gezeten op een ezel, zijn intrede deed in Jeruzalem. Ongetwijfeld hadden sommigen hierbij gedacht aan de profetie van het bijbelboek Zacharia 9 : 9–10 : ‘Verheug u zeer, dochter van Sion! Juich, dochter van Jeruzalem! Zie, uw Koning zal tot u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland, arm, en rijdend op een ezel, op een ezelsveulen, het jong van een ezelin. Ik zal de strijdwagens uit Efraïm wegnemen, en de paarden uit Jeruzalem. De strijdboog zal weggenomen worden. Hij zal vrede verkondigen aan de heidenvolken…’ Ja, de Messias is een Koning van vrede… maar niet alleen voor Israël, maar ook voor alle heidenvolken! Laten we dit goed onthouden bij de verdere uitleg van onze tekstlezing!
De volgelingen van Jezus begonnen te beseffen dat hun tijd, deze dag, de dag was die voorspeld werd door de profeet Zacharia. Deze Jezus was hun Koning, rijdend op een ezel. Ze spreidden hun kleren voor hem op de weg uit, sneden palmtakken van de bomen om ze op de grond te leggen en riepen uit volle borst (Matt. 21:8v) : ‘Hosanna, de Zoon van David! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heere! Hosanna in de hoogste hemelen…’
Jezus ging dan de stad Jeruzalem binnen en ging onmiddellijk naar de tempel. Veel joden van die tijd leefden immers in de verwachting dat de komende Messias Jeruzalem en de tempel zou herstellen, zou reinigen, want vrome joden gingen er van uit dat de ware eredienst in de tempel in verval was geraakt. We kunnen hiervan lezen in het apocriefe boek Psalmen van Salomo (17:30) : ‘En hij (de Zoon van David) zal Jeruzalem reinigen, om het heilig te maken als vanouds. (31) Zodat de heidenvolken van de uiteinden van de aarde zullen komen om Zijn glorie te zien… en de glorie te zien van de Heere God…’ Opnieuw worden die heidenvolken vermeld!
Toen Jezus in de tempel gekomen was ging hij onmiddellijk over tot actie : (vers 12) ‘En Jezus ging de tempel van God binnen en dreef allen die in de tempel verkochten en kochten naar buiten, en keerde de tafels van de wisselaars om en de stoelen van hen die de duiven verkochten…’… Broeders en zusters… dit is de enige maal in de evangeliën dat Jezus geweld gebruikt!! We moeten ons wel degelijk afvragen hoe dit komt.
Merk op dat er uiteindelijk niets mis is met handel drijven. Dat er wisselaars waren in Jeruzalem die vreemde munten wisselden tegen de plaatselijke munt was niet meer dan normaal. Heel wat Joden die op Pesach naar Jeruzalem kwamen waren niet uit Palestina afkomstig maar kwamen uit vreemde, verre landsgebieden, waar andere munten werden gebruikt. Ook het aanbod van plaatselijke offerdieren was een goede zaak, zodat vreemdelingen niet van verre moest komen met hun eigen dieren. Met andere woorden, hier werden belangrijke diensten aangeboden waar niets verkeerd mee was, op zich! Jezus was dus niet tegen handel drijven (zoals wel eens gedacht wordt door sommigen)…. Jezus was tegen handel drijven in de tempel (op die specifieke plaats). Want zo’n handel drijven op het domein van de tempel ondermijnde het eigenlijke doel van de tempel! Want (vers 13) : ‘er is geschreven : Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden, maar u hebt er een rovershol van gemaakt…’ In het evangelie naar Markus staat er aanvullend (en heel belangrijk) : (Markus 11:17) ‘Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden voor alle volken. Maar u hebt er een rovershol van gemaakt…’ Voor alle volken!! Niet alleen voor Israël! Laten we dit kleine detail niet uit het oog verliezen. Voor alle volken, ja (opnieuw) voor alle heidenvolken!
Het was namelijk niet nodig dat het (noodzakelijke) handel drijven gebeurde op het domein van de tempel zelf. Er waren marktplaatsen genoeg dichtbij, buiten de tempel. Dat Jezus hier de tempel ‘reinigde’ was een heel belangrijke gebeurtenis : Jezus toonde hier openbaar Zijn autoriteit over de centrale plaats van eredienst in Israël. Hij toonde Zich als het ware als de Grote Hogepriester die de tempel terugbracht naar zijn ware functie. Door de handelaars uit te drijven oordeelde Jezus ook de priesters van de tempel en haar leiders, die zulke praktijken toelieten op het tempelgebied.
Ja, Jezus opende zo de tempel voor de zwaksten van Israël : (want we lezen in Matt. 21:14) ‘En er kwamen blinden en kreupelen bij Hem in de tempel en Hij genas hen…’ In die tijd werden zulke zieken geweerd uit de tempel : zij waren niet welkom (zoals voorgeschreven in de wet van Mozes : Lev. 21:18v). Jezus verdreef dus diegenen die door de autoriteiten waren toegelaten (de handelaars) en verwelkomde wie het door de autoriteiten was verboden om de tempel te betreden (de zieken)!
Jezus verklaarde Zijn handelen door oudtestamentische profeten te citeren. Beide citaten zijn heel erg kort, maar ongetwijfeld verwees Jezus naar de ganse context van de desbetreffende profetieën. Het eerste stuk van het zinnetje van Jezus (‘Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden’) komt uit Jesaja 56 en het tweede stukje (‘maar u hebt er een rovershol van gemaakt’) komt uit Jeremia 7. Eerst Jesaja 56 : 3-7 : ‘Laat de vreemdeling die zich bij de HEERE gevoegd heeft, niet zeggen : De HEERE heeft mij geheel en al van Zijn volk gescheiden… En de vreemdelingen die zich bij de HEERE voegen om Hem te dienen… hen zal ik ook brengen naar Mijn heilige berg, en ik zal hen verblijden in Mijn huis van gebed… Want Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden voor alle volken…’
Voor Jesaja was dit, vanaf het begin, het plan van de HEERE God, om buitenstaanders, vreemdelingen, heidenvolken te roepen tot Zichzelf. Niet alleen Israël is het uitverkoren geredde volk! Nee, het is juist de taak van Israël om alle volken te roepen tot God!
In de tijd van Jezus waren de leiders van het volk Israël dit vergeten! Zij dachten alleen aan zichzelf. Daarom lieten zij de handelaars toe in de tempel : de tempel was namelijk verdeeld in wel omschreven afgebakende gebieden. Het binnenste van de tempel was het Heilige der Heiligen : alleen de hogepriester mocht daar éénmaal per jaar binnenkomen. Daarbuiten was er het Heilige, waar priesters mochten komen. Daarbuiten was er de plaats voor joodse mannen. Weer daarbuiten was er de plaats tot waar de joodse vrouwen mochten komen. En weer daarbuiten was er het plein voorzien voor de heidenen, de vreemdelingen, de niet-Israëlieten. Ook zij mochten dus komen in de tempel om er God te vereren…. Maar juist daar stond het vol met de geldwisselaars en de handelaars in offerdieren!!… Zo hadden de leiders van het volk Israël de vreemdeling verdrongen zodat die niet langer een plaats had om tot God te komen! De vreemdeling telde niet langer mee! Door echter het buitenste plein te ‘reinigen’ van die handelaars maakte Jezus dat er weer plaats was voor de vreemdelingen in de tempel!
Het tweede stukje citaat van Jezus komt uit de profeet Jeremia (7: 3-10). Daar roept de HEERE Israël tot bekering en waarschuwt Hij voor aankomend oordeel. Israël beriep zich namelijk op het hebben van de tempel als garantie tegen oordeel : “… als u de vreemdeling, de wees en de weduwe niet onderdrukt… dan zal Ik u in deze plaats, in het land dat ik uw vaderen gegeven heb, laten wonen… Zie u vertrouwt op bedriegelijke woorden die niet van nut zijn. Stelen, doodslaan, overspel plegen… andere goden achternagaan… en dan voor Mijn aangezicht komen staan in dit huis (= de tempel) waarover Mijn Naam is uitgeroepen, en zeggen : Wij zijn gered… Is dan dit huis waarover Mijn Naam is uitgeroepen, in uw ogen een rovershol?…’
Eigenlijk zag Israël in die tijd (ook in Jezus’ tijd!) de tempel als een soort talisman : het was als het ware een nationaal gunstig symbool. De joden dachten dat de tempel hun automatisch in de gunst plaatste bij God. De tempel was er voor hen… om hen te redden (en niemand anders, zeker niet de vreemdelingen). Zij waren het doel vergeten van die tempel : een huis te zijn van gebed voor alle volken. Zodat alle volken God konden ontmoeten!
Na deze tempelreiniging lezen we in de verzen 18-22 hoe Jezus een vijgenboom vervloekt, en eigenlijk zelfs vernietigd (doet verdorren). Broeders en zusters, dit is de enige maal in de evangeliën dat Jezus een vervloeking uitspreekt… net zoals de tempelreiniging de enige maal was dat Jezus geweld gebruikte! Die twee gebeurtenissen houden dan ook verband met elkaar! De vervloeking van de vijgenboom was namelijk een symbolische handeling : de oude profeten (OT) gebruikten de vijgenboom vaak als een ‘beeld’ van Israël. Jezus handelde hier eigenlijk als één van die oude profeten die een symbolische handeling van oordeel bracht over het volk Israël : met name over de dode religie die in de tempel werd gebracht. Jezus zei eigenlijk : deze dode religie die in de tempel wordt gebracht draagt geen ‘vruchten’ (= het brengen van de goede boodschap aan de heidenvolken (het eigenlijke doel van het volk Israël)). Een geloof die geen vruchten draagt is een dood, verdord geloof!
De discipelen zijn verbaasd : ‘Hoe is de vijgenboom zo ineens verdord?’ (vers 20). Maar Jezus antwoordde : ‘Als u geloof had en niet twijfelde, zou u niet alleen doen wat er met de vijgenboom is gedaan, maar zelfs als u tegen deze berg zou zeggen : Word opgeheven en in de zee geworpen, dan zou het gebeuren…’ Nu zijn er veel mensen die denken dat Jezus hier feitelijk zegt dat iemand door middel van geloof in God alles kan bereiken op deze wereld (zoals bijvoorbeeld : rijkdom of gezondheid, volgens prosperity-gospel in de USA). Maar dat is niet wat Jezus hier zegt!… Laten we aandachtig lezen! Want Jezus spreekt hier niet over zomaar elke berg die door het geloof kan opgetild worden. Nee, Hij zei wel degelijk : ‘… maar zelfs als u tegen DEZE berg zou zeggen : Word opgeheven en in de zee geworpen, dan zou het gebeuren…’ Jezus heeft hier met andere woorden een heel specifieke berg in gedachten! En over wat was Jezus aan het spreken?… Over de dode religie in de tempel… de tempel nu stond op een ‘berg’, de tempelberg. Jezus heeft het dus over hoe ‘geloof’ de dode religie (van de tempelberg) kan verwijderen (optillen en werpen) in de ‘zee’ (beeld van chaos en dood). Waarachtig geloof maakt namelijk een einde aan ‘dode’ religie (die alleen maar bezig is met zichzelf) : dat is de betekenis van het zinnetje van Jezus.
Nu kan U misschien denken : Wat hebben wij daar mee te maken? Het gaat hier immers over de dode religie van de joodse leiders in de tempel van die tijd. Broeders en zusters, dode religie is van alle tijden! En floreert ook helaas in onze kerken… in ons leven.
Want in hoeverre is uw geloof levend, broeders en zusters? Draagt uw geloof ‘vruchten’? Of bent u zoals de vijgenboom : wel juist in geloof (levend) maar zonder vruchten?… En wat zijn dan deze ‘vruchten’, vraagt u zich misschien af?… Ten eerste wel dit : het huis van God, de kerk, is er voor alle volken, ja voor alle ‘vreemdelingen’. De universele kerk is er voor alle mensen! Brengt u de goede boodschap van God aan alle mensen? Nodigt u de ‘vreemdeling’ uit in uw kerk? En met vreemdeling bedoelen we niet alleen de niet-Belgen bijvoorbeeld, maar ook allen die ‘vreemd’ zijn naar uw maatstaf. ‘Vreemd’ zijn zij die ‘anders’ zijn : anders in hun gedragingen, anders in hun gedachten, anders in hun tradities… Maar al te vaak zijn zulke ‘vreemden’ een bedreiging voor onze opvattingen, voor onze waarheid, ja voor ons ‘geloof’. Maar ook zij hebben recht op een plaats binnen onze kerk (het huis van God, de tempel).
Ten tweede is het ook dit : dat alles waar wij meestal op vertrouwen : het gebouw, of de rituelen, de tradities, ja zelfs de formulering van onze geloofsbelijdenis… niet ons vertrouwen waard is. Maar dat wij dienen te vertrouwen op de Levende. Redding ligt niet in de dingen die wij belangrijk achten… maar ligt in de relatie die wij hebben met Hem (Jezus) die er steeds is voor ons… zoals Hij er is voor de vreemdeling, de ander, de naaste!
Broeders en zusters, maak plaats in uw leven, in uw kerk, voor de ‘vreemdeling’. Elke ander heeft het recht om te naderen tot de Levende (zelfs al zijn wij het vaak oneens met die andere). Laten wij samen, met elk andere ‘vreemde’, knielen voor onze God en Heiland, die het leven leefde die wij zouden moeten leven, en die de dood stierf die wij zouden moeten sterven. Kom allen tezamen, volken van de aarde, en prijst Zijn Heilige Naam!
Voorbede.
Hemelse Vader,
leer ons en openbaar ons het ware doel van Uw tempel,
van Uw kerk, dat is dat een ieder tot U mag komen.
Dat elk mens, elke naaste, elke vreemdeling,
tot U mag naderen om tot U te bidden.
Leer ons en openbaar ons dat de kerk er niet is
voor ons alleen, alsof dat het enige is dat telt.
Uw kerk is er niet zodat wij zouden kunnen zeggen :
Wij zijn gered! En het lot van de vreemdeling
interesseert en beweegt ons niet.
Nee, Vader : Uw kerk, ja onze kerk,
is er voor elke vreemdeling in ons leven.
Geef ons het inzicht, schenk ons de kracht
om te naderen tot elke vreemdeling in ons leven,
elke naaste die ‘anders’ is dan hoe wij zelf zijn.
Anders en vreemd op gebied van ras, kleur, geslacht…
Ja elke andere die afwijkt in overtuigingen en ideeën.
Zij zijn de vreemdelingen die ook het recht hebben om tot U te naderen.
Sta niet toe dat we hun in de weg staan.
Schenk ons de kracht om ‘vruchten’ te dragen in ons leven.
Werk Gij Uw goede werken in ons!
Zodat wij gastvrij en open mogen staan
voor elke vreemdeling die ons op de levensweg tegemoet komt.
Schenk ons steeds meer en meer waarachtig geloof,
dat is vertrouwen op U, zodat wij de ‘berg’ van dode religie
mogen optillen en wegwerpen van ons.
Zodat wij steeds meer en meer leven voor de naaste,
de vreemdeling en de andere in ons leven.
Wees ons genadig Vader, en openbaar Uzelf
in elke vreemdeling die ons tegemoet treedt.
Amen.