Marcus 5 : 22 – 43 + Numeri 15 : 37 – 41
Gemeente,
‘Want zij zeide : ‘Indien ik slechts zijn klederen kan aanraken, zal ik behouden zijn’.
Vaak verteld men het verhaal van het dochtertje van Jairus en het verhaal van de genezing van deze vrouw afzonderlijk van elkaar… maar het mag duidelijk zijn aan de opbouw van het verhaal dat deze twee wonderen bij elkaar horen.
Want de vrouw wordt genezen op weg naar het huis van Jairus. Een dode zal tot leven worden gewekt… en om ons daar op voor te bereiden wordt deze vrouw genezen. Want Hij zei tot haar : ‘Dochter, uw geloof heeft u behouden’…En terwijl Hij nog sprak (staat er), kwam men uit het huis van Jairus hem zeggen : ‘Uw dochter is gestorven’!… Dus : Dochter, uw geloof heeft u behouden…en… Uw dochter is gestorven. Dat staat vlak na elkaar! De dochter die 12 jaar als een levende dode was door haar vreselijke ziekte, gaat vooraf aan de dochter van 12 jaar die dood weer tot leven komt.
Maar goed, laten we ons eerst richten op de zieke vrouw die genezing zocht : 12 jaar lijden aan bloedvloeiingen… 12 jaar voortdurend lijden, voortdurend verzwakken door bloedverlies… 12 jaar lang had ze voortdurend gezocht naar een genezing voor haar aandoening… 12 jaar van de ene dokter naar de andere… (hoe herkenbaar voor sommigen onder ons)… 12 jaar : dat staat daar natuurlijk niet zomaar. Twaalf is een vol getal (denk maar aan de 12 leerlingen bvb). Ze was aan de volheid van haar lijden gekomen : niets had geholpen… ze had al haar geld opgemaakt in haar zoektocht naar genezing… menselijke dokters en ongetwijfeld kwakzalvers hadden van alles geprobeerd… Die 12 jaar staat dus voor het menselijke pogen en falen in haar volheid. De mens is niet in staat de eigen ‘bloed’vloeiing tegen te gaan.
En waarom dan ‘bloed’vloeiing als ziekte? Het bloed in het OT-ische denken bevat de ziel van de mens (denk maar aan het verbod in de Tora om bloed te eten). Haar ziel vloeide uit haar weg…
Is er iets verschrikkelijkers dan dat? Dit is de mens! Deze vrouw is een beeld van de mens, een beeld van ons mensen. Onze ziel vloeit uit ons weg : telkens wanneer we de naaste niet liefhebben, vloeit er een stukje ziel uit ons weg… tot we sterven. Dit is het lot van de zondige mens… de mens in opstand tegen God. Twaalf jaar lang (de volheid van onze tijd) zoeken we naar genezing bij allerlei ‘dokters’ en ‘kwakzalvers’ (net zoals deze vrouw)… de mensen die menen oplossingen te hebben, genezing te hebben voor die zielsverlating : dominees en priesters (de dokters)… goeroes van allerlei slag… de voorstanders van allerlei levensbeschouwingen en vormen van bijgeloof (de kwakzalvers)… maar niets helpt… onze ziel vloeit weg… tot de dood onafwendbaar volgt. Hoe verschrikkelijk is het lot van die vrouw… hoe verschrikkelijk het lot van de mens… van u en ik.
Laten we niet vergeten, broeders en zusters, de ziekte was ongeneeslijk. De ziekte was ook voortdurend erger geworden… In die 12 lange jaren was ze, ondanks die vele dokters, achteruit gegaan (staat er).
Laten we toch ook oog hebben voor haar sterk geloof ondanks haar vele teleurstellingen. Teleurstellingen die toch tot grote twijfel moeten hebben geleid. Waarschijnlijk herinnerde ze zich levendig haar eerste dokter die misschien gezegd had : ‘Hier neem dit potje Egyptische zalf uit de tombe van een of andere farao, en je ziekte zal snel verdwenen zijn’… maar het enige wat verdwenen was, was haar geld natuurlijk… daarna ging ze naar een wereldberoemde professor die, dankzij een geheime formule, haar 300 pillen deed slikken tegen een kleine vergoeding uiteraard… maar het enige wat haar daarvan bijgebleven was, was haar lege geldbuidel, en een maagzweer…(dat laatste was gratis). Kortom, haar medische avonturen waren vele, maar alle even triestig.
Ook wij willen genezing, broeders en zusters, net als die vrouw… van ziekte soms, maar ook van eenzaamheid, of twijfel, of ongeloof… En ook wij kennen heel wat ‘dokters’ en ‘kwakzalvers’ die ons van alles beloven : kom in deze kerk (en geen andere), dan zul je het ware geluk zien… (en stort ondertussen op deze bankrekening…), luister naar de woorden van onze grote leider Huppelepup, en alles wordt rozegeur en maneschijn (gelieve wel uw erfenis aan hem na te laten)…
Ook wij willen genezing… want we voelen de ziekte in ons. En we proberen allerlei ‘medicatie’ uit om genezen te worden : we gaan braaf naar die of die kerk, we geven geld aan goede doelen (toch een klein beetje), we bidden veel (ahem), we voeren heftige discussies met de ongelovigen op ons werk, of op school… en toch blijven we… ‘ziek’.
Laten we oog hebben voor het sterke geloof van die vrouw ondanks haar gevoel van onwaardigheid. Want voor de joodse wet was ze onrein : bloedvloeiing maakt onrein! Vanwege die onreinheid en de schaamte ervoor, naderde ze tot Jezus niet openlijk, maar van langs achteren. Ze is een vrouw, ze is onrein… kan ze een heilige rabbi iets vragen? Ja, eigenlijk is die aanraking die ze betracht een belediging voor de geestelijke… en dat is toch ook wat ons naderen tot God eigenlijk ook is : een belediging voor de meest Heilige. Want we zijn onrein (van lippen), onwaardig om voor Hem te verschijnen. Maar ze stelde haar vertrouwen op hem…
Laten we oog hebben voor het sterke geloof van deze vrouw die ook niets meer had om mee te onderhandelen… ze had al haar geld en bezit opgemaakt bij de kwakzalvers om genezing te vinden. En nu had ze niets meer… en zo moeten ook wij voor de grote Genezer komen, in het besef dat we eigenlijk niets hebben om mee te onderhandelen. Ook wij zijn aangewezen op zijn genade… Veel christenen hebben het daar toch zo moeilijk mee… eigenlijk onderhandelen mensen onbewust met God over hun redding : ze menen het wel te ‘verdienen’… maar we zijn zonder ‘geld’, broeders en zusters, onwaardig, onrein…
Het enige wat ons rest is geloof, vertrouwen, zoals deze vrouw had. ‘Indien ik slechts zijn klederen kan aanraken, zal ik behouden zijn’!
Had ze Jezus ooit voordien gezien? Of gesproken? Nee… (vers 27) : ‘ze had gehoord, wat er van Jezus verteld werd…’ Wat had ze dan wel gehoord? Misschien wat er staat in Lucas 6:19 : ‘En de gehele schare trachtte Hem aan te raken, omdat er kracht van Hem uitging en Hij allen genas’.
Dit is haar vertrouwen : het minste, kleinste contact met Jezus zal haar redden! Maar ze kan het Hem niet openlijk vragen, onrein als ze is. Onwaardig om als onreine vrouw voor de rabbi te verschijnen.
En dan ziet ze hem, door de menigte heen… zwak als ze toch is, heeft ze de moed en het doorzettingsvermogen om zich door de mensenmassa heen te dringen in zijn richting. Ze laat zich niet van haar doel afbrengen,… hopen mensen staan wel in de weg… de mensen met al hun meningen, bijgeloof, wetenschap, godsdienst… Maar dat interesseert haar niet meer… het enige wat haar rest is Jezus : Hij zal haar genezen. Daar is ze van overtuigd, dat is haar geloof!
Bijna is ze er… door het geduw en getrek heen ziet ze de gedenkkwasten aan zijn klederen. De tsitsith met daarin de blauwpurperen draad… de kwast die doet herinneren aan de 613 mitswot, de geboden van de Tora… ze strekt haar hand…
Het staat wel niet in onze lezing van Marcus… maar zou ze de klederen daar aangeraakt hebben? Aan de gedenkkwast? Komen ook wij niet in contact met Jezus door de Tora heen? Hebben wij ook niet het contact ‘van horen zeggen’ uit de bijbel? Is het niet door aanraking van de Tora/bijbel dat we Jezus leren kennen?
Mag ik ook even de aandacht erop vestigen dat het een opzettelijke aanraking was… het was geen toeval of per ongeluk, dat ze tegen hem aanliep… nee, ze strekte haar hand om Hem aan te raken. Jezus aanraken is een moedwillige handeling, broeders en zusters. Niet elk contact met Jezus redt de mens… het is de moedwillige, resolute overtuiging om Hem aan te raken die leidt tot reddend en genezend contact. Het besef van eigen onreinheid… het moedwillige contact door Tora heen… dat brengt de mens genezend bij Jezus…
En wat is het resultaat voor deze vrouw : onmiddellijke genezing! Onmiddellijke redding! Redding is ogenblikkelijk… Haar bloed, haar ziel vloeide niet meer uit haar weg!
Merk op dat ondanks haar redding en genezing er nog een stap noodzakelijk is. Want Jezus draaide zich om en zei : ‘Wie heeft mij aangeraakt’?
Alsof Hij dat niet wist… En wat zal die vrouw gedacht hebben op dat ogenblik?… Angst en schrik toch… de onreine vrouw die de rabbi durfde aanraken…
‘Wie heeft mij aangeraakt’? Een toch zeer vreemde vraag temidden van een opdringerige mensenmassa.
Maar Jezus werd aangeraakt op die heel speciale manier : het verloren schaap op zoek naar thuiskomst… de onreine op zoek naar redding… de zieke op zoek naar genezing…
‘En zij nu, bevreesd en bevende, wierp zich voor Hem neder en zei Hem de volle waarheid…’
De volle waarheid…!! Dat is : ze vertelde van haar ziekte… haar onreinheid… haar aanraking van de gedenkkwast (de Tora)… haar vertrouwen op Hem… De volle waarheid ten aanhoren van iedereen die erop stond te kijken… in het openbaar dus. Zij die Jezus willen volgen horen zich niet te verstoppen in de massa… Daarom ook openbare belijdenis van geloof… maar hopelijk niet alleen in de kerk, maar overal waar we leven en werken.
Een christen kan niet alleen privé-gelovig zijn… alleen thuis en/of op zondag… ‘Ze wierp zich voor Hem neder’ : dus op de knieën, temidden van de massa, getuigen van haar geloof, getuigen van haar genezing… En dan pas zegt Jezus : ‘Dochter, uw geloof heeft u behouden’… dus niet na haar genezing, maar pas na haar openbare belijdenis van onreinheid en vertrouwen.
‘Dochter, uw geloof heeft u behouden’… Dat is het moment van haar wedergeboorte. Na de letterlijke genezing, nu de innerlijke genezing. God vergeeft ons onze ‘bloed’vloeiing, onze onreinheid… maar daar stopt het dus niet… er moet in het openbaar, temidden van de mensen, getuigenis afgelegd worden van de grote daden van God…
Even samenvatten : er is dus het horen van het evangelie… dan volgt de aanraking door Tora heen… zo komen we tot vergeving van onze onreinheid, onze zondigheid… en dan de belijdenis temidden van de mensen…
‘Dochter, uw geloof heeft u behouden’… na 12 jaar dood te zijn (in onreinheid) innerlijk, komt ze voor het eerst tot echt leven, genezen naar lichaam en ziel.
‘Dochter, uw geloof heeft u behouden… En terwijl Hij nog sprak, kwam men uit het huis van Jairus hem zeggen : Uw dochter is gestorven…’ En inderdaad, de dochter was gestorven… na 12 jaar innerlijke dood was nu eindelijk haar oude natuur gestorven… en was het ogenblik aangebroken van haar wederopstanding uit de dood. Dit is wat bekering zou moeten zijn : opstanding uit de dood van ons egoistische denken, de bloedvloeiing in onze gedachten…
‘Talita Koem, hetgeen betekent : Meisje, Ik zeg u, sta op! En het meisje stond onmiddellijk op en het kon lopen…’ Dat is : vanaf nu wandelde ze op de weg des Heren.
Broeders en zusters, laten we onze eigen ‘bloed’vloeiing bewust zijn… laten we komen naar Jezus… laten we trachten Hem aan te raken door Tora heen… en laat ons ook komen tot belijdenis temidden van de mensen waarmee we leven… belijdenis van de grote daden van God in ons leven.
Amen.