Lucas 19 : 11 – 27

Gemeente,

‘Een man van hoge geboorte trok naar een ver land om voor zich de koninklijke waardigheid in ontvangst te nemen en daarna terug te keren. En hij riep tien van zijn slaven en gaf hun tien ponden en zeide tot hen : Drijft handel, totdat ik terugkom…’

De reden (het waarom) van deze gelijkenis wordt al onmiddellijk aangegeven in het begin van onze lezing : Jezus was op weg naar Jeruzalem en blijkbaar dachten heel wat mensen dat Hij daar, in de hoofdstad, zijn Koninkrijk zou stichten, zoals het een ‘messias’ betaamde (‘… en zij meenden dat het Koninkrijk Gods terstond openbaar zou worden…’).

Jezus echter, wilde hen tonen dat Hij binnenkort weg zou gaan om Zijn Koninkrijk te ontvangen in de hemel, en de dienaren (de gelovigen) zouden dan moeten achterblijven om Zijn belangen hier op aarde te verdedigen, zou je kunnen zeggen.
Deze gelijkenis die vermeld staat bij Lucas is een gelijkenis die heel weinig aan bod komt in de kerk (je hoort er eigenlijk nooit over preken) en ook daarbuiten weinig gelezen wordt. Misschien wel omdat de parallel-lezing bij Mattheüs (Matt. 25 : de gelijkenis van de talenten) veel bekender is.

Om Lucas 19 (de gelijkenis van de ponden) beter te begrijpen en te appreciëren is het misschien goed om even te kijken naar wat Flavius Josephus (de joodse geschiedschrijver van die tijd) schrijft over Herodes en de perikelen rond diens opvolging. Een gebeurtenis waar Jezus ongetwijfeld naar verwijst in deze gelijkenis.

Herodes was namelijk ‘koning’ in Judea… Nu moeten we zeggen dat hij alleen maar ‘koning’ was bij de gratie van de Romeinse keizer, van wie hij eigenlijk een vazal was. Toen Herodes kwam te sterven, wilde zijn zoon Archelaus hem natuurlijk opvolgen als ‘koning’… maar hij had daar de toestemming voor nodig van de keizer. Om die toestemming te verkrijgen moest je dat eigenlijk persoonlijk gaan afsmeken zeg maar… vandaar dat Archelaus de lange reis ondernam naar Rome om daar in audiëntie bij de keizer te pleiten voor zijn koningschap.

De joden echter (de burgers van Judea) zonden ook boodschappers naar de keizer, om er juist voor te pleiten Archelaus zeker geen koning te maken daar ze hem eigenlijk niet konden luchten, en van Judea een Romeinse provincie te maken zonder plaatselijke koningkjes (tyrannetjes in die tijd).
Eigenlijk mogen we wel zeggen dat Archelaus gehaat werd door z’n onderdanen… ‘doch zijn burgers haatten hem en zonden hem een gezantschap achterna met de boodschap : Wij willen niet, dat deze koning over ons wordt…’ (vers 14).

U ziet, als we die perikelen kennen over de troonsopvolging in Judea, dan wordt de context van de gelijkenis al een heel stuk duidelijker en dat zal voor de toehoorders van Jezus heel gekend geweest zijn. Uiteindelijk maakte de Romeinse keizer een etnarch van Archelaus (een sub-koning zeg maar) en werd zijn vroegere koninkrijkje opgesplitst (verminderd in oppervlakte). Toen hij uiteindelijk terugkwam nam Archelaus dan ook wraak op z’n tegenstanders en… beloonde hij de enkelingen die hem trouw waren gebleven rijkelijk!
Jezus gebruikt deze (voor joden van toen) gekende geschiedenis als achtergrond van zijn gelijkenis.

Nu kunnen we heel wat leren van deze gelijkenis (ook andere puntjes dan wat we zouden kunnen leren uit de parallel-lezing van Matt. 25 : de gelijkenis van de talenten)…
En wel ten eerste dat er twee soorten mensen zijn : we zien de vijanden die niet wilden dat die nobele man koning over hen zou worden, en we zien de dienaren die met zijn geld handel moesten drijven.

In onze wereld is er nogal de neiging mensen op te delen in groepjes : naar hun nationaliteit bijvoorbeeld, naar hun huidskleur, naar hun geslacht (man of vrouw), naar hun diploma’s… Alle indelingen die we nu bedacht hebben zijn, bijbels gezien, oppervlakkig. De enige onderverdeling die er in feite toe doet is deze : ben je een vijand, of een dienaar van Jezus de Christus? Zij die geen dienaren zijn, horen automatisch bij de vijanden, en omgekeerd…

Dienaar of vijand… alle andere onderverdelingen die mensen bedacht hebben zijn volslagen onbelangrijk. Laten we dat in gedachten houden wanneer we bepaalde mensen weeral eens in een vakje willen duwen…

Maakt u ook geen illusies over de ‘vijanden’… In onze maatschappij lijkt het er soms op dat heel wat mensen gewoon ‘neutraal’ staan ten opzichte van het geloof : iedereen heeft recht op z’n persoonlijke geloofsovertuiging enzo… Schijn bedriegt!
Heel wat mensen staan neutraal ten opzichte van ons, de dienaren, omdat we (laten we eerlijk zijn) eigenlijk geen handel drijven met het geld dat we van onze Heer en Meester gekregen hebben… Verkondig maar eens het ‘echte’ evangelie : de (absolute) verdorvenheid van de mens… de redding, gratis en voor niks, aan het kruis… Ik vrees dat spot en minachting de minste van je problemen zullen worden…

De natuurlijke mens (de vijand) haat de rechtvaardigheid van deze God. We merken het vaak niet, broeders en zusters, omdat we zelf als dienaren te kort schieten!

‘Doch die vijanden van mij’ (vers 27), ‘die niet wilden, dat ik over hen koning werd, brengt hen hier en slacht ze voor mijn ogen…’ Dit is een toch wel… heel harde uitspraak van Jezus… Het toont ook dat neutraal niet bestaat : het is of volledig voor, of volledig tegen. Broeders en zusters, laten we dan heel goed opletten dat we aan de kant van de ‘dienaren’ staan.

Het Griekse woord voor ‘dienaar’ (de nieuwe vertaling) wordt in de NBG mooi weergegeven met ‘slaaf’, want dat is het ook : letterlijk iemand die ‘vastgebonden’ was als het ware aan zijn meester. En dat is het wat we als christenen ook moeten beseffen : we zijn niet langer van onszelf, maar gebonden (als een slaaf) aan het verbond van genade.

We moeten afsterven aan onszelf : dat is niet langer mezelf in het middelpunt plaatsen (het natuurlijke egoïsme van de mens)… maar de taak die Hij, onze Meester, ons geeft (het ‘handel drijven met zijn geld’ in de gelijkenis)… als het allerbelangrijkste leren zien. Dat afsterven aan onszelf… ik kan u verzekeren : als de wereld, deze maatschappij, zoiets in u ziet… ze zal het als een zwakte zien en u er om minachten.

Ten eerste hadden we dus de twee groepen mensen op deze planeet : de haters en de slaven. Ten tweede willen we nu even kijken naar de taak die de slaven hadden uit te voeren.

De slaven die achterblijven, temidden van de vijanden, en die ook niet wisten wanneer hun Heer en Meester zou terugkeren (als Hij al zou terugkeren), moesten handel drijven in Zijn Naam met het geld van hun Meester. Nu moeten we er onmiddellijk bij zeggen dat die som geld die ze krijgen in de gelijkenis (een ‘pond’) een heel erg kleine som geld was. Een pond was namelijk gelijk aan 100 drachme, en slechts 1/100 (of 1/60… de ene encyclopedie beweert het zo, de andere anders) van een ‘talent’.

Wat het nu ook mag zijn (1/100 of 1/60), in de gelijkenis van Matt 25 krijgen ze dus veel meer. Maar hier in Lucas 19 dus slechts 1/100ste van een talent… ze krijgen weinig met andere woorden. Merk ook op dat de tien slaven allemaal hetzelfde krijgen, namelijk 1/100ste van een talent… dat is dus heel wat anders dan in de gelijkenis van de talenten, waar de één 5 krijgt, en dan ééntje 2, en de laatste ‘slechts’ 1 (Matt. 25).

In zekere zin zou je daar misschien het volgende uit mogen concluderen : mensen hebben inderdaad wel verscheidene talenten en het is ook zo dat de één meer ontvangt dan de ander, wat talenten betreft… (Matt. 25), maar als puntje bij paaltje komt schieten alle mensen schromelijk tekort ten opzichte van God… onze ‘talenten’ worden als het ware gereduceerd tot iets miniscuuls (1/100) als je je als slaaf gaat spiegelen aan de Koning. En als het gaat om zulke kleine hoeveelheden, dan doet het er niet toe dat de ene slaaf misschien 5/100sten ontvangt, en een ander 2/100sten, en nog een ander maar 1/100ste… In zekere zin relativeert deze gelijkenis van de ponden het belang van onze menselijke ‘talenten’.

In deze maatschappij waarin we leven is je talent o zo belangrijk… en je moet er liefst heel wat meer hebben dan de concurrentie!… Wel ten opzichte van God blijkt het niet zo uit te maken : je zou kunnen zeggen : iedereen krijgt in de ogen van God (die zoveel groter is dan ons) eigenlijk zo goed als evenveel (of laten we maar zeggen : even weinig). In de ogen van God zijn onze zogenaamde ‘talenten’ behoorlijk relatief…

Laten we ook het volgende opmerken aangaande de taak van de slaven : ze kregen geld van hun Meester. Toegegeven, het was blijkbaar niet echt veel geld… maar toch! Blijkbaar vertrouwde de Koning zijn slaven! En dat zegt ons meteen iets over christenen : God vertrouwt ons!

Broeders en zusters, ook wij moeten handel drijven met het geld (de weinige talenten in ons leven)… Vaak denken we (en eigenlijk gebruiken we het als een excuus natuurlijk!) : ach, ik ben toch niet speciaal… wat heb ik nou eigenlijk van talenten… ik kan zo weinig… hoe zou ik moeten het evangelie verkondigen?… hoe kan ik werken in het lichaam van Christus?… wat kan ik nou doen in de kerk?…
We zijn veel te snel geneigd om al die dingen over te laten aan de leiders, de dominees, de kerkeraad… de ‘anderen’ (zij die natuurlijk veel meer talenten gekregen hebben, denken we). Nee, broeders en zusters… iedereen van ons heeft iets (zelfs al is het maar 1/100ste) gekregen… zet bij wijze van spreken 100 christenen tesamen in een kerk en als iedereen iets doet… dan zouden we wat zien (dan krijg je 100/100sten)!

Ten derde wil ik een woordje zeggen over de verwachting van de slaven! Het was hun verwachting, hun hoop dat hun Heer en Meester als Koning zou terugkeren. Het is een hoop die we niet delen met deze wereld, deze maatschappij… integendeel! En het is omdat we die hoop hebben (tegen beter weten in… het gezonde verstand van deze maatschappij), dat we handel drijven met geld dat uiteindelijk niet van ons is…

Dat is meteen de definitie van ‘hoop’ : de verwachting van ons hart tegen beter weten in. Laat u niet onderuit halen door het cynisme van deze maatschappij… Maar al te vaak zijn we als die derde slaaf : die het geld van zijn Meester mooi weggeborgen had… je zou kunnen zeggen : die het geloof alleen voor zichzelf hield… Hij gebruikte zijn gezond verstand en wilde niet in aanvaring komen met deze wereld. Waarschijnlijk verwachtte hij ook niet echt dat zijn Meester zo spoedig zou terugkeren… Er was m.a.w. geen ‘hoop’ in zijn hart…
Verwachting, hoop is de drijvende kracht van christelijk handelen.

Ten vierde, en als laatste puntje, een opmerking over het plan van onze Meester. Een geheim plan mogen we wel zeggen, want, laten we eerlijk zijn… dit is toch wel een behoorlijk absurde gelijkenis. Een nobel iemand vertrekt naar een ver land om koning te worden en hij geeft 10 slaven geld om handel te drijven… dat klinkt allemaal nog aanvaardbaar… tot je tot de ontdekking komt dat het eigenlijk gaat om een heel klein bedrag. Waar is dat goed voor? Welk nut heeft dat nu? Had hij nu opdracht gegeven om te zorgen voor al zijn betzittingen, ja dan!… maar neen : een pond (1/100ste van een talent)… peanuts! Een niemendalletje!…
Waarom doet die Meester dat?…

Dat weinige geld en de handel daarmee… dat zal hem toch niet geinteresseerd hebben. Of misschien… was de ware reden van zijn opdracht, niet dat geld op zich… maar de vorming van de slaven! Want die Meester wilde slaven hebben die hij kon vertrouwen. Als die slaven hun best zouden doen wanneer hij weg was naar een ver land… hoeveel te meer zouden ze hun best dan niet doen, wanneer hij terug was gekomen en Koning zou zijn geworden!

Dus een test als het ware, van hun inzet, hun karakter, hun hoop en verwachtingen…
Een test en een voorbereiding op wat komen ging : want wat was hun beloning? Het ‘gezag over steden’, staat er. Belangrijk in de gelijkenis is het grootteverschil : van een pond (weinige centjes) naar steden (management van agglomeraties om het modern te zeggen) : oneindig belangrijker dan wat zakgeld… Maar met dezelfde principes als leidraad in het handelen (of het nu met centjes is of met een stad) : hoop, verwachting, vertrouwen… op die hemelse Koning.

Broeders en zusters, laten wij evenzo onze uiterste best doen met ons 1/100ste van een talent, tot Zijn eer… tot glorie van de hemelse Koning die spoedig terug in ons midden zal zijn.

Voorbede.

Hemelse Vader,

Geef ons dagelijks de kracht om getrouwe dienaren te zijn,

zelfs al menen we over weinig talenten te beschikken.

Geef ons het inzicht dat het weinige dat we hebben,

toch steeds kunnen aanwenden tot Uw eer.

Laat niet toe dat de wereld ons in slaap wiegt

met de gedachte dat-een-ander-het-wel-zal-doen…

Al wat we hebben (al is het dan nog zo weinig),

behoort U toe en hebben we van U mogen ontvangen.

Geef ons dan ook de kracht om als het ware ‘handel te drijven met uw geld’,

dat is : alles wat we hebben mogen ontvangen,

te gebruiken om uw evangelie voor deze wereld te verkondigen.

Hou daarom de hoop brandend in onze harten,

dat U spoedig terugkomt als Koning van hemel en aarde.

Ondersteun iedere dag opnieuw,

de verwachting van ons hart tegen beter weten in…

Hou ons overeind in het uitvoeren van onze taak,

tegenover het cynisme en de minachting van deze wereld…

Laat niet toe dat de haat van deze wereld ons klein krijgt…

Wij bidden U om te mogen volharden in deze wedloop,

zonder Uw kracht kunnen we deze test niet doorstaan.

Ja, wij zijn meer dan alleen uw dienaren…

wij zijn uw slaven en kunnen alleen functioneren

volledig verbonden aan U.

Sterk ons, ondersteun ons, werk door ons heen,

en we zullen met 1/100ste van een talent

niet alleen de wereld veranderen tot uw eer,

maar jawel, zelfs de kerk!

Soli Deo Gloria.

Amen.