Leviticus 13 : 9 – 17 + 4 : 1 – 9

Gemeente,

‘Maar als de melaatsheid op de huid helemaal uitbreekt en de melaatsheid heel de huid van de aangetaste bedekt, van zijn hoofd tot zijn voeten, zover de ogen van de priester kunnen zien… dan zal hij de aangetaste rein verklaren. Hij is helemaal wit geworden, hij is rein!’

Broeders en zusters, dit is toch de meest onverwachte zin die we ooit gehoord hebben. Je zou haast denken dat het een drukfout moet zijn, of een misser in de vertaling. Maar niets is minder waar! Wanneer de melaatsheid volledig de huid bedekt dan zal de priester hem of haar rein verklaren!!…. Volledige melaatsheid… en toch rein verklaren! Hier vinden we dan ook, in de Tora, in tegenstelling tot wat ‘moderne’ theologen mogen beweren, de essentie van het evangelie, de goede boodschap.

‘Melaatsheid’ in de bijbel duidt op elke ernstige huidaandoening (dus ook de ziekte die we tegenwoordig ‘lepra’ noemen, maar die we vaak verwarren met bijbelse ‘melaatsheid’). Melaatsheid (die verzameling huidziektes) was het teken, het symbool bij uitstek van onreinheid. Niet alleen letterlijke onreinheid (aan de buitenkant), maar ook figuurlijk, als een symbool van geestelijke onreinheid : zonde. Vandaar dat men ook vaak dacht, in bijbelse tijden, dat melaatsen dus vreselijke zonden hadden begaan en dat toonden aan de buitenkant, wat binnenin verkeerd liep. Melaatsheid was ongeneeslijk, dat wil zeggen : de mens zelf kon er niets aan doen. Melaatsheid kwam op en ging eventueel weer weg zonder enige inbreng van de mens. Melaatsen werden zo veracht, vanwege die vermeende innerlijke onreinheid, dat ze uit de gemeenschap werden gestoten en op aparte plaatsen dienden te leven (Numeri 5:2). Ze mochten niet meer in de dorpen en steden verschijnen. Bijgevolg konden ze ook niet meer naar de tempel in Jeruzalem. Dat had verstrekkende gevolgen voor hun relatie met God. Want uitgestoten melaatsen konden zich dus ook niet langer verzoenen met God door middel van de voorgeschreven offers.
Zo staat de melaatse in de bijbel symbool voor de zondige mens! Zonde maakt ons even onrein in de ogen van God. We kunnen niet meer naderen tot God. Het lot van de zondige mens is wat Jesaja uitroept (6:5) : ‘Wee mij, want ik verga! Ik ben immers een man met onreine lippen en woon temidden van een volk met onreine lippen…’ Of wat Petrus uitriep in Lukas 5:8 : ‘Heere, ga weg van mij, want ik ben een zondig mens!’… Broeders en zusters, wij allen zijn als het ware geestelijk melaats in de ogen van God. Onze tekst van vanmorgen heeft dus ons wel degelijk iets te zeggen!

Laten we nu zien wat onze tekst ons zegt over de melaatse die voor de priester gebracht wordt. Merk ten eerste op, broeders en zusters, dat de melaatse onder de OT-wet werkelijk niets doet… de priester doet alles! Vers 9 : ‘Wanneer de ziekte van de melaatsheid zich bij een mens voordoet, moet hij bij de priester worden gebracht…’ : de melaatse gaat niet eens uit zichzelf tot bij de priester! Nee, hij moet worden gebracht. De melaatse is volledig passief!

Dan zal de priester kijken naar de melaatse : heeft deze melaatse plekken op de huid, maar ook plekken die niet aangetast zijn… dan zal de priester hem onrein verklaren. Is de melaatse echter zo volledig aangetast dat er geen enkele gezonde plek meer aanwezig is, dan zal de priester hem rein verklaren! Dit is toch heel erg wonderlijk!…
Laten we nu vanuit het NT kijken naar deze passage in de mozaïsche wet : hoe verschijnt de zondaar (de natuurlijke mens, U en ik) voor onze Hogepriester, Jezus de Christus? Merk ten eerste op dat de zondaar volledig passief is, dat wil zeggen : hij kan niets doen om daar te mogen verschijnen. Het is die Hogepriester die alles zal doen! Maar nu heb je velen die daar komen (melaats, ja zondig zoals ze zijn), maar die zeggen : kijk, beste hogepriester, ik ben wel melaats (zondig) hier en hier in mijn leven… Dat is, ik weet dat ik wel af en toe iets misdoe, ik heb inderdaad zwakke punten in mijn leven… MAAR, merk toch op alle goede dingen die ik doe en gedaan heb. Ja, ik heb als het ware nog veel gezonde huid. Ik heb eigenlijk meer gezonde huid dan melaatse huid… is dat geen reden om rein verklaard te worden??…. De Hogepriester zal hem of haar onrein verklaren! Wie van zichzelf denkt dat het wel meevalt, dat er naast onreinheid toch ook reinheid te vinden is… die zal volledig onrein worden verklaard.

Maar kijk, daar wordt er nog een andere melaatse (een zondaar) voor de Hogepriester gebracht. En deze melaatse beseft zijn volledige melaatsheid. Hij toont zijn volledige melaatsheid aan de Hogepriester : geen excuses, geen verzachtende omstandigheden, geen uitvluchten…! Wat Jesaja doet uitroepen (Jesaja 64:6v) : ‘Wij zijn allen als een onreine, al onze rechtvaardige daden zijn als een bezoedeld kleed (menstruatie-doeken). Wij allen vallen af als een blad en onze misdaden voeren ons weg als de wind…’ Of met andere (Paulinische) woorden : ‘Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God!’ … Deze melaatse is tot dat besef gekomen. En hij roept het uit tot de Hogepriester : Ik ben een zondaar, volledig onrein! Als ik ooit wil genezen verklaard worden dan heb ik GENADE nodig. Ik kan het niet uit mezelf. Ik wil wel zijn zoals U, maar ik heb niet de kracht uit mezelf om de zonde in mijn leven te verwijderen. (Jeremia 13:23) ‘Kan een Ethiopiër (Cusjiet) zijn huid veranderen, of een luipaard zijn vlekken? Zou ook u dan goed kunnen gaan doen, gewend als u bent om kwaad te doen?’… Hogepriester, aan Uw voeten val ik neer, volledig melaats ben ik van top tot teen. Niets heb ik om over te roemen, alleen op Uw genade kan ik vertrouwen!…

Broeders en zusters, doe dit en Hij maakt je tot een reine melaatse. Je zonden worden vergeven, je ongerechtigheden worden verwijderd. Door het bloed van de Hogepriester, Jezus de Christus, die stierf aan het kruis, ben je ‘gered’, dat is : je wordt rein verklaard (zelfs al ben je nog melaats).
Want dit is iets wat we niet mogen vergeten (en wat door heel wat ‘gelovigen’ niet begrepen wordt). De Hogepriester verklaart je rein… maar je bent wel nog steeds melaats van top tot teen. Zonde blijft in je leven aanwezig, zelfs al ben je een kind van God geworden! Pas vanaf de rein-verklaring start het proces van strijd tegen de zonde in je leven (dat is wat we ‘heiliging’ noemen) : de strijd tussen de geest en het vlees. (Gal.5:17) : ‘Want het vlees begeert tegen de Geest in, en de Geest tegen het vlees in, en die twee staan tegenover elkaar, zodat u niet doet wat u zou willen!’…
Laten we nu even kijken naar de handelingen die de priester stelt wanneer hij de melaatse rein, genezen wil verklaren (verzen 14:1-9). Want nogmaals : het is de priester die alle handelingen stelt… De melaatse is en blijft passief zolang hij niet rein, genezen verklaard is.

Nu mogen we lezen in die verzen over een offer en een opstanding. Ten eerste het offer : (vers 5) ‘De priester moet dan opdracht geven dat men de ene vogel slacht boven een aarden pot met bronwater (levend, bewegend water)…’ Net zoals toen Jezus ter dood werd gebracht, er bloed en water uit zijn zijde vloeide (Joh. 19:34 : ‘Maar een van de soldaten stak met een speer in Zijn zij en meteen kwam er bloed en water uit…’). Als zonde verwijderd moet worden, moet het door bloedstorting gebeuren. Bloed staat voor (de essentie van) het leven waarmee het on-leven van zonde teniet gedaan wordt. De enige die in staat is om zo’n bloed te geven is de Rechtvaardige, zelf zonder zonde, Jezus de Christus. De melaatse doet zelf niets, hij kan enkel ontvangen de genade hem of haar geschonken. Dit is het offer (aan het kruis).

Daarna volgt opstanding in onze verzen uit Leviticus 14 : (vers 6) : ‘Hij (de priester) moet… de levende vogel dopen (!) in het bloed van de vogel die boven het bronwater geslacht is…’ Zevenmaal moet de melaatse besprenkelt worden met dat bloed (terwijl hij nog melaats is, laten we dat niet vergeten!). Zevenmaal is een voortdurende besprenkeling (de zeven dagen van de week). Voortdurend verklaart God de melaatse onder het bloed rein! Toen liet men de levende vogel (gedoopt in het bloed van de andere) wegvliegen in het open veld. Dit is de opstanding uit de dood van de melaatsheid : leven wordt terug mogelijk, vrijheid voor de mens (wegvliegen in het open veld). Redding, broeders en zusters, komt niet voort uit jezelf (uit wat je doet of gedaan hebt). Maar redding komt uit het volbrachte werk aan het kruis (het offer van de Hogepriester).
Nu zijn er heel wat christenen die zeggen : Ik weet wel dat Hij stierf voor ons maar ik voel dat niet in m’n leven (lijden blijft, miserie is er nog steeds, wanhoop blijft, depressie ook voor de christen)… Sommige kerken dwepen met dat ‘gevoel’ (met de emotie van geluk)… Maar zijn we dan gered door ons gevoel??… Ons gevoel heeft er niets mee te maken! We zijn gered omdat Hij stierf voor ons (in onze plaats). Gered om wat Hij deed… Het is al volbracht! Wij zijn gered : richt je blik op de verhoogde, vertrouw op Hem (dat is ‘geloof’). Niets anders is hier van belang : niet hoe we ons voelen, of hoe we ons gedragen (ik spreek hier wel over de redding, niet over de heiliging!).

Want zo mogen we komen bij de heiliging : dat is een vergeten iets in het christendom! Hoeveel zijn er niet die zeggen : wij zijn gered… en dat is het dan, ze doen niets… ze zijn christen in de zetel.
Maar dat is niet wat we mogen lezen in onze tekst : ook de melaatse komt tot handelen na de genezings-verklaring. Voordien kan hij niets doen… de priester doet alles. De priester doet alles om hem of haar rein te verklaren, het offer en de opstanding. Maar het ogenblik dat hij gered is, begint het werk! Lev. 14:8 : ‘Wie gereinigd wordt (door de priester), moet zijn kleren wassen, al zijn haar afscheren en zich met water wassen. Daarna mag hij in het kamp komen, maar hij moet zeven dagen buiten zijn tent blijven…’ Het bloed was eerst (het offer), nu komt het water!

De Hogepriester doet alles voor de reiniging (de redding) van melaatsheid (van zonde). Maar wanneer er éénmaal vertrouwen (geloof) is in Christus, moet je jezelf leren wassen : ophouden met zondigen. Dit is het proces van heiliging, waartoe je in staat bent door de kracht van de Heilige Geest die in je woont. Merk op dat deze heiliging een proces is : er wordt gesproken van zeven dagen (de ganse week, je ganse leven hier op aarde). Heiliging is dus een geleidelijk proces, daar waar redding het werk is van een ogenblik. Sommige christenen denken wel eens dat eenmaal gered, je automatisch niet meer zondigt… of als je zondigt dat je je redding weer kwijtspeelt. Als dat zo zou zijn dan is niemand van ons gered! Maar Godzijdank ligt redding (reiniging) bij het werk van de Hogepriester, waaraan wij niets kunnen bijdragen. Heiliging (de dagdaagelijkse worsteling met zonde) is een voortdurend proces in je leven. Er staat ook dat je je haar moet afscheren : dat is het verwijderen van oude gewoontes, oude zonden. Er dient in je leven een radicale nieuwe weg te worden ingeslagen. Je kan geen christen worden en alles bij het oude laten. Let wel : toen je rein werd verklaard door de Hogepriester was je nog altijd melaats : zonde blijft in het leven van een christen. Maar vanaf dan begint de Levensweg : op naar het Koninkrijk en weg van de oude zonden. Je kan niet langer egocentrisch te werk gaan. Naastenliefde neemt de plaats van egoisme in! Toch zullen die twee strijden in je leven tot het einde toe…

Kunnen we dan toelaten dat we verslappen? Dat we in ons handelen zijn als alle andere mensen? Allesbehalve! Voor de redding kon de mens niets doen, in de heiliging moet hij leren alles te doen, door de werking van de Heilige Geest in ons. Dat zal met vallen en opstaan gepaard gaan. Daarom dat er in onze tekst staat dat hij zeven dagen lang niet in zijn eigen tent mag binnengaan. Zolang hij niet heilig is voor de Here mag hij niet rusten.

Deze tekst in Leviticus, broeders en zusters, is het evangelie in een notendop. Het evangelie van verzoening met God door het offer en de opstanding. En daarna het antwoord van de gelovige : de handelingen van de apostelen zou je kunnen zeggen.
Sta dan voor de Hogepriester, broeders en zusters, belijd je volledige melaatsheid. Zoek geen uitvluchten, verzin geen excuses. Maar zie naar de Verhoogde en verwacht alles van Hem : offer en opstanding. Vertrouw hierop (dat is geloof!) en je bent gered, zelfs al ‘voel’ je daar niks van. We hoeven het niet te voelen, want we vertrouwen er immers op. We vertrouwen op Zijn belofte dat het zo is. En kom dan tot handelen! Acht de ander uitnemender dan jezelf. Leef vanuit naastenliefde. Help, sterk, troost, steun de ander in je leven. Doe dit alles in je leven tot Zijn eer en glorie!

Voorbede.

Hemelse Vader,

Wij staan voor U, volledig melaats.

Wij kunnen niet genezen uit onszelf, op eigen kracht.

Wij hebben U als Hogepriester nodig.

Zie, hier staan we dan Vader!

Geen gezonde huid meer, maar volledig melaats.

Wij weten en bekennen dat we zondaars zijn,

dat we de naaste niet liefhebben als onszelf…

Maak ons dan rein door het offer van Uw Zoon,

Jezus Christus, de gekruisigde.

Doe ons komen tot opstanding, nieuw Leven,

doe ons, gedoopt in Uw bloed, wegvliegen in vrijheid.

Leer ons om te vertrouwen op Uw redding,

zelfs wanneer we daar niets van voelen.

Leer ons om te vertrouwen dat U alles volbracht hebt

aan het kruis, in onze plaats.

En wanner we dan, in vertrouwen, dit alles geloven,

schenk ons de dagelijkse kracht

om te komen tot heiliging in ons leven.

Dat we niet bij de pakken blijven zitten,

maar trachten te komen tot vernieuwing in ons leven.

Dat we niet langer genoegen nemen met oude, foute gewoontes.

Maar dat we ons dagelijks willen reinigen,

dat we willen komen tot naastenliefde.

Leer ons, iedere dag opnieuw, te treden in Uw voetsporen.

Maak ons tot steun en toeverlaat van de ander, de naaste, in ons leven.

Dat allen mogen komen tot prijs en dankzegging van Uw grote Naam!

Amen.