Gemeente,
‘Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus, en Timoteüs onze broeder, aan de heilige en gelovige broeders in Christus te Kolosse : genade en vrede zij u van God, onze Vader…’
Paulus schrijft hier aan een christelijke geloofsgemeenschap die hij eigenlijk zelf nooit bezocht had. De kerk in het stadje Kolosse was namelijk gesticht door een zekere Epafras, van wie we kunnen aannemen dat hij het evangelie wellicht in Efeze had gehoord, waarschijnlijk van Paulus zelf.
Later moeten Paulus en Epafras dan elkaar opnieuw hebben ontmoet, en bij die gelegenheid zal Epafras hebben verteld van die kerk in Kolosse, en wat er eigenlijk aan het mislopen was : de komst van nieuwe leraars, die andere, nieuwe dingen vertelden… die ‘aanvullingen’ brachten op het evangelie, zou je kunnen zeggen… tot verwarring van de jongere gelovigen.
Die aanvullingen waren blijkbaar joods-ritualistische van aard, met zelfs hier en daar wat heidense extraatjes gekruid (dat oogt altijd wel cultureel verantwoord, als je mee bent met de tijdsgeest). Christus werd niet ontkend ofzo, dat niet… maar door allerlei zaken erbij te voegen, raakte de waarheid van het evangelie wel verborgen. Dat is iets wat we ook voortdurend zien gebeuren doorheen de kerkgeschiedenis : elementen van de eigen cultuur, de eigen tijdsgeest… die bij het evangelie worden gebracht, waardoor gelovigen de essentie uit het oog verliezen.
Zo zien we als eerste ‘afwijking’ in hfdst. 2 (11, 16, 17) hoe het ‘vernieuwde, cultureel-verantwoorde’ evangelie in Kolosse als vereiste stelde dat niet-joodse christenen toch moesten voldoen aan de joodse rituele wet.
‘Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat…’ (schrijft Paulus). Allemaal zaken die in de Wet van Mozes exact omschreven staan, en die door de nieuwlichters in Kolosse als essentieel naar voren geschoven werden.
In 2:18 wordt er ten tweede gesproken van ‘engelenverering’ : engelen werden afgeschilderd als middelaars tussen de fysieke wereld van de zondige mens en de spirituele wereld van God. God en de mens te ver uit elkaar, en je hebt dan een klasse nodig die dat kan overbruggen. In de roomse kerk hebben ze daar de priesters voor… daar zit eigenlijk dezelfde gedachte achter.
En ten derde zien we in 2:20-23 een verkeerde nadruk die blijkbaar gelegd werd op ascese (‘waartoe laat gij u geboden opleggen?’, schrijft Paulus).
Dus terugkeer naar de joodse wet, engelenverering, ascese… in de gemeente te Kolosse. En daarom schrijft Paulus dus die brief naar Kolosse : om die fout, of zeg maar fouten, recht te zetten en het evangelie op de juist, volle manier uit te leggen. Om te trachtten komaf te maken met al die details, die bijgevoegde extraatjes zonder spirituele waarde.
Fouten die ook verdeeldheid zaaiden, omdat ze de gemeente verdeelde in een groep die zichzelf superieur achtte (want wij doen die extraatjes, dus zijn wij beter!), en een groep die daar niet zo door beinvloed werd (en dus als een minderwaardig soort christenen werd beschouwd)…
Hoe vaak, broeders en zusters, kijken wij niet zelf naar andere christenen, andere kerken… met juist diezelfde ingesteldheid. Zij doen niet precies wat wij doen, of niet op onze manier… dus… zijn ze mindere christenen, foute christenen, of… zelfs helemaal geen christenen!… denken we dan.
Paulus schuift in z’n brief voortdurend één waarheid naar voren : alleen Christus (en die gekruisigd) : Solus Christus! Gelovigen zijn dan ook, zegt Paulus, ‘volmaakt’ in Christus. Dat wil zeggen dat zo’n geloof, zo’n vertrouwen al het andere (wat het ook mag zijn, welk detail het ook mag zijn) niet langer als noodzakelijk beschouwd!
Vertrouwen op Christus en het reeds volbrachte werk sluit elk ander vertrouwen (op wat dan ook) uit! Het is of het één of het ander : of wat Christus volbracht heeft is voldoende… of niet. Ga je er van uit dat je allerlei bijkomstige dingen moet volbrengen of presteren, dan is het offer van Christus blijkbaar niet voldoende. En dat is voor Paulus onbijbels… dat is niet het evangelie, niet de goede boodschap.
Nu willen we vanmorgen naar Kol. 1 : 1-2 kijken belicht vanuit dit uitgangspunt van Paulus : ‘Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus, en Timoteüs onze broeder, aan de heilige en gelovige broeders in Christus te Kolosse : genade en vrede zij u van God, onze Vader…’
Vaak denken we dat zo’n zinnetje aan het begin van een bijbelbrief niets anders dan een beleefde formaliteit is en dus lezen we er maar wat snel over heen. Maar nu we weten waarom Paulus deze brief schreef aan de gemeente te Kolosse (vandaar mijn lange inleiding) kunnen we in dit ene zinnetje een samenvatting vinden van de overtuiging waarmee Paulus tracht de nieuwe leraars in Kolosse onderuit te halen…
Ten eerste maakt Paulus een claim omtrent zichzelf (‘Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus’). Ten tweede geeft hij een omschrijving van de gemeenteleden in Kolosse (‘aan de heilige en gelovige broeders in Christus te Kolosse’), en ten derde geeft hij een zegen aan de inwoners van Kolosse (‘genade en vrede zij u van God, onze Vader’).
Eerst en vooral dus Paulus’ claim : ‘Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus…’… Dat staat daar niet zomaar natuurlijk : dit is uitdrukkelijk een claim van autoriteit. Paulus moet ten strijde trekken tegen die nieuwe leraars met hun modernere, verbeterde versie van het christendom, en daarom stelt Paulus vanaf het begin in z’n brief zijn autoriteit die de andere leraars niet hebben.
Paulus is niet alleen een ‘apostel’, hij is het ook nog door de ‘wil van God’ zelf. Iets wat die andere leraars helemaal niet kunnen claimen. Wat hij dus zal zeggen in z’n brief is dus niet zomaar een mening, een opinie, een bepaalde vorm van christelijke gedachte die je niet hoeft te volgen ofzo… Nee, hij schrijft met een meerwaarde die de anderen niet hebben : het gaat hier om de waarheid.
Merk op dat Paulus dat niet eens tracht te bewijzen ofzo… het feit dat hij een apostel is door de wil van God wordt gewoon gesteld. Je neemt het aan, je gelooft het… of niet.
Tegenwoordig wordt Paulus in de theologie nogal eens kritisch bekeken : er wordt vaak gesproken over de ‘Paulinische gedachte’ (heet dat dan). Alsof die gedachte zou afwijken van wat Jezus verkondigde. Alsof Paulus Jezus zou hebben voorgesteld op een verkeerde manier… op een manier die Jezus Zelf nooit bedoeld zou hebben…
Eigenlijk krijgen we hier dus in dit eerste vers van de brief aan Kolosse de vraag naar de autoriteit van openbaring : de autoriteit van Paulus en de autoriteit van de woorden die hij schreef… en in onze tijd zou je daaraan kunnen toevoegen (of uitbreiden tot) : de autoriteit van de ganse Schrift. Want de woorden van Paulus (die autoriteit had) staan toch maar mooi opgeschreven in de Schrift, die dan toch ook diezelfde autoriteit kan claimen.
En zoals die autoriteit van Paulus werd ontkend door die nieuwe leraars in Kolosse… zo moeten we helaas vaststellen dat ook de autoriteit van de Schrift vandaag wordt ontkend door heel wat van onze hedendaagse ‘leraars’. In die zin leven ook wij in een ‘Kolosse’…
Ontkennen we de autoriteit van de Schrift… dan ontkennen we (laten we eerlijk blijven, laten we consequent blijven) ook de autoriteit van Paulus (die de brief schreef als een apostel door de wil van God)! Herinner u : die mensen in Kolosse hadden Paulus ook nooit gezien in ‘t echt, ze kregen alleen maar die brief, zoals wij de Schrift ontvangen. Een christen moet de Schrift (en dus Paulus) aanvaarden als bron van autoriteit voor het geloof. Dat is een geloofskeuze. Een essentiële, primaire geloofskeuze waar heel wat consequenties uit voortvloeien!
Let wel : mijn uitleg mag onderhevig zijn aan kritiek… mijn idee van wat nu precies in de Schrift staat en hoe het moet worden uitgelegd aan de hand van andere teksten, kan falen en tekort schieten. De autoriteit ligt namelijk niet bij de lezer of de uitlegger (!), maar in de Schrift zelf als een ‘tegenover’ : elk mens moet zich onderwerpen aan de autoriteit van de Schrift… ook datgene wat hij of zij meent dat er staat, moet zich onderwerpen aan de autoriteit van de Schrift die buiten hem of haar staat.
Het kenmerk van een christen is dat hij zich onderwerpt aan die autoriteit van de Schrift (niet aan de autoriteit van de interpretaties van mensen). Calvijn stelde het als volgt : ‘de Bijbel (niet zijn uitleggers) is de scepter waarmee de hemelse Koning zijn kerk regeert’.
Zodus moet een ieder van ons zich de vraag stellen hoe hij of zij staat tegenover de Schrift… : zijn wij net zoals die nieuwlichters in Kolosse die dachten dat ze er maar van alles bij mochten plakken, van alles mochten toevoegen?… Of kom je met gebogen knie naar de Schrift? Vol verwachting… om bijgestuurd te worden? Om veranderd te worden in je denken?…
Aanvaard dan die autoriteit, broeders en zusters!
Ten eerste hadden we dus die claim van autoriteit in dat vers. Ten tweede geeft Paulus nu een omschrijving van de gemeenteleden in Kolosse (‘aan de heilige en gelovige broeders in Christus te Kolosse’).
Aan de heiligen in Kolosse : dat wil zeggen letterlijk : zij die apart gezet zijn in Kolosse. Of met andere woorden : God zelf heeft hen (allemaal!) uitgekozen en apart gezet. Dat is de betekenis van het bijbelse woord ‘heiligen’… niet wat het later geworden is in de roomse traditie : de idee van een select groepje supervromen die wonderen kunnen verrichten. Nee, ‘heiligen’, betekent in oorpsrong : apart gezet… door wie?… door God! Het zijn niet mensen die beslissen wie heilig is of niet. Dus met andere woorden Paulus richt zich met die aanspreking dan ook tot alle gelovigen in de gemeente in Kolosse.
Dat woordje ‘heiligen’ staat daar natuurlijk niet toevallig. Paulus heeft dat met opzet daar geplaatst. Het woordje vestigt namelijk de aandacht op het feit dat het God is die de gelovigen uitverkiest (net zoals Hij het volk Israel uitkoos (apart zette) temidden van de andere volken in het OT).
Mensen worden geroepen door God uit de duisternis tot het licht, en wij kunnen maar komen tot Hem, omdat Hij gekomen is tot ons aan het kruis. Dat is het wat Paulus hier wil benadrukken. En hoe wordt je nu een heilige? Paulus geeft het aan als hij zegt ‘ heilige en gelovige broeders in Christus…’
Je kan alleen maar heilig zijn (apart gezet) in Christus. Dat hoort daar bij. Niet omdat je ook de joodse rituele wetten volgt, zoals die ‘leraars’ in Kolosse… Niet omdat je engelen een speciale plaats geeft… Niet omdat je aan ascese doet… zoals die nieuwe leraars in Kolosse. Niets van dat alles. Heilig ben je omdat je in Christus apart gezet bent : omdat je met Hem een relatie hebt door geloof. Dat is : zij die in Christus apart gezet zijn, vertrouwen op Hem (en op niets anders!). Niets dat er achteraf bijgevoegd wordt kan van een evengroot belang zijn als het fundament : Jezus Christus en die gekruisigd voor ons.
De relatie met God (verticaal) wordt dus aangegeven door het woordje ‘heiligen’, en de relatie met de mede-gelovigen (horizontaal) wordt aangegeven door het woordje ‘broeders’ : ‘aan de heilige en gelovige broeders in Christus te Kolosse…’
Paulus voegt het woordje ‘broeders’ toe aan zijn begroeting om juist ook te benadrukken dat, zelfs al heb je andere gedachten binnen de kerk… zelfs al is er een zeker meningsverschil (of ruzie) binnen een gemeente (zoals in Kolosse), dan nog blijf je broeders van elkaar omdat je allemaal (met je kleinere of grotere fouten) toch ‘heilig’ bent (apart gezet door God Zelf!). Het is niet omdat je foute geloofsovertuigingen hebt dat je plots geen ‘heilige’ meer zou zijn. Vergeet niet, broeders en zusters, het is God die ons gekozen heeft!
En zo komen we na de claim van Paulus tot autoriteit, en de aanduiding dat alle gelovigen in de gemeente heiligen zijn… bij het derde puntje : de zegen die Paulus geeft aan de gemeente.
‘Genade en vrede zij u van God, onze Vader…’…
Dat is zoiets dat we al zo vaak gehoord hebben, onze hersentjes registreren het nog nauwelijks…
Genade zij u… Het Hebreeuwse woord (‘chen’) verwijst naar de gunst vanwege een hoger geplaatste. Paulus gebruikt het woord hier met opzet om opnieuw te benadrukken dat het heilig zijn, het uitverkoren zijn als broeder, een gunst is die we niet verdienen. (Iets wat je verkrijgt van hogerhand).En omdat we het niet verdienen door eigen prestatie moet je echt niet denken dat je meer bent dan een ander omdat je toevallig ook rituele reinigingswetten houd, of engelen vereerd, of heel erg ascetisch bezig bent ofzo…
Laat u niet misleiden, laat u niet verwarren door nieuwe ‘leraars’!
En daarom ‘vrede’ broeders en zusters : ‘Genade en vrede zij u van God, onze Vader…’ De vrede van tot rust komen : omdat we mogen weten dat niets (van wat nieuwe leraars bedenken) ons kan scheiden van die uitverkiezende liefde van God!
Voorbede.
Hemelse Vader,
maak ons standvastig in geloof,
en leer ons leven vanuit Solus Christus,
en leg daarom het fundament in onze harten :
Jezus Christus en die gekruisigd!
Leer ons de autoriteit van de Schrift te aanvaarden,
en ons niet te laten verblinden
door wat ‘nieuwe’ leraars overnemen vanuit de cultuur,
allerlei secondaire bijkomstigheden,
hedendaagse details… nieuwe filosofietjes…
Nee Vader : Leer ons leven vanuit Sola Scriptura!
Schenk ons het inzicht dat we waarlijk ‘heilig’ zijn :
apart gezet door U, dat is uitverkoren zonder verdienste…
Niet beter dan een ander!
Dat we mogen leven als broeders en zusters vanuit ‘genade’ :
leer ons leven vanuit Sola Gratia.
Schenk ons het geloof, het vertrouwen,
dat U reeds alles hebt volbracht in het werk van uw Zoon.
Leer ons leven vanuit Sola Fide.
En geef ons zo het inzicht dat we broeders en zusters zijn,
in deze gemeente… maar ook met andere christenen in andere kerken,
in andere denominaties, hier en elders…
Schenk ons zo vrede in onze harten,
vanuit het geloof dat niets ons kan scheiden
van Uw uitverkiezende liefde voor ons.
Leer ons om te leven tot Uw eer : Soli Deo Gloria!
Amen.