Jakobus 2 : 14 – 26

Gemeente,
‘Zo is het ook met het geloof : indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood.’
Broeders en zusters, dit is een verschrikkelijk iets! Blijkbaar bestaat er een geloof in God, een geloof in Jezus de Christus, ja, zelfs een geloven in het verzoenende werk dat Hij voor ons aan het kruis gedaan heeft… een geloof dat niet leidt tot eeuwig leven. Jacobus noemt dit dan ook ‘dood geloof‘.

Drie maal vinden we dit terug in onze tekstlezing : (vers 17) ‘Zo is het ook met het geloof : indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood.’, (vers 20) ‘Wilt gij weten, gij dwaze mens, dat het geloof zonder de werken niets uitwerkt (letterlijk : dood is)?’, (vers 26) ‘Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood.’

In 1:22 omschrijft Jacobus het als volgt : ‘En weest daders van het woord en niet alleen hoorders…’ Dat betekent dat het horen van het woord gehoorzaamheid moet produceren in datgene wat je doet! Het is dus niet genoeg dat je waarheid hoort en dat je geest die waarheid ook aanneemt als waarheid. Dat is onvoldoende! Je moet die waarheid beginnen produceren in je leven. Geloof moet gepaard gaan met een ommekeer, een verandering in je leven. Anders is er geen bewijs van je geloof! Dood geloof wordt gekenmerkt door de afwezigheid van rechtvaardige daden.
Want uiteindelijk is ‘geloof’ een onzichtbaar iets op zichzelf : je kan me wel vertellen dat je ‘gelooft’, maar ik kan het slechts ‘zien’, ‘ervaren’ op het ogenblik dat je vanwege je geloof ook iets doet. Zeggen dat je ‘gelooft’ bewijst uiteindelijk niets! Geloof wordt slechts waarachtig wanneer het duidelijk mag worden in handelingen, in actie, in daden!

Geloof is dus veel meer dan ‘intellectueel aannemen’ : ‘Gij gelooft, dat God één is? … dat geloven de boze geesten ook en zij sidderen.’ (vers 19). Dat is puur aanvaarden op intellectueel niveau : je ‘weet’ dat het zo is, je beseft het, je aanvaard het in je gedachten. Duivels ‘geloven’ in die zin ook en dat is dus verre van voldoende. Het woordje ‘geloven’ (pisteuoo) betekent ook ‘vertrouwen’ in het Grieks. Als je iemand vertrouwt dan zal dat ook blijken in je handelingen ten opzichte van die persoon! Dat is waar Jacobus hier de nadruk op wil leggen.

Er is dus ‘dood’ geloof (gekenmerkt door oppervlakkig intellectueel belijden van de waarheid zonder de daarbij horende daden van rechtvaardigheid), en er is ‘levend’ geloof (er zit ‘leven’ in : het doet ook iets). In de verzen 14 – 20 staat Jacobus stil bij ‘dood geloof’ en in de verzen 21 – 26 bij ‘levend geloof’. Ik wil mij vanmorgen concentreren op dit ‘levend geloof’ (datgene wat we allen zouden moeten betrachten).

In die verzen 21 – 26 staat Jacobus stil bij twee voorbeelden uit het OT : Abraham, de vader van de gelovigen, en Rachab, de hoer. Dat Jacobus juist die twee gebruikt is met opzet om een contrast te maken waar we veel uit mogen leren.
Laten we ten eerste even stilstaan bij Abraham, de vader van de gelovigen. ‘Is onze vader Abraham niet uit werken gerechtvaardigd, toen hij zijn zoon Isaäk op het altaar legde?’ (vers 21).
Dit is een vers uit de bijbel die in de kerkgeschiedenis veel stof heeft doen opwaaien. Het is het vers dat Maarten Luther ertoe bracht om te suggereren de brief van Jacobus te schrappen uit het NT.

En op ‘t eerste zicht lijkt het ook wel heel vreemd : ‘uit werken gerechtvaardigd‘ (staat er in onze vertaling)!! Dit lijkt volledig het tegengestelde te zijn van de gedachte die we terugvinden bij Paulus en die door de reformatie als uitgangspunt werd genomen. Rom. 4 : 2-3 : ‘Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend… Want indien Abraham uit werken gerechtvaardigd is, dan heeft hij roem, maar niet bij God.’ Bij Paulus heerst alleen de idee dat een mens door geloof gerechtvaardigd wordt en niet uit werken, omdat een mens niets zou hebben om over te pochen. Rechtvaardiging van de mens is een genade-gave : een geschenk die we niet hebben kunnen verdienen (d.m.v. het presteren van werken).
Jacobus nu gebruikt dezelfde illustratie (Abraham) maar trekt er (schijnbaar) de volledig tegenovergestelde conclusie uit : ‘uit werken gerechtvaardigd’. Wat mag dit betekenen? Spreekt de Schrift zichzelf tegen? Wie heeft er gelijk? Paulus? Jacobus?…

Het probleem waarmee we hier geconfronteerd worden is, vrees ik, onze vertalingen. In het Grieks heeft het werkwoordje ‘gerechtvaardigd worden’ (dikaioo) namelijk twee subtiele betekenisnuances (die vrij moeilijk in het Nederlands zijn weer te geven). De eerste betekenis is : ‘als rechtvaardig behandeld worden’. De tweede mogelijke betekenis is : ‘als rechtvaardig aangetoond worden’ (dat het bewijs van rechtvaardig zijn geleverd wordt).
Als we in Romeinen (en bij Paulus) de eerste betekenis hanteren en bij Jacobus de tweede betekenis hanteren is er eigenlijk geen tegenspraak meer.

Door het geloof (vertrouwen) worden we als rechtvaardig behandeld door God. Dat is : door het geloof die we ontvangen hebben van God worden onze zonden vergeven en worden we door God als rechtvaardigen behandeld. Door het geloof! Niet dat we op zich rechtvaardig zijn, want we zijn nog steeds in dit lichaam des doods en zondigen helaas voortdurend. Maar we worden gerekend als rechtvaardig door het geloof, het vertrouwen die we stellen op de verzoening gebracht door Jezus aan het kruis. Dat is de betekenis bij Paulus (en in de Romeinenbrief) : de betekenis waar Maarten Luther oog voor had. De (her)ontdekking van de reformatie zeg maar.

Door werken (daden van naastenliefde) worden we als rechtvaardig aangetoond voor God en mensen. Dat is de tweede betekenis. De betekenis die Jacobus in het werkwoord legde. Als we ‘rechtvaardig’ zijn door het ‘geloof’ dan zal zich dat bewijzen (aantonen) in daden van gerechtigheid, in werken. Jacobus heeft het over de demonstratie van ‘rechtvaardig zijn’ : dat zal zich tonen aan de buitenwereld in daden van naastenliefde, in werken.
Bij Paulus : gerechtvaardigd voor God door geloof. Bij Jacobus : de rechtvaardiging wordt aangetoond door werken.
En de één kan niet zonder de ander! Dat is eigenlijk het belangrijkste punt van Jacobus : geloof zal zich demonstreren in werken, anders is het geen levend geloof. Geloof bereikt haar doel in werken!
Zijn er geen zulke werken in je leven te bespeuren dan mag je er ook van uitgaan dat er eigenlijk geen ‘geloof’ aanwezig is (misschien wel een intellectueel aanvaarden van, maar geen reddend, levend vertrouwen op).

Wat zijn nu deze werken die als bewijs mogen gelden van ons gerechtvaardigd zijn door geloof?
Laten we terugkeren naar de twee voorbeelden die Jacobus gebruikt in zijn betoog : Abraham, de vader van de gelovigen, en Rachab, de hoer.
Ten eerste wil ik hier meteen de nadruk op leggen dat ‘werken’ niet wil betekenen dat we zonder zonde moeten zijn (zoals sommige kerken voorstaan of zoals wel eens gedacht wordt door christenen). Let wel, elke zonde is er één teveel (laten we daar duidelijk over wezen). We moeten trachten te leven zonder zonden in ons leven… maar dat is, menselijk gesproken, onmogelijk. We blijven zondigen iedere dag van ons leven!
Dat zien we overigens aan de hand van die twee voorbeelden van Jacobus. Twee voorbeelden die beiden werken voortbrachten die als bewijs mogen gelden van hun geloof die hen rechtvaardigde. Ze brachten werken voort die als bewijs mogen gelden van hun rechtvaardigheid voor God… maar waren ze zonder zonde in hun leven??…
Abraham : was hij zonder zonde als vader van de gelovigen??… Had hij niet gelogen in Egypte aangaande Sara?… Had hij niet rondgescharreld met die slavin?…
Rachab, de hoer : was zij zonder zonde? De titel alleen al die ze krijgt in de bijbel spreekt boekdelen (we hoeven er geen tekening bij te maken)…

En toch is het aangetoond dankzij hun ‘werken’ dat ze rechtvaardig zijn voor God. Wat zijn dan die ‘werken’ (als het geen afwezigheid is van zonde)?
Door zijn vertrouwen op God (geloof) offert Abraham zijn enige zoon, diegene die hij het meeste liefhad. Door haar vertrouwen op God (geloof) zorgde Rachab voor die spionnen, met gevaar voor haar eigen leven. Om samen te vatten : datgene wat je het meeste liefhebt offeren met gevaar voor eigen leven (lijden)

Kijk, als je geen risico loopt als christen (je kijkt vanuit je zeteltje naar TV, je doet een barbeque met vrienden, je gaat een keertje op vakantie ‘and thats it’)… dan is er geen (levend) ‘geloof’ (zo simpel is dat). Een christen is iemand die tracht de naaste lief te hebben als zichzelf (het grote gebod!) en daarom automatisch stappen onderneemt om anderen te helpen… ten koste van eigen gemak, eigen zekerheid, eigen middelen (geld)… (denk aan de barmhartige Samaritaan!).

Joh. 15 : 12-14 (Jezus) : ‘Dit is mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijk Ik u heb liefgehad. Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden (lijden, opoffering!). Gij zijt mijn vrienden, indien gij doet, wat Ik u gebied…’
Calvijn zei het als volgt : ‘Geloof alleen rechtvaardigt… maar rechtvaardigend geloof is nooit alleen!’ Nooit! Er moet geloof zijn en de werken die daaruit voortvloeien : werken van naastenliefde die in het eigen vlees snijden.

Welke werken zijn dat nu, die werkend die gepaard gaan met levend geloof? Heel concreet… Is het iedere week braaf naar de kerk komen…? Is dat het?…
We lezen nergens dat Abraham een altaar bouwde en dat dat hem tot gerechtigheid werd gerekend. We lezen nergens dat Rachab eredienstjes organiseerde in haar bordeel…
Beide voorbeelden, Abraham en Rachab, tonen ons mensen die hun eigen dromen riskeerden, die het eigen gemak opofferden, die zich inzetten voor iets…
Waarin toont zich ons geloof, broeders en zusters? Welke inzet hebben wij op het gebied van naastenliefde? Offeren we onze tijd op? Offeren we ons comfortabel westers leventje op?… Doen we iets in Zijn Naam??…
En misschien zult u zeggen : ik zou niet weten voor wat, of : ik heb daar geen talent voor… of : als de gelegenheid zich zou voordoen ja dan zou ik wel…
Broeders en zusters : de gelegenheid is er altijd en iedereen van ons heeft wel een talent… en als u niet zou weten voor welk doel u tijd en geld kan offeren… denk dan aan de gemeenschap van gelovigen, de kerk. Ons tweede voorbeeld toont ons dat : met gevaar voor eigen leven trachtte Rachab het volk van God te helpen. Het volk van God, de kerk, heeft altijd uw hulp nodig!

Blijf niet aan de zijlijn staan om commentaar te geven… daar zijn we o zo goed in…
Maar riskeer je gemak, riskeer je tijd en help anderen, help de gemeenschap van gelovigen. Iedereen kan zijn aandeel leveren wat voor talenten je ook mag hebben. De kerk heeft voortdurend vrijwilligers nodig om te kunnen werken… maar hoeveel vinden ze er? En zeker in onze kleine kerkjes is er vaak een nijpend gebrek aan mensen die zich inzetten (zelfs al zit het kleine kerkje nog zo vol).

‘Zo is het ook met het geloof : indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood.’ Indien het niet met werken gepaard gaat! Laat dan uw geloof levend worden, broeders en zusters. Offer je tijd en je gemak op, ga uit in de wereld (of in de plaatselijke kerk) en help de naaste in Zijn heerlijke Naam!

Voorbede.

Hemelse Vader,

sta niet toe dat ons geloof alleen maar dood is…

alleen een intellectueel weten is van Uw waarheid,

maar wek in ons de gehoorzaamheid op

die ons mag brengen tot goede werken :

daden van naastenliefde in Uw Naam.

Geef ons de kracht in het dagelijkse leven

om te offeren wat ons het meest lief is

(tijd, geld, gemak, hobbies…).

Geef ons de kracht in het dagelijkse leven

om te leren lijden wanneer we Uw weg wandelen.

Wij danken U dat U ons door het geloof

wil behandelen als rechtvaardig in Uw ogen.

Maar wijs ons dan ook de weg van goede werken

die onze rechtvaardigheid aantoont voor God en mensen.

Niet dat we zouden roemen in eigen prestaties,

maar dat Uw Naam verheerlijkt mag worden

in onze daden van naastenliefde.

Geef ons dan ook elk het inzicht

waar en hoe we kunnen helpen,

in onze naaste omgeving, in de buurt waar we wonen,

in de maatschappij, en in de gemeenschap van gelovigen.

Wij bidden U in het bijzonder voor deze kerk…

dat mensen zich geroepen mogen voelen om taken te vervullen,

dat ze niet aan de zijlijn blijven staan,

maar zich engageren… hun tijd en gemak opofferen,

om de kerk, Uw volk, te helpen!

Amen.