Hebr. 11 : 1 – 6 + Gen. 4 : 1 – 5
Gemeente,
‘Door het geloof heeft Abel God een beter offer gebracht dan Kaïn. Daardoor kreeg hij getuigenis dat hij rechtvaardig was; dit heeft God met het oog op zijn gaven getuigd. En door dit geloof spreekt hij nog, nadat hij gestorven is…’
Dit beroemde hoofdstuk in de brief aan de Hebreeën, hoofdstuk 11, wordt wel eens gezien als een opsomming van de geloofshelden, die als voorbeelden voor ons zijn. Laten we echter het onderwerp van dit hoofdstuk niet uit het oog verliezen : en dat is met name het geloof zelf, die uitgelegd wordt aan de hand van deze voorbeelden. Want wat ‘geloof’ is wordt maar al te vaak verkeerd begrepen. Geloof is namelijk niet het kennen van regels (het intellectueel aanvaarden van enkele dogma’s). Nee, broeders en zusters, ‘geloof’ is een relatie van vertrouwen! Omdat ik geloof zal ik dus ook handelen op een welbepaalde manier, omdat ik vertrouw op die Ander. Geloof kan dus niet los gezien worden van ‘werken’ (de handelingen in ons leven), wat de brief van Jakobus ons ook leert.
Het eerste voorbeeld van wat ‘geloof’ is wordt ons, in dit hoofdstuk, uitgelegd aan de hand van Abel : ‘Door het geloof heeft Abel God een beter offer gebracht dan Kaïn…’ (zoals we ook mochten lezen in onze tekst in Genesis).
Abel’s offer was beter dan dat van Kaïn, vanwege geloof. Dit kunnen we op twee manieren begrijpen. Ten eerste : dat Abel’s geloof beter was dan dat van Kaïn. Abel was een man van geloof (waarover hoofdstuk 11 ons spreekt), en daarom aanvaardde God Abel’s offer, en niet dat van Kaïn. Dus het onderscheid tussen de twee ligt niet in het type offer dat ze brengen maar in hun geloof. Dit was de zienswijze van Johannes Calvijn bijvoorbeeld. We lezen immers bij Paulus in Rom. 14:23 : ‘Alles wat niet uit geloof is, is zonde…’ Kaïn had geen geloof (‘vertrouwen’) in God, en daarom was zijn offer ook waardeloos.
Maar als we lezen in Genesis 4 dan zien we dat de nadruk vooral gelegd wordt op het onderscheid tussen de twee offers. En daarom moeten we ten tweede zeggen : ook het type offer zelf is van belang om het verhaal volledig te begrijpen. Want in het soort offer zien we het geloof van de ene, en het ongeloof van de andere. Nu is het verhaal in Genesis 4 het prille begin van de heilsgeschiedenis van God met de mens. We zouden ons kunnen afvragen : had God toen al bepalingen gegeven aangaande offers in die tijd (de tijd van Adam en Eva en hun nageslacht)?… Op ‘t eerste zicht zou je denken : er was toen nog geen enkele bepaling, geen enkele regel, geen enkele wet aangaande welke offers gebracht moesten worden. Die eerste 3 hoofdstukken van Genesis tonen ons enkel de schepping en de zonde van Adam en Eva. Genesis 3:1-7 vertelt ons het tragische verhaal hoe de slang de mens tot zonde verleidde. De verzen 8-13 tonen ons de confrontatie tussen God en de zondige mens, en hoe de mensen de schuld proberen naar elkaar door te schuiven. De verzen 14-19 tonen ons de straf voor de slang, voor de vrouw en ten slotte voor Adam. En dan lezen we in Genesis 3:21 een heel vreemde tekst waar we al te makkelijk over heen lezen : ‘En de HEERE God maakte voor Adam en voor zijn vrouw kleren van huiden en kleedde hen daarmee…’ Dit is een bijzonder belangrijk vers in het verhaal van de zondeval van Adam en Eva in de tuin van Eden. Waarom? Zul je misschien vragen. Wel dit vers toont ons de eerste handeling van God in antwoord op de zonde van de mensen (namelijk het eerste wat God DOET, na wat Hij zegt tegen Adam en Eva). Hij kleedde Adam en Eva (die naakt waren en zich bewust waren van hun schaamte) met de huiden van een dier.
Dit is wat God doet in antwoord op de zonde van de mens : Hij doodde een rein, onschuldig dier. God had gezegd dat zonde de dood zou voortbrengen en hier in vers 21 zien we het eerste sterven (de eerste dood) als gevolg van de zonde van de mens. En die eerste dood is het sterven van een onschuldige! Want dat is het wat zonde doet : de mens (en dier (die horen er ook bij)), de naaste, sterft omdat we niet liefhebben. Zonde bevat de dood in zich… Maar merk goed op wat er gebeurd : niet Adam en Eva sterven (op dat ogenblik, wat eigenlijk had moeten gebeuren). Nee, een onschuldige sterft en geeft zijn leven (bloed) in hun plaats en offert zijn onschuld op zodat de mens zijn schaamte en schande (zijn zonde) kan bedekken (bekleden).
Zo openbaarde God de wijze waarop de zondige mens kon naderen tot de heilige God. Hij toonde de mens welk ‘offer’ ze konden brengen. Dat is, dat de mens moet vertrouwen op de levendgevende Ander. Want elk dierenoffer in het OT is een beeld, een schaduw van wat komt in het NT, het offer van de Godmens aan het kruis.
Vanuit deze optiek moeten we kijken naar de offers van Kaïn en Abel. Gen. 4:3 : ‘En het gebeurde na verloop van dagen dat Kaïn van de opbrengst van de aardbodem aan de HEERE een offer bracht…’ Die opbrengst van de aardbodem kwam er niet vanzelf, maar was het gevolg van de harde arbeid van Kaïn! (Gen 3:19 : ‘In het zweet van uw gezicht zult u brood eten…’). En meteen hebben we hier het probleem met het offer van Kaïn. Hij had het namelijk bereikt vanuit zijn eigen harde arbeid. Met andere woorden, Kaïn steunde op eigen prestatie voor God. Bij het offer van Kaïn had er geen bloed gevloeid! Denk aan wat er staat in Hebr. 9:22 : ‘Zonder het vergieten van bloed vindt er geen vergeving plaats!’ Veel mensen, ook christenen, begrijpen dit niet. Al die bloederige toestanden van lang geleden… wat moeten we daar nu mee, in onze moderne tijd??…
Bloed, broeders en zusters, bevat het leven (naar OT-ische gedachte)… ja, staat symbolisch voor het leven van Hij die geofferd wordt. Zonde (het niet liefhebben van de naaste), waarin wij vertoeven, IS de dood. De natuurlijke (zondige) mens is dan ook werkelijk DOOD voor God. We hebben nood aan LEVEN. We moeten leven ontvangen van God, of we blijven in de dood. Denk aan wat er staat geschreven in Johannes 15:13 : ‘Niemand heeft een grotere liefde dan deze, namelijk dat iemand zijn leven (zijn bloed!) geeft voor zijn vrienden…’
Dit is het grote onderscheid tussen het offer van Kaïn en Abel. Abel bracht het juiste ‘offer’ dat voorwaarts wees naar het verzoeningsoffer van Jezus aan het kruis, die Zijn Leven gaf voor Zijn vrienden in de dood. Dit, broeders en zusters, is de essentie van het evangelie (het goede nieuws). Hoe vreemd toch dat heel wat zogenaamde ‘moderne’ christenen daar niets van begrijpen, ja daar niets mee te maken willen hebben. Ze gruwen van ‘bloed’, ze zien ook geen dood in de mens, ze zien geen dood in zichzelf… Ja, ze zijn wel ‘goed’ genoeg, denken ze. Het is aan de mens zelf om het Koninkrijk van God te stichten op aarde… Ja, zij denken dat ze dat wel even zullen ‘presteren’…
Dat, broeders en zusters, dat is het offer die Kaïn meende te moeten brengen.
Wij kunnen enkele bijzondere lessen leren uit onze tekstlezingen voor vandaag. En wel dat de ‘zondige’ mens (dat is de mens die van nature dood is in zonde (het niet liefhebben van de naaste) gerechtvaardigd wordt voor God (aanvaard wordt door God) door het vertrouwen (‘geloof’!) die de mens stelt in het ‘bloed’ (dat is : het leven) van het offer die God voor Zichzelf voorzag (Gen 22:8 : ‘Abraham zei : God zal Zichzelf voorzien van het lam voor het brandoffer, mijn zoon…’).
Dit betekent dat je niet tot God kan komen op een manier die je zelf kan kiezen. Dat was Kaïn’s probleem, zouden we kunnen zeggen. Hij bracht een offer die hij zelf bedacht had, die hij zelf meende te moeten presteren. We moeten dus weten, broeders en zusters, dat er maar twee soorten offers zijn : het offer dat God voorzag (namelijk Zichzelf als Leven voor de naaste), en het offer die wij menen te moeten bedenken, altijd gebaseerd op een eigen prestatie.
Dit is meteen het probleem van goede, religieuze mensen die wel in de kerk zitten, maar niet geloven in het evangelie (dat God Zijn Leven (gesymboliseerd in Zijn bloed!) gaf voor ons). Goede, religieuze mensen zijn braaf (ze houden zich aan de wet), ze zijn liturgisch verantwoord, ze stellen de juiste handelingen (de sacramenten)… maar ze hebben geen Leven ontvangen. Ze zijn dood van nature, want ze zijn niet onder het Bloed! … Dat is : ze stellen hun vertrouwen niet op God! Alleen Hij redt! Alleen Hij schenkt leven aan de mens! Leven ontvangen we niet omdat we de juiste geloofspuntjes aanvaarden, niet omdat we de juiste tradities volgen… Nee, alleen God redt mensen die op Hem vertrouwen, die op Hem steunen, die op Hem hopen, tegen beter weten in. Dit is wat we de doctrine van rechtvaardiging door geloof alleen noemen.
We hebben gezien dat God Adam en Eva kleedde in de gerechtigheid van een onschuldige (het offerdier dat verwijst naar het ene Offer aan het kruis). Daarom stierf Adam niet op datzelfde ogenblik, maar kon hij blijven leven onder de genade van de Almachtige… maar wel buiten de hof van Eden. En dan lezen we in Gen. 3:24 : ‘(God) verdreef de mens, en plaatste ten oosten van de hof van Eden de cherubs met een vlammend zwaard… om de weg naar de boom des levens te bewaken…’ Ten oosten van Eden, in de vervloekte wereld van zonde gingen Adam en Eva. Hun terugweg afgesloten door de cherubs met het vlammende zwaard. De cherubs is vermoedelijk een soort van engel waar we heel weinig over weten eigenlijk.
Nochtans komen we die cherubs nog tegen in de bijbel. En wel bij de constructie van de tabernakel door Israël in de woestijn. De tabernakel is de (verplaatsbare) voorloper van de tempel in Jeruzalem. In het binnenste, het heilige der heiligen, werd de ark van het verbond geplaatst. Hier was God woonachtig zou je kunnen zeggen. Niemand mocht daar binnenkomen (met uitzondering van de hogepriester éénmaal per jaar op de Grote Verzoendag). Vóór het heilige der heiligen was er een ruimte voorzien, het heilige. En daarvóór was er het binnenplein waar het altaar stond waarop offers werden gebracht. Tussen het heilige en het heilige der heiligen was er een doek aangebracht (het voorhangsel) met daarop afbeeldingen van cherubs. Ook daar hielden ze de wacht, zou je kunnen zeggen, zodat niemand binnen kon in het heilige der heiligen waar God woonachtig was. Dit heilige der heiligen is dan ook een beeld van de hof van Eden (waar God en mens samen woonden voor de zondeval). Zoals Abel en Kaïn hun offer brachten vóór de poort van de hof van Eden, zo brachten de Israëlieten hun offer vóór het voorhangsel in de tabernakel en in de tempel. Abel en Kaïn konden niet langer binnen in de hof van Eden zoals de priesters niet binnen konden in het heilige der heiligen : de cherubs aangebracht op het voorhangsel hielden er de wacht.
En toch was er Eén iemand die binnen kon in het heilige der heiligen : de hogepriester éénmaal per jaar op grote verzoendag om het bloed te sprenkelen op het verzoendeksel van de ark van het verbond. Dit ‘bloed’ is van uiterst belang (sorry, moderne christenen)! God keek neer op de ark, en zag de Wet in de ark. De Wet waaraan de mens niet, ja nooit, kan beantwoorden. De gerechtigheid van naastenliefde is veel te hoog voor de natuurlijke mens. De enige beloning die de mens ooit verdiend is de dood… Daarom moest de hogepriester het bloed sprenkelen op het verzoendeksel, zodat God het bloed zag, en niet langer de Wet.
Nu hebben wij één Hogepriester die niet één maal per jaar het bloed van een onschuldig dier sprenkelt, maar die wel Zijn eigen bloed ieder ogenblik van de ganse eeuwigheid aanbrengt op het verzoendeksel. In het Grieks (LXX) is het woord voor verzoendeksel : ‘hilasterion’. Dit is hetzelfde woord die Paulus gebruikt voor Jezus in Rom. 3:25 : ‘Hem (Jezus) heeft God openlijk aangewezen als middel tot verzoening (‘hilasterion’), door het geloof in Zijn bloed!’… Deze Hogepriester, broeders en zusters, is Jezus Zelf die Zijn bloed gaf voor ons : d.w.z. Hij gaf Zijn Leven (Zijn bloed) zodat een ieder die op Hem vertrouwt niet verloren gaat (in de dood blijft), maar eeuwig Leven mag hebben, omdat God niet langer de overtredingen ziet, maar wel de Liefde van Zijn Zoon voor een ieder van ons.
Toen Jezus stierf aan het kruis voor jou en mij, en Zijn Leven gaf (Zijn bloed!), gebeurde wat we mogen lezen we in Matt. 27:51 : ‘En zie, het voorhangsel van de tempel (het voorhangsel voor het heilige der heiligen met de cherubs daarop aangebracht!) scheurde in tweeën, van boven tot beneden…’, zodat wij het heilige der heiligen mogen betreden uit Genade… zodat wij opnieuw de hof van Eden mogen betreden, om daar te wonen met God tot in eeuwigheid!
Voorbede.
Hemelse Vader,
Sta niet toe dat we worden zoals Kaïn,
en offers trachten te brengen tot U vanuit eigen prestatie.
Wij menen altijd dat we zelf moeten trachten tot U te komen,
wat we helemaal niet kunnen vanwege ons gebrek aan naastenliefde,
onze zonden, die de relatie met U in de weg staan.
Schenk ons de wijsheid, het inzicht, ja het geloof…
om te offeren zoals Abel dat deed :
in geloof, in vertrouwen op het Ene Offer
dat U Zelf bracht aan het kruis.
U bracht Uzelf als Offer voor ons,
dat is : U gaf Uw eigen Leven (Uw bloed) voor ons.
Alleen zo kunnen we voor U verschijnen :
omdat U Leven gaf aan hen die in feite dood zijn.
Daar zijn we U eeuwig dankbaar voor, Vader!
U gaf ons Leven!
U schenkt ons Uw Geest!
U werkt in ons Uw goede werken!
Alles wat we zijn, zijn we door U in genade!
Maak ons dan tot beeld van Uw Zoon.
Dat ook wij mogen Leven vanuit naastenliefde,
om de ander te helpen, te steunen, te troosten…
Schenk ons Uw Geest steeds meer en meer,
zodat Uw zegen mag overvloeien in ons leven,
tot dienst van onze naaste.
Wij bidden U voor alle gelovigen, hier en elders,
dat wij vanuit Genade mogen naderen tot het Heilige der Heiligen,
dat wij mogen leven met U in de hof van Eden.
Amen.