Hand. 26 : 15 – 32 + Daniel 9 : 4 – 10
Gemeente,
In onze lezing uit Handelingen treffen we Paulus aan in zijn verdediging voor Festus, de Romeinse gouveneur, en koning Agrippa II, de joodse koning en de achterkleinzoon van de meer bekende Herodes de kindermoordenaar.
Wat ons vandaag interesseert in deze opmerkelijke toespraak van Paulus is de reactie van Festus en van Agrippa. Festus, als niet-jood, kan eigenlijk het geheel niet volgen… en roept dus maar uit : ‘je spreekt wartaal Paulus, je vele studie heeft je een paar vijzen doen verliezen…’… wat eigenlijk inderdaad vaak het geval is met hooggeleerde figuren.
Maar blijkbaar was het Paulus vooral om de koning te doen… ‘Want de koning weet van deze dingen en tot hem spreek ik vrijmoedig…’. Ja, Paulus eindigt eigenlijk met een persoonlijke oproep tot de koning : ‘Koning Agrippa, gelooft gij de profeten? Ik weet, dat gij ze gelooft!’
Eigenlijk zouden we kunnen stellen dat de gehele zogenaamde ‘verdediging’ van Paulus eigenlijk meer een poging tot bekering was van de mensen die voor hem stonden. Alsof de rechters meer de beklaagden waren dan omgekeerd. Paulus denkt niet aan zijn eigen redding, maar ziet de verdwaalde schapen die voor hem staan, en tracht ze te brengen naar de Herder. En vooral koning Agrippa… want we krijgen toch de indruk dat deze man, deze koning, veel meer dan zijn overgrootvader, een goed man was… en misschien zelfs een gelovige jood was… In hoofdstuk 25 : 22 zien we Agrippa met nieuwsgierigheid naar Paulus vragen, want hij zegt er tegen Festus : ‘Ik zou zelf die man ook wel willen horen…’ Dat toont toch de interesse die de koning heeft voor de materie.
En Paulus doet dan ook zo zijn best dat we Agrippa zien uitroepen in 26 : 28 (en ik vertaal het vers even zelf zodat de achterliggende gedachte beter tot uitdrukking komt naar mijn mening) :
‘Bijna had je me overtuigd (van het Grieks episeioo, overuigen, doen geloven) om christen te zijn…’, ‘Bijna had je me doen geloven dat ik een christen ben…’.
Agrippa had kennis van zaken, kende zijn Tenach, kende de joodse overleveringen, profetieën… was misschien zelfs een gelovige jood, was een goed mens… en was ook bijna een christen…
Zijn wij vaak ook niet zo : geinteresseerd (net als Agrippa), met bijbelkennis(net als Agrippa), vroom (net als Agrippa), iedere week naar de kerk, de juiste rituelen (net als Agrippa), toch wel een goed mens, een brave burger… bijna-christen…?…
Is dat niet de geestelijke toestand van ons allemaal hier aanwezig? Interesse, kennis, de juiste vorm, goed en braaf… bijna-christen?… We willen wel maar we schieten voortdurend tekort. Want wat is dat nu een bijna-christen?
De bijna-christen is de hij die niet ver genoeg gaat… die blijft plakken tussen God en wereld. Die eigenlijk God en Mammon wil verzoenen met elkaar… die blijft steken in de schemerzone tussen licht en duisternis.
De bijna christen bidt wel dat God’s wil gebeurd op aarde, maar spaart daarbij zichzelf… De bijna christen is iemand die zich afhankelijk maakt van uiterlijkheden, en op grond daarvan (het volgen van de juiste vorm), zichzelf rechtvaardig acht… (‘want ik zit toch in de juiste kerk, en ik doe toch alles braaf wat er van me verwacht word… doop, avondmaal, collecte…). Kortom het zijn mensen zoals u en ik die te snel te tevreden zijn met onze zogenaamde prestaties… we menen christen te zijn en dat is het dan… We zijn vergeten dat de tocht door de woestijn verder gaat…
De bijna christen is tevreden met het feit dat hij nog nooit iemand kwaad gedaan heeft, dat denken we toch vaak van onszelf (en dat meestal volgens de wetten van het land waar hij leeft, een brave burger). Maar daarbij vergeten we natuurlijk dat de vijgeboom werd vervloekt, niet omdat hij slechte vruchten droeg… maar omdat hij geen vruchten droeg. De bijna christen is dus hij die aan de vorm vasthangt, maar geen vruchten draagt.
De bijna christen spiegelt zichzelf niet aan wat het evangelie van ons vraagt, maar aan wat de moderne mens in deze pluriforme maatschappij geacht wordt te doen. De bijna christen is eigenlijk in het diepst van zijn hart een humanist… Hoe herkenbaar voor ons allemaal toch!
Ik vrees dat wij allemaal hier aanwezig meer in de categorie van de bijna-christen thuishoren… Laten we daarom toch luisteren naar Paulus wanneer hij oproept geen bijna christen te zijn maar geheel en al christen te zijn! Dat is de uitdaging die voor ons ligt vandaag, en feitelijk elke dag van ons leven! Want zoals Ezra het zo treffend zegt : ‘Bij U Here is gerechtigheid, maar bij ons een beschaamd gelaat door onze ontrouw…maar bij U is er gerechtigheid en vergeving…’
Hoe komt het nu toch dat wij blijven steken in deze bijna christen toestand?…
De eerste reden daarvoor is toch wel dit : velen hebben een totaal fout beeld van wat godsdienst eigenlijk is. We leven wel in een zogenaamd ‘christelijk’ land (of misschien meer post-christelijk tegenwoordig), maar we zijn vergeten wat christendom eigenlijk is. De meesten hebben zo de gedachte dat het nut van religie ligt in ‘gemeenschap vormen’, een sociaal netwerk… dat mensen de juiste morele ‘waarden’ behouden (humanisme)… dat we de juiste tradities moeten onderhouden… Het sociale, waarden, tradities…? Slechts weinigen (h)erkennen wat het christendom eigenlijk zou moeten zijn : een innerlijke ommekeer, een goddellijk leven, de vereniging van je ziel met God… Eigenlijk zijn we net zoals Nicodemus en roepen we uit : ‘Hoe kan er een wedergeboorte zijn?’ Dat is toch te moeilijk voor ons?? Geen wonder dus dat we bijna-christenen zijn, wanneer we zo weinig weten waar het evangelie eigenlijk voor staat… We zijn te snel tevreden met de schaduw, niet met de materie van het geloof, het vertrouwen zelf. Bijna-christenen zijn schaduw-christenen.
De tweede reden van het alleen maar bijna-christen zijn is toch wel de angst voor de meningen van de mensen. Mensen willen niet gewezen worden met de vinger… ze willen niet alleen staan tegenover de massa. Er is wel een zekere bewondering bij ons, de bijna christen voor Jezus… jawel, bewondering… maar net als Nicodemus komen we alleen tot Hem ‘s nachts… wanneer niemand anders het kan zien. We willen wel dienen… ja, echt dienen… maar alleen in ‘t geheim (wat zouden de buren wel zeggen?)… Vriendschap met deze wereld is vijandschap met God! Laat dat maar eens goed bezinken…
Een derde reden waarom we alleen maar bijna-christen zijn is onze liefde voor geld, de Mammon, en dat is : het willen hebben van ‘zekerheid’ in deze wereld. Denk toch aan het verhaal van de rijke jongeling… Jezus zag zijn goede ingesteldheid… want we proberen wel, dat geloof ik echt van iedereen hier aanwezig!… Deze jongeling was een echt gelovig, braaf iemand… maar hij bleef steken in het bijna-christen zijn. Hij kon en wilde die ‘zekerheid’, of die vermeende ‘zekerheid’, niet opofferen. En dat is toch eigenlijk wat Jezus juist van ons vraagt. We willen wel christen zijn maar toch vragen we God ons te verexcuseren op dat ene punt, onze bankrekening, onze villa, onze dikke auto… Neen, broeders en zusters, mijn geliefde bijna-christenen…
En een vierde reden die daar mee samenhangt is de onwil van de bijna-christen om te scheiden van zijn pleziertjes in dit leven. Niet dat dat niet zou mogen (zo puriteins hoeft het nu ook weer niet), maar in de bijna christen blijft het wel de centrale plaats innemen. Is dat niet zo in het diepst van onze gedachten? We willen wel luisteren naar een goeie preek, zoals Herodes deed met Johannes de Doper, maar als die prediker oproept om eens afstand te doen van ons pleziertje Herodias de wellustige deerne… dan gaat het toch te ver voor ons, de bijna christen… en wordt het ware geloof maar snel onthoofd… da’s makkelijker.
Is er daar ook niet zo’n tekst van ‘trek je rechteroog uit, snij je rechterhand af…’? Want ook dat is christen zijn : afstand doen van alle dingen die je afleiden van je taak als volledige christen hier op deze wereld. De bijna-christen wil die taak niet : we denken wel in de hemel te komen EN alle dingen te kunnen behouden die het leven hier voor ons op deze wereld aangenaam maak. De bijna christen wil en de redding en het wandelen op de brede makkelijke weg… Broeders en zusters, als christenen hebben we beloofd Jezus te volgen, en toch willen we terugkeren naar de vleespotten van Egypte? Het is of het een of het ander… Dat is eigenlijk waar het om draait : deze wereld met haar afleidingen (Egypte), die ons van onze taak afbrengt, maakt ons tot zulke bijna-christenen.
Wat een dwaasheid is het om toch gelovig te zijn, te weten waar het op aan komt, en toch te blijven steken in de bijna-christenheid. Het is of het één, of het ander. Denk toch aan het grote gebod : ‘Gij zult de HERE uw God liefhebben met geheel uw hart, geheel uw ziel, met geheel uw kracht’. Vaak denken we, net als de valse moeder die voor Salomo stond, dat het hart verdeeld mag zijn… maar zoiets eindigt in de dood (de dood van het kind… de dood van de vruchten die we kunnen dragen in onze christelijke taak die voor ons ligt). Maar God, als de ware moeder die voor Salomo stond, wil alles of niets… of het kind voor haarzelf, of helemaal niet… en dat eindigt in leven (voor het kind). Maar zo is het dus ook met het geloof, broeders en zusters, alles of niets! En we kunnen nu nog wel de hypocriet uithangen hier in de kerk, met onze collectes en onze kostuumpjes… maar we weten ook wat er met Ananias en Sapphira gebeurd is, neem ik aan. We kunnen nu nog doen alsof, maar de dood is de enige beloning van de halve christen, de bijna-christen.
Maar wat nog erger is aan deze halve vroomheid, dit bijna-christen zijn, is wel het volgende : het is niet alleen nadeling voor onszelf… maar het is ook schadelijk ten opzichte van anderen. Wij bijna-christenen zijn als wolven in schaapsvacht, als valse profeten… want we trachtten ook de anderen te overtuigen dat de weg naar God eigenlijk veel breder is dan je wel zou denken uit de bijbel. ‘Het valt allemaal wel mee… gewoon wat braaf doen en je komt er wel…’ Wij zijn het die de warme soep van de christenheid afkoelen tot een lauw braaksel die we alleen nog maar kunnen uitspuwen.
Het is waar natuurlijk, als we ons volledig aan God willen wijden, dan zullen onze burgerlijke vriendjes van deze wereld ons wel uitlachen… (achter onze rug of frontaal in ‘t gezicht). Des te beter zeg ik!
Ok, we moeten aan een aantal wereldse pleziertjes verzaken… ze leiden ons immers af van spirituele gaven, die vele malen beter zijn. Des te beter zeg ik… verzaak! We moeten de liefde voor deze wereld achter ons laten, zodat we kunnen gevuld worden met liefde voor God, en voor de naaste. En met zo’n liefde in ons hart zullen we net zoals Jakob zijn zeven jaren hard werkte voor Rachel, niets te moeilijk vinden omdat we ons die liefde voor ogen stellen, de beloning die voor ons ligt.
Broeders en zusters, laten we verder gaan dan Agrippa die wel interesse had, wel gelovig was, wel goed en braaf was… maar bleef steken in deze wereld : ‘Bijna Paulus, bijna had je me overtuigd christen te zijn…’ Laten we toch volledig overtuigd zijn om volledig christen te zijn in ons handelen en denken, in onze taak die voor ons ligt, in onze relaties met de mensen rondom ons…
Laten we de ware christen voor ogen houden : Jezus. De enige die nooit een bijna-christen is geweest. Laten we iedere dag streven om aan Zijn beeld gelijk te worden. Iedere dag van ons leven strijden om van bijna-christen tot ware christen te transformeren : christen zoals Christus was.
Laten we allemaal leren uitroepen, meer dan Agrippa : ‘Paulus, je hebt mij overtuigd om volledig christen te zijn… vandaag en tot in eeuwigheid.’
Amen.