Lev. 23 : 4-21 + Hand. 2 : 1-13
Gemeente,
‘En toen de pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen’.
In onze lezing uit Leviticus zien we dat het eerste feest Pesach/Pasen is. Het feest dat zowel voor de joden als voor de christenen het belangrijkste feest mag genoemd worden. Door de verzoening van het bloed (en dat is zowel bij joden als bij christenen!) gaat de dood aan ons ‘voorbij’ ( = de betekenis van het woordje ‘pesach’). Dat is waar joden aan herinnert worden op Pesach…Dat is dus wat wij ook hebben herdacht op Pasen, 7 weken geleden… Dat we eigenlijk niet langer van onszelf zijn, maar gekocht aan die prijs. Vrijgekocht… ook wij, christenen, zijn bevrijd uit Egypte, het land van de dood. Er is een voortdurende parallel die we in ‘t oog moeten houden tussen OT en NT. Je kan het NT niet begrijpen zonder het OT!
De Israelieten moesten dan op pesach (zo staat er in Leviticus), éénmaal in het beloofde land, de eerste schoof van de gerste-oogst naar de priester brengen en dat ten overstaan van de Here omhoog heffen, zodat het als offer kon worden aanvaard. Om te tonen dat alles wat uit ons voortkomt, onze ‘oogst’ (de ‘vruchten’ van onze arbeid), van Hem is… en aan Hem toebehoort. Dat moet dus ook de christelijke ingesteldheid zijn na Pasen!
Nu zijn 7 weken voorbij gegaan…De dag na die 7 weken is Pinksteren… precies 50 dagen dus na Pasen (Pinksteren komt van het Griekse woordje ‘pentecostes’ = 50). En na de gerste-oogst van Pesach, komen we nu in de tijd van de tarwe-oogst en het feest van de eerste vruchten… Na die 50 dagen was het volk Israel al ver weg uit het land Egypte. Ze waren de Rode Zee al doorgetrokken, het leger van farao was allang verdronken… en ze staan nu bij de berg Sinai waar ze de 10 leefregels ontvangen (en naar joodse traditie ook de ganse Tora). Het ontvangen van het Woord van God eigenlijk. Dat is wat joden vieren op ‘pinksteren’ (Sjawoe’oth, het wekenfeest).
Wij christenen, ook wij ontvangen iets op dit feest. Daar waar joden de wet ontvangen (en dus ook het moeten doen, het presteren van die wet : dat vloeit daaruit voort, dat is het oude verbond), ontvangen wij dan nu de Geest van God Zelf, en de vrijheid om te doen wat God behaagd.
Zo moeten we dus trachten die joodse feesten en hun betekenis te koppelen aan de boodschap voor ons als christenen. Zoals Paulus zegt : al wat in het OT staat is tot ons onderricht geschreven. Vanmorgen wil ik dus trachten het verband te tonen tussen het joodse pinksterfeest (sjawoe’oth) en het christelijke pinksterfeest.
Het voorbijgaan van de engel des doods bij de uittocht uit Egypte zien we al herhaald in het paasgebeuren (de dood en opstanding van Jezus). Het feest van de eerste vruchten, 50 dagen later, toont ons de eerste vruchten van het werk van de Heilige Geest : 3000 mensen bekeren zich! Zij zijn die eerste vruchten. Laten we dus nu verder kijken naar het gebeuren in Leviticus en de betekenis die we er kunnen uithalen voor pinksteren vandaag.
Toch ook nog eerst even opmerken dat het voor ons misschien wat vreemd lijkt dat er tarwe-oogst is rond deze tijd van het jaar. Maar het gebeuren speelt zich ook af in Palestina waar de seizoenen toch enigszins anders liggen dan hier. Wat moesten de Israelieten nu doen op het Pinksterfeest?
‘Jullie moeten dan uit je woonplaats 2 broden meenemen om het voor de Heer omhoog te heffen’.
Het eerste punt die we daar voor ons toch wel kunnen uithalen is toch wel dat we moeten leren erkennen dat alles van God afkomstig is, aan Hem toebehoort. Zelfs al hebben we het zelf gemaakt (zoals brood bijvoorbeeld), want de ingredienten (graan, water, zout…) die zijn wel een geschenk. Het is genade dat we te eten hebben en te drinken… elke goede gave van het leven is een geschenk van deze God. Eigenlijk is alles wat meer is dan de hel, iets wat we niet verdiend hebben. En dus moeten we de basishouding van dankbaarheid leren. Dankbaarheid voor de kleine dingen van ‘t leven die God ons in zijn goedheid schenkt (zoals brood dus).
Ten tweede : dat ze die 2 broden moeten omhoog heffen voor de Here om er Zijn zegen over te mogen ontvangen, toont ons de noodzaak van Gods zegen op al hetgeen we bezitten. De zegen van God vragen, betekent zijn hulp vragen. Zonder de zegen/hulp van God worden onze bezittingen verleidingen. En brengen ze zorgen met zich mee in plaats van verkwikkingen. Het brood op onze tafel kan een vloek worden als de zegen van God er niet op rust. Denk aan de spijziging van de 5000 : voordat brood en vis uitgedeeld werd zegende Jezus het. Want dan kan het vermenigvuldigen : dat wil zeggen : bezittingen die gebruikt worden om andere mensen te helpen. Had het kind het brood en de vis voor zichzelf gehouden, uit egoisme, dan was het niet gezegend, was het niet vermenigvuldigd… We moeten betrachten de zegen van de Heer te hebben op alles wat we doen. Zonder zijn hulp is alles gedoemd te mislukken. Bid voor zegen bij opstaan, bid voor zegen bij je werk, bid voor zegen bij je hobby, bid voor zegen bij het slapengaan…
Ten derde toont het brengen van die broden dat we als het ware ‘pachters’ zijn van deze God. We ‘huren’ onze plaats hier op deze aarde. We werken niet voor onszelf, maar voor Hem, onze Koning! De vruchten die we produceren in ons leven (de broden) moeten we voor Hem brengen. We moeten, met de talenten die we gekregen hebben, ‘winst’ leren maken. Daarom brengen ze ook brood voor God, en niet langer het graan zelf. We maken brood (= vruchten = arbeid). Niet voor onszelf, maar voor Hem. Begraven we ons talent, alleen maar bedoeld voor eigen gebruik… dan ziet het er niet goed voor ons uit wanneer Hij, de Koning, terugkomt. Onze talenten moeten renderen voor Hem!
Een vierde punt waar ik u aandacht voor vraag is het onderscheid tussen wat de Israelieten moeten brengen op Pesach en op Pinksteren. Op Pesach brengen ze een schoof graan (puur!). Op Pinksteren 2 broden gemaakt door de mensen. Op Pasen, zou je kunnen zeggen, was het offer dat gebracht werd voor God ook puur (namelijk Jezus zelf), de mens kan daar niets toe bijdragen… Maar op Pinksteren is het de mens die tracht tot daden te komen, met hulp van de Heilige Geest uiteraard. In dat brood zit natuurlijk ook dat pure graan verwerkt… dat wil zeggen zonder Gods hulp kunnen wij uiteindelijk niks beginnen… De Heilige Geest is als het pure graan in het brood van onze arbeid. Ons gebrekkige leven, met al zijn fouten, kan nog steeds gebruikt worden door de Geest om vrucht te dragen voor God, om brood te worden voor God. Door de kracht van de Heilige Geest kan de mens tot daden komen, daden van naastenliefde… het brood, de vruchten, de christelijke arbeid in ons leven.
Tot zover het joodse Sjawoe’oth en enkele puntjes die voor ons van interesse mogen blijken. Laten we ons nu toespitsen op het christelijke pinkstergebeuren zelf. Want daar valt ook heel veel over te zeggen, dingen die meestal niet gezegd worden.
‘Er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur…’ Meestal denken we dan aan vlammetjes op hun hoofden…typische zondagschooltekening. Maar het Griekse woordje voor ‘tong’ is ook het woordje voor ‘taal’ ! ‘Er vertoonde zich aan hen een taal als van vuur’… zou je kunnen vertalen. Dus er komt op hen/in hen een vurige taal. En dat zien we ook ogenblikkelijk in werking treden. Petrus houd zijn toespraak en 3000 mensen bekeren zich! Dat zal een behoorlijk ‘vurige’ toespraak geweest zijn. Het punt is natuurlijk dat als God niet door ons werkt…als het van onszelf afhangt… dan verstoppen we ons zoals de discipelen toen ook deden en gebeurt er… niets. Laten we toe dat de Geest door ons werkt, dan kunnen we vrucht dragen (brood)!
Op Sjawoe’oth daalde God neer op de berg Sinai, en gaf de Wet. Op pinksteren daalde God neer en gaf ons de Geest. Op Sinai had je het begin van het Oude Verbond (de Wet), en op pinksteren had je het begin van het Nieuwe Verbond (de Geest). Bij Wet hoort een bevel : doe dit, doe dat (en straf)… het is iets voor kinderen eigenlijk. Maar bij de Geest hoort genade, en vrijheid. Sommige christenen kijken voortdurend naar oplossingen in de bijbel voor specifieke problemen. Maar de bijbel toont ons geen éénduidige oplossingen. Want we zijn geen kinderen meer broeders en zusters. Geen kinderen meer sinds pinksteren… We zijn erfgenamen geworden. En zoals Paulus ons zegt : ‘we zijn volledig vrij … maar niet alles is nuttig’. Dat wil zeggen dat we als christenen verantwoordelijkheid dragen voor elke beslissing die we nemen in elke concrete situatie naar de kracht van de Heilige Geest in ons. En die beslissing kan voor de één wel degelijk anders zijn dan voor de ander, want elke concrete situatie is ook verschillend natuurlijk. Maar wat wij dus des te meer moeten betrachten is de hulp van de Geest in ons leven toelaten. Verwaarloos dat niet, broeders en zusters. Bid elke dag om de Geest. Of beter nog : bid elke dag dat je de Geest niet in de weg staat. Want de Geest hebben we verkregen op Pinksteren. Hij is ons erfdeel. Als christen ontvang je de Geest automatisch zou ik zo zeggen (zoals elke Israeliet deelgenoot was van de Wet, zo hebben alle christenen deel aan de Geest). Maar ik kan in mijn leven de Geest natuurlijk wel verhinderen te werken. Door al mijn beslommeringen op de eerste plaats te zetten… door vast te roesten in mijn overtuigingen…Het is zo makkelijk om Zijn kracht in ons teniet te doen. Laten we ons daar voor hoeden, elke dag opnieuw : dat is, meen ik, de taak die voor ons ligt na pinksteren.
Naast die gave van de Geest kunnen we nog enkele puntjes leren van het pinksterverhaal. We zien namelijk dat de discipelen moesten wachten. Van Pasen tot pinksteren… 50 dagen wachten. In die 50 schijnbaar lege dagen hadden ze alleen maar de belofte… ze hadden niets anders om zich aan vast te klampen… de situatie leek ongetwijfeld uitzichtsloos…Ook wij zien niet onmiddellijk resultaat van onze christelijke arbeid… we zaaien, maar er lijkt vaak niets te groeien. De gemeente blijft klein en lijkt op uitsterven. Maar dit is de belofte van pinksteren : God zelf zorgt voor de groei… (3000 bekeren zich : dat is een toename van ongeveer 25x, want de volgelingen van Jezus waren toen maar met een 120 tal (Hand 1:15)). Merk ook op dat dat pas gebeurde toen Petrus de boodschap predikte. Wat nog maar eens bewijst hoe belangrijk de preek eigenlijk wel is natuurlijk. Dat is, wanneer de Geest werkt door de spreker. Want Petrus was maar een eenvoudige visser, en toch vermocht hij veel meer dan eender welke dominee. Niet de opleiding is zo belangrijk, maar wel of de spreker in de weg staat van de Geest of niet!
En waarover preekte Petrus dan wel? Want dat is toch interessant om daar even naar te kijken? Wat was zijn magische formule die zo’n succes scoorde? Welk onderwerp was het die zo’n effect teweegbracht? Bracht Petrus een spannend verhaal, met wat grapjes in verwerkt? Was het een culturele boodschap die hij bracht (vaak stokpaardje van de huidige generatie sprekers : laten we wat slijmen in de richting van de maatschappij en haar cultuur… een preek houden over de Franse filosoof Camus, of over de vrouw van Rembrandt….). NEE, broeders en zusters! Petrus sprak over Jezus Christus en die gekruisigd. Hij sprak over de essentie van de bijbel toch. Hij legde uit aan de hand van bijbelteksten wat er gebeurd was, de heilsgeschiedenis… datgene waar het om draait. Dat is wat een preek zou moeten zijn toch? Ach, laten we iedere dag bidden dat zo’n pinksteren mag komen naar elke gemeente in elke stad in Nederland en Belgie. Laten we elk voor ons onze christelijke taak doen, spreken wanneer we moeten spreken. Sta de Geest niet in de weg. Soms zie je resultaat, soms niet. Wij kunnen uiteindelijk alleen maar zaaien… het is de Geest die doet groeien… dat is troostvol in deze tijd denk ik zo. Dat is de troost van Pinksteren : God laat zijn ‘kerk’ niet in de steek, al zijn Zijn wegen vaak heel anders dan wat wij zelf graag zouden willen hebben in onze kerk.
Maar wij zijn Zijn erfgenamen! Hij heeft ons Zijn geest gegeven! Vertrouw daarop!
Amen.