Genesis 11 : 26 – 12 : 9 (+ Hand 7 : 1 – 5)
Gemeente,
“… en hij (Terach) deed hen wegtrekken uit Ur der Chaldeeën om te gaan naar het land Kanaän, en zij kwamen te Haran en bleven daar…”
In Genesis hoofdstukken 8 en 9 leren we Noach kennen die als laatste een ‘rechtvaardig en onberispelijk man’ was. En God bracht de zondvloed over de aarde want ‘de boosheid van de mensen was groot… en al wat de overleggingen van hun hart voortbrachten was ten allen tijde slechts boos…’ (Gen. 6:5). En Noach die met z’n familie als enige mensen gered werden, is in feite een nieuw begin… Een volledig nieuwe start met rechtvaardige, goede mensen… in hoofdstuk 9…
Maar nu, in hoofdstuk 11… we zijn dus slechts 2 armzalige hoofdstukjes verder… zien we dat de situatie weer volledig teruggekeerd is naar de tijd van voor de zondvloed. De mens maakte voor zichzelf eigen afgoden en opnieuw is er eigenlijk niemand meer die God kent…
God had zich ook voorgenomen om nooit meer een zondvloed te brengen op aarde en dus laat Hij nu een volledig nieuw plan in werking treden : Hij zal Zich openbaren aan één uitverkorene (Abram). Met hem zal God een verbond sluiten en diens familie zal uitgroeien tot een uitverkoren volk. Dat volk zal dan de openbaringen van deze God overdragen van generatie op generatie. Uit dat volk zullen profeten geroepen worden die de woorden van God zullen brengen aan de mensen… en wanneer de tijd rijp zal zijn zal de Zoon van God, de beloofde Messias, uit dit volk voortkomen om zijn werk van genade te volbrengen.
God kiest Zich dus Abram… Waarom Abram?… Omdat hij rechtvaardig en onberispelijk was, zoals Noach?… Nee, dat staat er niet. Het waarom van die keuze weten we niet… Het staat niet in de tekst… Maar dit weten we : dat het God is die kiest! (uitverkiezing)
God kiest voor Abram en geeft hem de opdracht zich af te zonderen, weg van zijn familie en bloedverwanten en vrienden. Weg uit Ur der Chaldeeën. Weg uit Haran. Weg uit dat land Mesopotamië. Dit is in feite ‘heiliging’ (heilig zijn (Grieks ‘hagios’) betekent letterlijk ‘apart gezet’). Apart, afgezonderd van de zondige invloeden van de omgeving. Daarom moet Abram weg uit Ur der Chaldeeën! Weg uit Haran! Weg uit dat land Mesopotamië!
Dit is wat de ‘kerk’, de ‘gemeente’ (‘ecclesia’ Grieks) ook moet zijn : ‘geroepen uit’ (letterlijk). Mensen die door genade geroepen worden uit de wereld… De kerk is in feite een herhaling van dit verhaal : de roeping van Abram uit het land van Ur der Chaldeeën (het land Mesopotamië, het centrum van kennis en cultuur, als beeld voor ‘de wereld’).
Onze tekstlezing toont ons echter dat deze speciale roeping niet zonder slag of stoot gebeurd…
Daarom ons eerste punt : de roep van God wordt vaak maar half gehoorzaamd!
We lezen immers dat Abram (met zijn familie) wegging uit Ur der Chaldeeën om naar Kanaän te gaan, maar dan staat er in onze tekstlezing : ‘zij kwamen te Haran en bleven daar…’ Eigenlijk toont dat vers ons dat Abram halfweg bleef steken! En dat kwam ongetwijfeld door zijn gehechtheid aan zijn familie. De ganse familie bleef immers steken… De ganse familie was op weg naar het beloofde land Kanaän, want er staat : “… en hij (Terach) deed hen wegtrekken uit Ur der Chaldeeën om te gaan naar het land Kanaän, en zij kwamen te Haran en bleven daar…”
Op ‘t eerste zicht lijkt dat verhaal eigenlijk positief te beginnen. We mogen misschien veronderstellen dat door Abram’s geloof, zijn positieve invloed, de ganse familie in actie kwam… Abram wil naar Kanaän (wat een gekke gedachte)… Wel, ze gingen allemaal op weg naar Kanaän! Abram zal hier misschien grootse dingen van verwacht hebben. Dat zijn ganse familie in contact mocht komen met de God die hij had leren kennen en die hij diende… Hoe zouden we zelf niet zijn als we de gelegenheid zouden hebben om de rest van onze familie in contact te brengen met die God die we liefhebben?…
Maar wat op ‘t eerste zicht positief lijkt te zijn, wordt al snel een obstakel. Want de reis naar het beloofde land blijkt hard en moeilijk. Hoe ze in Haran verzeild raakten is ook al een mysterie, want Haran lag niet bepaald op de rechte weg tussen Ur en Kanaän. Haran lag een heel eind verwijderd naar het noorden (als we aannemen dat Ur in het zuiden van Mesopotamië lag, wat ook helemaal niet zeker is)… Nu, sowieso is heel die karavaan van Abram’s familie afgeweken van de rechte weg. De bedoeling was goed (op naar Kanaän!), maar ze komen heel ergens anders terecht… en uiteindelijk bleven ze nog altijd steken in hetzelfde land (Mesopotamië)! Er is dus geen sprake van afzondering, van apart gezet worden, van ‘heiliging’!
Waarom blijven ze steken in Haran? Waarom gingen ze niet verder?… Waarschijnlijk redens genoeg. Terach, de patriarch, was te oud om zo’n reis nog te ondernemen… De Eufraat was een veel te moeilijke rivier om over te steken…
En uiteindelijk, zou je kunnen zeggen, waren ze toch al een stukje opgeschoven in de richting van Kanaän… Een stukje… om Abram een plezier te doen… Abram met die gekke gedachte van een God die hem riep om naar een ver en onbekend land te gaan… “Niet moeilijk doen hé Abram : we zijn zover we kunnen opgeschoven in de richting die je wilde gaan… maar uiteindelijk, als we in het voor ons bekende land willen blijven, moeten we hier in Haran stoppen… Ga niet verder Abram, spaar je vader die laatste bitterheid”… …
En Abram bleef in Haran… Heel begrijpelijk, heel erg menselijk… maar wel in ongehoorzaamheid aan het Woord van God.
Want wat was het resultaat van dit oponthoud? De zegen die Abram zou ontvangen werd uitgesteld. Het verbond die God met Abram zou sluiten werd uitgesteld. De zoon die hij zou ontvangen werd uitgesteld… Zo is het maar al te vaak ook in ons leven, broeders en zusters. We worden christen… we worden geroepen door God naar het beloofde land… we worden geroepen om ons te ‘heiligen’… en we verlaten wel Ur der Chaldeeën, de stad van open zonde in ons leven. En we gaan wel op weg naar het ‘heilige’ Kanaän, het beloofde land… maar we geraken er maar niet omdat we blijven steken in “Haran”, de stad van de gedeeltelijke gehoorzaamheid. En zo wordt de zegen die ons ten deel zou vallen in ons leven… uitgesteld.
Hoeveel christenen worstelen niet met een gebrek aan zegen in hun leven (mezelf inclusief!!)… omdat we blijven steken in “Haran”… in gedeeltelijke gehoorzaamheid?… We zijn tot Leven geroepen, maar we blijven altijd een beetje vasthangen aan de dood… we zijn als christen ongehoorzaam gehoorzaam… we zijn ongelovig gelovig (‘ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp’)… we willen wel gered worden door het kruis van Christus, maar ons eigen kruis opnemen? Ho maar….
Dat was ons eerste puntje : de roep van God wordt vaak maar half gehoorzaamd. Ons tweede puntje is : die roep van God is nochthans bijzonder in ons leven.
Want, broeders en zusters, wij hebben de zelfde roeping als Abram! Niet letterlijk gaan wonen in een ander land uiteraard… maar wel spiritueel. Soms werd wel eens gedacht (in de kerkgeschiedenis) dat je je volledig moet afzonderen van de maatschappij (apart gezet = heiliging), in een klooster bijvoorbeeld. Maar zoiets kunnen we niet afleiden uit het verhaal van Abram, die wel zijn geboortestreek verlaat, maar uiteindelijk in een land komt die ook bewoond wordt door mensen… Abram wordt niet geroepen om de asceet, de kluizenaar uit te hangen, want hij blijft eigenaar van grote kuddes vee… en hij leefde in contact met de Kanaänitische maatschappij van die tijd. Eigenlijk is dit ganse verhaal een beeld van de roeping van de gelovige om van een zondige levensstijl (in Mesopotamië) naar levensheiliging (het beloofde land) toe te gaan! Zie het onderscheid tussen Abram en Lot : Lot die in het beloofde land geen afstand kan doen van de zondige levensstijl… ja er zelfs voor kiest door te gaan wonen bij Sodom (en alle consequenties daarvan moet ondergaan). Komen we niet los van onze zondige levensstijl (zelfs als christen) dan zullen daar consequenties aan vasthangen in ons leven!
Dit is de bijzonder moeilijke strijd van een christen elke dag van zijn leven! Tracht U daar werk van te maken, broeders en zusters?… Dit is de bijzondere roeping van God naar elk christen!…
(Jacobus 4:4) “… weet gij niet, dat de vriendschap met de wereld vijandschap tegen God is?”…
Eigenlijk moeten we zo leren leven, dat een buitenstaander waarlijk iets opmerkelijks ziet! Alsof we wel in de maatschappij leven, maar er toch geen deel van uitmaken… dat we ‘anders’ zijn. Zo leven dat een buitenstaander Christus ziet in ons leven tussen de mensen. Niet blijven hangen in ‘Haran’, de plaats van de gedeeltelijke gehoorzaamheid… maar de ganse (levens)weg gaan tot in het beloofde land van heiliging!
Als we zo gehoorzaam zijn verwacht dan ook heel wat tegenkanting… juist en vooral ook van de mensen die je dierbaar zijn (je familie bijvoorbeeld). De familie die je in ‘Haran’ zouden willen vasthouden… Niet overdrijven hé met dat christelijk geloof!…
Om te gaan naar het beloofde land van heiliging heb je veel ‘geloof’ nodig (zoals Abram). Bid dan ook om de genade van God, dat Hij je zo’n geloof mag schenken dat je durft verder te gaan dan ‘Haran’. Want zelfs al raak je in het beloofde land van heiliging, de weg is er allesbehalve makkelijk en er blijven genoeg problemen (zoals te zien in het leven van Abram in Kanaän).
Dit brengt me bij het derde punt : wanneer we gehoorzaam zijn aan deze bijzondere roeping van God, dan mogen we komen op ‘heilige’ grond! Indien we komen tot volledige gehoorzaamheid (en niet blijven steken in ‘Haran’) dan worden we werkelijk ‘heilig’ (in bijbelse zin, niet wat de RKK er van gemaakt heeft). Daar op die heilige grond in het beloofde land zullen we ‘zegen’ ontvangen! Dit is wat het verhaal van Abram ons beloofd! Abram in zijn tent in het beloofde land (weg van Mesopotamië) verkreeg God als metgezel in zijn leven. Ja, God kwam verscheidene malen op bezoek bij Abram!… Er was rechtstreeks gesprek tussen God en Abram…
Als je de zondige wereld (Mesopotamië) achter je laat, dan zal God bij je vertoeven en je zegenen…
Let wel die ‘zegen’ van God is altijd heel anders dan wat we gedacht hadden! Abram verkrijgt uiteindelijk wel een zoon (Izaäk : de zegen waarnaar Abram verlangde)… maar dan moet hij hem gaan offeren : dat had Abram wellicht nooit verwacht!
Het kan ook zijn, broeders en zusters, dat we wel degelijk een ‘zegen’ mogen ontvangen… maar het niet als dusdanig ervaren. En dat we pas achteraf (na jaren soms) terugkijken naar de gebeurtenissen en tot het besef mogen komen van al die zegeningen die we mochten ontvangen.
Zij die verder geraken dan ‘Haran’ en het beloofde land binnenkomen leren ‘leven’ zoals God het wil. Maar meer nog dan dat : zulke mensen (zulke gelovigen) leren ook ‘sterven’. Want we vertrouwen niet langer op waarden die de maatschappij (Mesopotamië) belangrijk acht : rijkdom, status, carriere, luxe… We hebben die dingen opgegeven… we zijn er al aan ‘gestorven’. We zijn de Eufraat overgetrokken en hebben de wereldse verlangens achter ons gelaten. Straks zullen we die andere grote rivier (de Jordaan, de ‘dood’) oversteken om te komen in het beloofde land, het Koninkrijk van God. De mens die die eerste rivier de Eufraat reeds overgestoken heeft (figuurlijk) zal geen moeite hebben om ook die tweede rivier (de Jordaan) over te steken!
De vraag waarmee ik wil eindigen is dus deze : als gelovig christen… vertoef je nu nog in ‘Haran’?… Of ben je reeds verder getrokken naar het beloofde land?… Blijf je hangen in gedeeltelijke gehoorzaamheid?… Of streef je ernaar om te komen tot levensheiliging : te leven zoals God het wil?… Broeders en zusters, kies toch voor dit laatste : en je zult Zijn zegen ontvangen!
Voorbede.
Hemelse Vader,
Roep ons uit het zondige land waar we leven,
roep ons uit deze maatschappij die niets van U wil weten…
Roep ons om te komen naar Uw beloofde land,
roep ons tot levensheiliging.
Geef ons dan ook de kracht om ons leven te hervormen.
Sta niet toe dat we blijven hangen in ‘Haran’,
in gedeeltelijke gehoorzaamheid…
Schenk ons het geloof, het vertrouwen op U,
zodat we verder mogen gaan in ons leven.
Wij hebben U nodig Vader,
elke dag van ons leven :
sta niet toe dat we door U tot Leven geroepen,
toch nog blijven vasthangen aan de dood.
Sta niet toe dat we in onze gehoorzaamheid aan U,
toch ongehoorzaam blijven.
Sta niet toe dat we in ons geloof,
toch ongelovig blijven…
Maar leidt ons tot in Uw beloofde land.
En schenk ons de zegen die U
ons hebt voorbereid van voor het begin der tijden.
Leidt ons tot in het beloofde land,
en wordt onze Metgezel in dit leven.
En wanneer we dan komen tot levensheiliging,
ja, waneer we dan leren leven zoals U het wil…
leer ons dan ook te sterven…
zodat Gij doel en zin wordt van ons bestaan!
Amen.