Galaten 4 : 24

Galaten 4 : 24 + Genesis 21 : 8 – 13

Gemeente,

‘Want dit zijn twee bedelingen…’ : eigenlijk mag je best vertalen ‘verbond’ in plaats van ‘bedeling’. Dat is trouwens wat er in de Nieuwe Bijbelvertaling staat. ‘Verbond’ is ook veel duidelijker in de context, want Paulus geeft ons hier een allegorie, een gelijkenis van het oude en het nieuwe verbond. Paulus wil ons het onderscheid duidelijk maken tussen wet en genade… en dat is voor de natuurlijke mens (ook gelovigen!) wel één van de moeilijkste punten van het geloof. Hij die het onderscheid tussen wet en genade ten volle begrijpt, staat met beide voeten gegrond in het evangelie… maar zolang we die drempel niet overwonnen hebben, gaan we, zelfs als christen, wet en genade blijven verwarren met elkaar. Doorheen de kerkgeschiedenis zien we voortdurende pogingen om die twee, wet en genade, met elkaar te verzoenen, aan elkaar vast te hangen… daar waar ze voor God zijn als vuur en water, duisternis en licht…

Om het onderscheid tussen beide, wet en genade, duidelijk te maken toont Paulus ons in een gelijkenis (typisch joods) die twee vrouwen van Abraham, Hagar en Sara. Het eerste verbond is dat van de wet, de werken, het Hagar-verbond. De mens moet gehoorzamen aan de wet, zonder één enkele fout. Doet de mens dat, dan zal hij leven… faalt hij, dan zal hij sterven. Dit is het verbond dat God sloot met de mens, met Israel, op de Sinaiberg, temidden van vuur… Eigenlijk zouden we kunnen zeggen dat dit verbond er al was tussen God en Adam toen God zei : wanneer je eet van de verboden vrucht, zul je voorzeker sterven… Samengevat : zondigen (de wet overtreden) = sterven… dat is het Hagar-verbond.

Het tweede verbond is dat van genade, het Sara-verbond, als we de gelijkenis van Paulus blijven volgen. Niet tussen God en mensen, maar tussen God en Jezus Christus. Jezus neemt de straf voor alle zonden/overtredingen op zich, en iedereen voor wie Jezus sterft, is voorzeker gered. Hier hangt het verbond niet aan het gedrag van de mensen, zoals bij het eerste verbond,… maar aan het gedrag van Jezus Christus. Met andere woorden, ons deelnemen aan dat verbond hangt eigenlijk helemaal niet eens af van ons, of van een eigen presteren.. Dit is het punt waar de natuurlijke mens ook tegen in opstand komt… de mens wil niet afhankelijk zijn van die ander.

Nu wat toont die gelijkenis van Paulus ons allemaal? Want we kunnen er heel wat geloofswaarheden uithalen. Laten we ten eerste opmerken dat Sara (in onze gelijkenis het teken van het nieuwe verbond van genade) de oorspronkelijke, de eerste vrouw van Abraham was! Voor hij ook maar gehoord had van Hagar, was Sara zijn vrouw!! Of met andere woorden : het verbond van genade is het eerste, oorspronkelijke verbond! Er zijn er heel wat die denken dat de Wet er als eerste was (het oude verbond), en omdat de mens geen fut genoeg had om daaraan te voldoen, bedacht God maar een zijpoortje, de genade (nieuw verbond) om de mens toch maar alsnog te kunnen redden… een goddellijk foefje, een trucje om ons te redden… Helemaal niet dus! Dat is wat Paulus ons hier wil duidelijk maken : het verbond van genade was het eerste oorspronkelijke verbond, voor het verbond van werken. Nog voor de schepping was er al GENADE! God had de mens lief nog voordat Hij hem maakte. Lang voordat Adam in de tuin stond was de mens voorbestemd tot eeuwig leven door genade!

Ten tweede moeten we echter opmerken dat hoewel Sara (genade) de eerste oorspronkelijke echt-genote was, dat toch Hagar (wet) de eerstgeboren zoon krijgt. In die zin is Adam, als eerstgeborene van de mensen, zoon van Hagar. Die eerste dagen was hij perfect, voldeed hij aan de Wet… Dat was het principe waarop hij leefde in de tuin : zonder zonde kon hij blijven. Zondigen was uitgeworpen worden en sterven. Adam had het in eigen handen of hij God zou gehoorzamen of niet… Laten we God danken dat dit niet meer zo is! Want wat zien we verder in de gelijkenis?

Hagar had nooit echtgenote mogen worden van Abraham! Dat is nooit Gods bedoeling geweest… Hagar had nooit meer dan slavin mogen zijn, de keukenmeid van Sara… Of m.a.w de Wet is nooit bedoeld geweest om mensen te redden : de Wet is er maar als slaaf, als keukenmeid van GENADE! De Wet is bedoeld als hulpmiddel van Genade… Het is dankzij ons niet kunnen beantwoorden aan de norm van de Wet dat we gedreven worden naar de genade in Jezus Christus. Om een ander beeld te gebruiken : de Wet is als de herdershond die de schapen drijft naar de herder… een hulpmiddel om tot een doel te komen. Dit is het wat de gelijkenis van Paulus betracht : dat we tot het juiste inzicht komen van de plaats die de Wet inneemt ten opzichte van Gods Genade.

De Wet staat niet boven de christen, als een zwaard van Damocles, dat bij de minste misstap een einde maakt aan je miserabele leven : ‘als je zondigt wordt je gestraft!’ (veel christenen leven nog onder die terreur)…. Nee, Godzijdank, zo werkt het helemaal niet. De Wet staat onder de christen, draagt hem, is de weg waarop hij dient te wandelen, geeft hem richting in zijn leven… De Wet is nuttig en goed voor ons, als we haar de juiste plaats geven in ons leven : die van meid, van kuisvrouw in ons leven.

Laten we het nooit vergeten : Hagar was nooit een vrije vrouw, ze was een slavin, altijd een slavin… al was ze dat blijkbaar zelf even vergeten… al dacht ze dan even dat ze meer was dan de echtgenote. Al dacht ze even dat zij de ware echtgenote was, beter dan Sara (genade) zelf. Zo is het oude verbond van de Wet ook nooit vrij. Elk kind van de Wet, blijft slaaf… iedereen die zijn vertrouwen plaatst op de Wet en op het voldoen aan de Wet, blijft slaaf zijn hele leven lang. Want de Wet is een verplichting je ganse leven lang… en zelfs al kon je voldoen aan de Wet, dan heb je niet meer gedaan dan datgene wat je plicht was vanaf het begin. De Wet is een te harde meesteres… te hard voor de mens… Hoe meer je je als christen beroept op de wet, door een ander te veroordelen (zelfs al is het terecht)… hoe meer je ook zelf veroordeelt wordt door die Wet.

Sara (genade) is nooit slaaf geweest, maar echtgenote! En zelfs al leek het soms anders te zijn… zelfs al was ze soms gevangen door de Farao, zelfs al werd ze soms verkeerdelijk gezien als ‘zuster’… toch bleef ze altijd ‘echtgenoot’, de ware partner van Abraham. Zo heeft het verbond van genade misschien wel ook schijnbaar even in gevaar verkeerd… ‘Vader, indien mogelijk, laat deze beker toch aan mij voorbijgaan’ in de tuin van Gethsemane… Schijnbaar, want eigenlijk was er nooit twijfel. Jezus wist wat hem te doen stond.

Nog een gedachte die we uit deze gelijkenis kunnen halen : Hagar en haar zoon (!) werden verbannen, uitgeworpen… Het verbond van de Wet, het verbond van werken is eigenlijk niet langer een verbond. Zo worden ook zij die hun vertrouwen stellen op de Wet (Ismael) uitgeworpen. En niet alleen zij, maar ook hun moeder, de Wet zelf. Moeder en zoon van de wet, zijn uitgedreven door het evangelie, de goede boodschap van genade.

En zoals de twee vrouwen, Hagar en Sara, beeld zijn van de twee types van verbond, zo zijn de twee zonen beeld van de mensen onder elk verbond. Isaak is dan het type van de gelovige die wandelt uit geloof, in vertrouwen… zijn hoop gevestigd op genade. Ismael is het type gelovige die zichzelf zo slecht nog niet vind, die meent dat hij er wel kan geraken door alle goeie dingen die hij doet : de werken. Laten we die twee eens verder nader bekijken…

Ten eerste is Ismael hier de oudste. En zo is dat ook in ons geloofsleven. Voor we de genade ontdekken zijn we allemaal, ook als gelovige, aanhangers van de Wet. We menen van onszelf dat we goed genoeg zijn. Dat we er wel geraken door wat we doen als gelovige. Pas later in ons leven worden we aanhangers van genade, wanneer we ons eigen falen beseffen. Daar Ismael de oudste is, is hij ook ‘sterker’ dan Isaak. Dat wil zeggen, aanhangers van de Wet staan in deze wereld sterker. Er zit logica achter de gedachte dat je krijgt wat jezelf verdient… zo werkt onze wereld ook. Als gelovige van genade hebben we eigenlijk geen poot om op te staan : er is alleen ‘vertrouwen’, geen logica van welke aard dan ook.

Trouwens, als je die twee naast elkaar ziet staan, Ismael en Isaak… dan is er ook geen onderscheid aan de buitenkant. Beiden waren besneden door hun vader Abraham. Je zou kunnen zeggen dat er geen onderscheid is in de kerk tussen hen die geloven in werken en zij die geloven in genade. Beiden zijn gedoopt en nemen deel aan het avondmaal… Ook denk ik was er geen echt onderscheid in karakter tussen Ismael en Isaak… Ismael was ongetwijfeld een goed en eerbaar man. Er staat niets slechts over hem in de schrift. Abraham pleit ook voor hem bij God zodat Ismael ook een zegen krijgt. Ismael komt ook samen met Isaak om hun vader te begraven in de grot van Machpelah… Geen enkele buitenstaander kon onderscheid maken tussen die twee! En toch is er een onderscheid…

Paulus zegt ons Ismael was geboren naar het vlees, en Isaak naar de geest. Wat bedoelt Paulus daar mee? Als je aan Ismael zou vragen : waarom ben je gered? Dan zou hij ongetwijfeld antwoorden : door de goede dingen die ik doe uit eigen kracht (uit ‘vlees’). Of misschien subtieler, wat vaak bij christenen voorkomt : Ik ben gered door de genade van God waarvoor IK gekozen heb (uit eigen kracht/vlees dus).

Anderen hebben er dan niet voor gekozen… bijgevolg heb je de redding dan toch weer aan jezelf te danken. Zo sluipen de werken der wet altijd via een achterpoortje weer binnen in het christelijk geloof…

Vraag aan Isaak waarom hij gered is en hij antwoordt : uit genade heeft God mij gered van voor mijn geboorte. Ik ben gekozen door God als kind van belofte van voor mijn geboorte. Dat is genade, broeders en zusters. En zo zijn wij ook gekozen door God! Wij zitten daar zelf voor niks tussen. Wij hebben het niet aan onszelf te danken, niet uit eigen kracht/vlees… maar door de Geest die in ons werkt.

Isaak zal nooit pronken met zijn goede daden (zoals Ismael dat wel doet)… want hij weet wie hem de kracht geeft… Hij weet aan wie hij het te danken heeft dat hij doet wat goed is…

Het is Isaak, de zoon van genade, die dan ook de volle erfenis krijgt. Dat wil niet zeggen dat het slecht gaat met Ismael, de zoon van de wet. Ook hij krijgt een goede plaats in deze wereld. Zo gaat het ook met zij die de wet volgen : door hun goed gedrag verkrijgen ze aanzien in de wereld… maar ze zijn niet de erfgenamen van het beloofde land. Dat is alleen weggelegd voor de nakomelingen van Isaak, de zoon van genade. Daarom wordt Ismael verbannen uit het Vaderhuis, en gaat hij wonen in de woestijn. Want dat is het enige wat je van goede werken kunt verwachten : als je daar je vertrouwen op stelt dan rest er je alleen een woestijn als erfenis. Mensen die menen toch zo slecht niet te zijn… zij die zich vastklampen aan hun vermeende goede daden… zijn als verdwaalden in een kleine kleine oase van goede werken temidden van hun woestijn van zonden. Net als de ontelbare zandkorrels zo zijn hun fouten ten opzichte van de naaste.

Volg Jozua (Jezus) door die woestijn. Het is God Zelf die ons bevrijdt, wij zitten daar voor niks tussen. Het enige wat we mogen doen is volgen. De wolkkolom gaat ons voor, de Heilige Geest gaat ons voor naar het beloofde land. Er rest ons nog een laatste hindernis : de Jordaan, de snelstromende, de dood. En dan ligt daar de erfenis, het beloofde land. Een geschenk, een gave, gratis, van God voor zijn kinderen die vertrouwen op Zijn genade!

Amen.