Gemeente,
‘Dit nu zeg ik : Het verbond, dat eertijds door God rechtsgeldig was gemaakt met het oog op Christus, wordt door de wet, die na 430 jaar gekomen is, niet krachteloos gemaakt om de belofte teniet te doen…’
Broeders en zusters, wij spreken wel eens van het ‘oude testament (verbond)’ en het ‘nieuwe testament (verbond). Sommigen spreken ook wel van het ‘eerste’ en het ‘tweede’ verbond. Met dat ‘oude’ (of eerste) verbond bedoelen we dan het verbond gesloten tussen God en het volk Israël bij de berg Sinaï : het verbond waarbij het volk Israël beloofde de Wet te zullen houden. Het ‘nieuwe’ (of tweede) verbond is dan het verbond tussen God en Zijn Zoon Jezus : wie op Hem vertrouwt (in Hem ‘gelooft’) wordt als rechtvaardige gerekend voor God. Dit is U allen welbekend, neem ik aan.
Het ‘oude’ verbond was er ‘eerst’ denken we dan (want dat staat namelijk in het OT, Exodus), en het ‘nieuwe’ verbond was er pas honderden jaren later (want NT uiteraard)… Zo is het ons geleerd… Maar wat blijkt nu : Paulus in de Galatenbrief leert ons iets geheel anders. In het derde hoofdstuk van de Galatenbrief focust Paulus zich op de rechtvaardiging door het geloof in Christus (het ‘nieuwe’ verbond). Rechtvaardiging door het geloof, en niet door werken (van de wet, het ‘oude’ verbond).
Paulus koppelt daarbij het zogenaamde ‘nieuwe’ verbond aan het verbond tussen God en Abraham (in Gen. 15:7vv). Met andere woorden : Paulus gaat er van uit dat het zogenaamde ‘nieuwe’ verbond eigenlijk de voortzetting is van het Abrahamitische verbond, en dus helemaal niet zo ‘nieuw’ is!
De illustratie die Paulus daarbij gebruikt komt uit de wereld van het recht (vers 15) : ‘Zelfs een verbond van mensen dat rechtsgeldig is geworden, stelt niemand terzijde of voegt daar iets aan toe…’ Met ‘verbond’ (Gr. ‘diathéké) kan een ‘verdrag’ worden bedoeld of ook een ‘testament’ (een laatste wilsbeschikking). Het woordje ‘testament’ mag hier zelfs misschien de voorrang krijgen : namelijk, het betreft hier geen contract waarbij beide partijen beloven iets te doen. Het is veeleer een éénzijdig contract : het vertelt ons wat één partij belooft om te doen (net zoals een testament!). Dat is namelijk wat het Abrahamitische ‘verbond’ (contract, testament!) eigenlijk is (zie Gen 15:18) : een éénzijdige belofte van God aan Abraham : de belofte van nageslacht en de gave van land!
Welnu, zegt Paulus ons in zijn illustratie (vers 15) : in elk menselijk rechtsysteem (of hij nu het Romeinse, Griekse of joodse rechtsysteem in gedachte had weten we niet, maar het doet er eigenlijk niet toe) : in elk menselijk rechtsysteem komt er een tijd dat een ‘testament’ (een éénzijdig contract, verbond) volledig vast komt te liggen : niemand kan er nog iets aan toevoegen of het veranderen! Wat voor het menselijke rechtsysteem geldt, geldt des te meer voor het Recht van God. Als God dan iets beloofd heeft aan Abraham dan zal Hij zich daar zeker volstrekt aan houden, zegt Paulus ons.
Het Abrahamitische verbond is een volledig bindend contract/testament tussen God en Abraham. Een verbond, niet van gelijke partijen (!), maar meer zoals een testament (wilsbeschikking) van één partij (God) ten opzichte van de andere partij (Abraham), die in feite niets hoeft te doen. Het gaat hier dan ook om een belofte! Wat Paulus ons vooral wil zeggen hiermee is dat het Abrahamitische verbond voor eeuwig standhoudt, en niet kan veranderd worden door latere toevoegingen (nl. door de toevoeging van bvb het verbond van de wet te Sinaï)!
Ok, zult u nu zeggen, wat heeft dat alles te maken met de Galaten of met ons? Dat Abrahamitische verbond is immers toch maar gewoon een éénzijdige belofte van God aan Abraham? En gaat toch niet verder dan Abraham?… Wij hebben daar toch niets mee te maken?…
Paulus gebruikt echter een exegetisch truckje (vers 16) : ‘Welnu, zo zijn de beloften aan Abraham en aan zijn nageslacht gedaan. Hij zegt niet : En aan de nageslachten, alsof er sprake zou zijn van velen; maar van één : En aan uw Nageslacht; dat is Christus!…’ … De éénzijdige belofte van God in het Abrahamitische verbond werd niet alleen aan Abraham gedaan, maar ook aan zijn Nageslacht… in de interpretatie van Paulus, wordt hiermee Jezus bedoeld! Het woordje ‘nageslacht’ is natuurlijk een enkelvoudig woord, dat altijd een veelvoud in zich bevat (zoals bvb ook ‘familie’). De belofte was in de eerste plaats aan Abraham, en aan zijn directe nageslacht, zijnde Izaäk. Maar uiteindelijk bevat het ook alle verdere nageslachten, dat wil zeggen : alle kinderen van God, waarvan de eerste natuurlijk Jezus de Christus is! Voor Paulus is Jezus de Christus dan ook het waarachtige nageslacht van Abraham. Hij is de andere partij in het verbond tussen God en Abraham, zoals Hij ook de andere partij is in het zgn. ‘nieuwe’ verbond in het NT. Zo trekt Paulus de lijn tussen het Abrahamitische verbond enerzijds en het nieuwtestamentische verbond anderzijds! In die belofte van God aan Abraham (Gen. 15!) zat dus reeds het evangelie vervat (het goede nieuws omtrent Jezus de Christus), want het is door Hem (Jezus, het Nageslacht) dat alle volken op aarde worden gezegend (wat God aan Abraham had beloofd)!
‘Belofte’ is trouwens een sleutelwoord in Galaten 3 (het komt maar liefst 8x voor in de tekstlezing van vandaag). Paulus gebruikt het woordje om de belofte van God aan Abraham aan te duiden : die belofte is in feite het Abrahamitische verbond. En die wonderlijke belofte komt voor de wet! Vers 17 : ‘Dit nu zeg ik : Het (Abrahamitische) verbond (de belofte), dat eertijds door God rechtsgeldig was gemaakt met het oog op Christus (het Nageslacht), wordt door de wet (het zgn. ‘oude’ verbond), die na 430 jaar gekomen is, niet krachteloos gemaakt om de belofte teniet te doen…’… De belofte (het Abrahamitische verbond) die het ‘evangelie’ reeds in zich bevat, kwam dus 430 jaar eerder dan de wet (het zgn ‘oude’ verbond)! De belofte en de wet zijn dus twee verschillende (maar toch aanvullende) regelingen tussen God en mens. Ze hanteren volledig andere principes : de belofte (het Abrahamitische en het ‘nieuwe’ verbond) hangt samen met geloof (vertrouwen) en de wet hangt samen met werken. De wet doet de belofte waarop we moeten vertrouwen niet teniet (want de wet is van latere datum en kan het eigenlijke ‘eerste’ verbond van vertrouwen niet veranderen). We vragen ons dan natuurlijk af : wat is de reden, de functie van het verbond van de wet die God sloot met het volk Israël bij Sinaï??
Paulus begint vanaf vers 19 met de verklaring van wat nu het doel van de ‘wet’ (het zgn ‘oude’ verbond) is : ‘Waartoe dient dan de wet?’… Eerst begint Paulus met de uitleg waartoe de wet niet in staat is : de wet kan namelijk geen leven geven (wat de ‘belofte’ wel kan!). De wet kan alleen zonde openbaar maken. De wet, volgens Paulus, komt zelfs niet rechtstreeks van God tot de mens, maar via middelaars, engelen (een obscure joodse gedachte waarnaar Paulus teruggrijpt). En het is ook niet voor eeuwig, maar duurde tot de komst van Christus. Toch deed de wet God’s werk : zij was er namelijk om de mens voor te bereiden op de genade in Christus! De wet, laten we duidelijk zijn, is dus niet tegengesteld aan de belofte. Het zgn ‘oude’ verbond en het zgn ‘nieuwe’ verbond zijn niet concurrerend, maar aanvullend! De wet wijst ons erop dat we niet in staat zijn om te voldoen aan de norm van de wet, en wijst daarom eigenlijk naar Christus. Indien we geloven (dat is ‘vertrouwen’) in Christus, dan mogen we de zegeningen ontvangen die God beloofde aan Abraham.
Vers 24 : ‘Zo is dan de wet onze leermeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof gerechtvaardigd zouden worden…’ Het Griekse woordje voor ‘leermeester’ is ‘Paidagogos’ vanwaar ons woordje ‘pedagoog’ is afgeleid. Bij de oude Grieken was een Paidagogos een bijzondere slaaf die tot taak had om de jongens van rijkere burgers te begeleiden. Van zesjarige leeftijd tot volwassenheid werden jongens begeleid en beschermd door een Paidagogos. Niet zozeer een leraar, maar wel een babysitter-begeleider die vooral de taak had om discipline bij te brengen. Oude afbeeldingen tonen de Paidagogos vaak met een stok in de hand : een stok om te bestraffen en te tuchtigen. Hij was dus in feite een morele vormer, die het ethische besef van het kind deed groeien… Dit is precies wat Paulus in gedachte heeft wanneer hij het over de ‘wet’ heeft (het ‘oude’ verbond). De wet is er voor de discipline : het maakte duidelijk aan het volk van God wat ze geacht werden te doen, en het bestrafte wanneer ze daarin faalden. De wet leerde ons in feite ‘zonde’ kennen. Ondertussen bereidde de wet het volwassen worden voor van het volk van God. De wet was maar nodig, volgens Paulus, tot de komst van Christus!
Voor Paulus is het verbond met Abraham (en dus met Christus, het Nageslacht) gebaseerd op belofte, en niet op de wet, die maar een tweede, aanvullende positie inneemt. Gal. 3:18 : ‘Want als de erfenis (het verbond) uit de wet is, is zij niet meer uit de belofte, maar aan Abraham heeft God die door de belofte genadig (dat is : gratis en onverdiend) geschonken…’ Hier duidt Paulus de belofte (het Abrahamitische verbond) aan als een erfenis… vandaar dat we ook spreken van het oude ‘testament’ en het nieuwe ‘testament’. Een testament is een bindende, legale belofte : één partij beloofd allerlei aan de andere, ontvangende partij. Als God nu door zo’n ‘testament’ (verbond) ons een erfenis beloofd, dan komt het tot ons door een belofte, en niet door werken van wet. God handelt met ons naar Zijn belofte, en niet naar onze prestaties!! Zo worden we gerechtvaardigd voor God door geloof (dat is het vertrouwen op de belofte!), en niet door onze werken. Zo is het voor de Galaten hetzelfde als voor Abraham, en zo is het hetzelfde voor ons : gerechtvaardigd door genade (onverdiend) vanwege geloof (dat is dat wij ‘vertrouwen op de belofte’).
Broeders en zusters, het is onmogelijk om een belofte te verdienen! Dat is het ganse punt dat Paulus hier wil maken in de Galatenbrief. De enige manier waarop je een belofte kan ontvangen is door er op te vertrouwen! Als iemand je belooft om je een huis te schenken… dan kun je niets doen om die belofte te laten doorgaan : je kan er alleen maar op vertrouwen dat het ook effectief zo zal zijn!
Zo is het met de beloftes van God’s verbond met Abraham en zijn Nageslacht. Alleen God kan die beloftes vervullen en uitvoeren! Rom. 4:13v : ‘Want niet door de wet is de belofte aan Abraham of zijn nageslacht gedaan dat hij een erfgenaam van de wereld zou zijn, maar door de gerechtigheid van het geloof (= vertrouwen). Immers, als zij die uit de wet zijn, erfgenamen zijn, is het geloof zonder inhoud geworden en is de belofte tenietgedaan…’
Dit brengt ons tot een heel erg praktisch besluit : God handelt met ons overeenkomstig Zijn beloftes, en niet naar onze ‘werken’, onze prestaties voor Hem : elke zondaar die vertrouwt in Christus gekruisigd voor zijn of haar redding, volledig los van eventuele werken, ontvangt gratis in genade de zegen van eeuwig leven en ‘erft’ dus als het ware de belofte die God maakte aan Abraham! Zoals het was voor Abraham, zo is het voor iedereen in Christus!
Redding in Christus hangt dus niet af van één of andere wet die we toch vroeg of laat breken, maar rust op een belofte die God niet kan breken. God belooft ons vergeving van zonden door de dood en opstanding van Jezus de Christus. God belooft eeuwig leven aan een ieder die tot Christus komt in geloof (dat is vertrouwen). God kan niet (en wil niet) terugkomen op deze beloftes! Zijn verbond met Abraham en met het nageslacht is een onherroepbaar ‘testament’ : het blijft voor eeuwig zo. De belofte van oude en nieuwe testament is een erfenis, en het is het recht van diegene die de erfenis schenkt om zijn eigen voorwaarden te bepalen. God kan doen wat Hij maar wil met Zijn zegeningen. God zij dank! Die erfenis die ons ten deel valt in Christus bevat vergeving van alle schuld, gemeenschap met Christus in de Geest, en de vrije gave van eeuwig leven. God schenkt het volledig gratis weg (dat is genade!)!
Broeders en zusters, laat ons God iedere dag danken voor Zijn Zoon, Jezus de Christus, die voor ons dit alles mogelijk maakte. Ga dan heen en leef voor anderen op dezelfde wijze!
Voorbede.
Hemelse Vader,
Wij willen U danken voor Uw belofte aan Abraham!
Schenk ons het inzicht, de wijsheid
dat deze belofte niet alleen aan Abraham was, maar ook aan zijn Nageslacht.
Zodat we mogen inzien dat Uw ‘nieuw’ verbond
eigenlijk al het verbond was van het begin.
Dat Uw verbond met ons bovenal een belofte is.
Een belofte waaraan U Zich steeds zal houden,
zelfs wanneer wij weeral tekort schieten,
in het uitvoeren van Uw wet.
Wij belijden voor U steeds opnieuw,
dat wij telkens zullen falen wanneer wij
trachten te presteren, wanneer wij trachten
te beantwoorden aan de vereisten van Uw wet.
Maar U kwam Abraham tegemoet met een belofte.
Een volledig éénzijdige belofte!
Zonder deze belofte waren wij reddeloos verloren!
U schonk aan Abraham nieuw Leven (Nageslacht),
en zo belooft U aan ons eveneens nieuw Leven.
U belooft een nieuw land, Uw Koninkrijk.
Vader, laat ons steeds opnieuw doordrongen worden
van U vrije gave in genade aan ons.
Leid ons in rechte sporen en werk in ons Uw goede werken.
Leer ons om Uw beloftes te delen met onze naaste.
Dat we hun mogen verkondigen van de hoop in Uw Naam.
Dat we hun mogen vertellen van al Uw beloftes in Uw testament.
In Jezus’ Naam.
Amen.