Gemeente,
‘Ook u, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en zonden…’
Ik wil het met u vandaag hebben over de opstanding van de verloren en doodse mens door de kracht van de geest van God. De apostel spreekt hier, in onze brieflezing aan de gemeente van Efeze, alle mensen aan die uitverkoren zijn in Christus Jezus… en hij zegt hen : ‘… hoewel gij ook dood waart door uw overtredingen en zonden…’
Hebt u al ooit eens bij een lijk gestaan? Ik zie hier toch heel wat ouderen… en ik vermoed dus van wel…
Wat een aanblik toch is een dood lichaam! Wie durft er bij stilstaan? Wie durft erkennen dat spoedig het eigen lichaam ook zo zal zijn? Het is toch een overweldigende gedachte, broeders en zusters, dat spoedig dit lichaam… dit warme, zachte lichaam… een feestdis zal zijn van de wormen…
Spoedig worden we gedragen naar het graf… spoedig zullen je ogen die mij nu nog aanschouwen, glazig worden in eeuwige duisternis… Nu nog staat ons lichaam hier sterk… maar spoedig zullen we geen spiertje meer kunnen bewegen… wordt ons lichaam een walgelijk ding… broeder aan de worm, en zuster aan bederf…
Ik weet het, ik overdrijf een beetje… en het is zeker niet de bedoeling u depressief te krijgen! Maar ik wil toch de metafoor die in de tekst gebruikt wordt, duidelijk schetsen : namelijk hoe de toestand van uw ziel is tegenover God, want daar gaat het over! Dit is namelijk één van de centrale leerstellingen van de bijbel (die steeds vaker ontkend wordt tegenwoordig vrees ik), namelijk dat de mens van nature, sinds de zondeval, dood is voor God. Dood voor God in spiritueel opzicht… het lichaam kan misschien wel nog rondlopen, maar mijn ziel is als het ware rottend voor God. Ja, de mens is in spiritueel opzicht als dood geboren. En tot leven komen, kan alleen maar door het ingrijpen van de Geest van God (wedergeboorte). Niet uit eigen kracht, niet door eigen prestatie… Dit is, denk ik ook, de boodschap van Pasen. Het is genade van God die ons tot leven wekt! Geen enkele andere bron kan leven schenken… tot leven wekken…
En ik wil u dat vandaag aantonen door de opstanding. Maar niet die van Jezus… maar van de mens door Jezus. Als we namelijk het evangelie er op naslaan, dan vinden we dat Jezus in zijn leven zelf drie mensen uit de dood heeft opgewekt. Drie is sowieso in de bijbel het getal van beslissing… zal Jezus in staat zijn de dood te overwinnen? Na 3x blijkt dat dan ook zo te zijn…
De eerste die hij opwekt uit de dood is het jonge meisje, de dochter van Jairus. ‘Talitha cumi’, en zij stond op (= opstanding). De tweede is de zoon van de weduwe die naar het graf gedragen wordt… ‘Jongeling, Ik zeg u, sta op!’ (= opstanding). En dan, als derde (de meest bekende), de opstanding van Lazarus uit het graf… Lazarus, niet dood thuis in zijn bed (zoals het meisje), of op weg naar het graf (zoals de jongeling), maar al rottend in het graf! En hij stond op… We zien ook een stijgende lijn in die opstandingen : elk geval is zwaarder dan de voorafgaande.
Deze drie (de dochter, de zoon, en Lazarus) staan als het ware voor de natuurlijke toestand van de mens. De natuurlijke mens in zijn dode toestand. Maar al ben je dan dood, er is toch een verschil in de manier waarop, al is het eindresultaat hetzelfde. Het meisje, zij lijkt als het ware nog te leven… ze ligt nog thuis op haar eigen bed. Haar handje wordt nog vastgehouden door haar liefhebbende vader… Maar toch is ze dood…
Dan zien we de jongeman die reeds naar het graf gedragen wordt… hij zit als het ware een stap verder dan het meisje. Hij is al enige tijd dood en nu dragen ze hem naar het graf voordat hij zal beginnen rotten… Maar de derde dode, Lazarus, gaat nog een stap verder… want Martha waarschuwt de Here met de woorden : ‘Hij zal al stinken, want hij ligt er al 4 dagen…’
En toch, broeders en zusters, was dat dochtertje van Jairus uiteindelijk, als puntje bij paaltje komt, even dood als Lazarus… of de ene nu meer stinkt dan de andere… dood is dood… zelfs al lijkt de ene doodser dan de andere…
En zo is het ook met ons mensen… Sommigen hier zijn zoals het dochtertje… alles lijkt nog in orde… Je gedraagt je misschien zoals de burgerlijke wet het voorschrijft. Een brave burger, met een schijnbaar goed karakter… Je bent nog goed geconserveerd… je mankeert misschien ook niks… schoon huisje, dikke bankrekening, mooi kostuumpje… je bent echt een aangenaam mens!… Maar… wel… dood voor God. Even dood als de ergste misdadiger. Want niet herboren! Niet opgestaan uit de dood, door de kracht van de Geest, de genade van God.
Sommigen hier zijn zoals die jongeman die gedragen wordt op weg naar het graf… Op veel vlakken deug je nog wel… je bent nog steeds aanvaard in de maatschappij… maar er zijn ook heel wat dingen beginnen mislopen in je leven. Je hebt enkele zondige gewoontes aangekweekt in de loop der jaren… in ‘t geheim wanneer niemand kijkt… De maatschappij heeft het nog wel niet door… maar God wel… en voor Hem ben je… dood. Even dood als de ergste misdadiger.
En dan zijn er hier misschien ook sommigen zoals Lazarus… je spirituele dood is veel duidelijker geworden voor de mensen rondom je… Je bent duidelijk aan het rotten in je gedrag… de maatschappij heeft je misschien al uitgespuwd… mensen roddelen graag over je… je bent het voorwerp van spot geworden voor de brave burgers van het dorp… Ja, je bent dood… maar eigenlijk toch, als puntje bij paaltje komt, niet doodser dan die brave burger…
Deze drie (het kindje, de jongeling, de volwassene) ontvingen de opstanding. Alle drie ontvingen ze nieuw leven door Jezus. En voor Hem is het even makkelijk om ze opstanding te geven : of het nu de rottende Lazarus is uit de tombe, of het ingeslapen meisje op haar bed…
Maar wel alle drie opstanding op een andere manier, omdat hun manier van dood zijn ook anders is natuurlijk. Zie ten eerste naar het ingeslapen meisje in haar eigen huis… en Jezus nam haar bij de hand en zei ‘Sta op’… Een zachte aanraking (hij nam haar hand in de zijne), een kort woord (sta op)… en haar hart begon opnieuw te kloppen… Zo is de bekering ook vaak nog bij jonge mensen, kinderen nog… ze geloven nog zo snel… ze zijn nog niet sarcastisch of cynisch geworden. Er wegen nog geen grote zonden op hun geweten… Het enige wat God nodig heeft om hen te bereiken en uit de dood te doen opstaan is die zachte aanraking met het levende Woord… En soms lijkt het nauwelijks op bekering, op wedergeboorte, als een kind kiest voor God… zo vanzelfsprekend is het voor hen… Ach hoe herinner ik mij mijn jeugd en hoe eenvoudig het geloof toen was…
Zo komen we bij het tweede geval : de jongeling die reeds naar het graf gedragen wordt… Hier moet de opstanding anders gebeuren. Want de jongeling is al verder in de dood… Jezus nam de jongeling zelf niet vast, maar legde zijn hand op de draagberry. Zij die hem droegen stonden stil, staat er. En Jezus sprak, niet zacht zoals bij het meisje : ‘Jongeling, Ik zeg u, sta op!’… Zie het onderscheid met de eerste opstanding : het kindje krijgt nieuw leven in ‘t geheim… enkel de familie zag het. Hier bij de jongeling gebeurd het veel meer publiekelijk. Veel meer mensen zien het gebeuren, zien de verandering. De transformatie, de wedergeboorte is veel meer opvallend. Hier raakt Jezus ook de draagberry aan… de dragers moeten stoppen! Wat moet er stoppen voordat hij kan opstaan? De zonden die hij aangeleerd heeft, zijn slechte gewoontes, datgene waar hij slaaf van geworden is… datgene wat hem naar het graf draagt, naar de eeuwige dood…
Maar nu komt het ergste geval… veel erger dan de vorige twee (en toch dezelfde dood)! Toen Jezus het meisje tot leven bracht zei hij : ‘Ze is niet dood, ze slaapt…’ Toen hij de jongeling tot leven bracht zei hij tegen de moeder ‘Ween niet’. Maar nu… nu komen we aan de mens in zijn uiteindelijke bestemming : rottend in het graf van de eeuwige dood… En het is hier dat we lezen (het kortste vers in de bijbel) : ‘Hij (Jezus) weende’… We zien hoe Hij ‘verbolgen’ is (staat er in onze vertaling)… hoe hij kreunde in zijn geest (letterlijk). Wenen en kreunen in de geest… en dan ‘Neem de steen weg!’… En toen begon Jezus te bidden : ‘Vader, Ik dank U, dat Gij Mij verhoord hebt…’ (Ik zou bijn adurven zeggen : Het is volbracht!). En dan staat er iets, wat dus niet, of in veel mindere mate bij de andere twee opstandingen staat… namelijk : ‘toen riep Hij met luider stem’ : Lazarus, kom naar buiten!… Net zoals aan het kruis riep hij (Het is volbracht). Maar hier roept hij de naam Lazarus (Lazarus kom naar buiten).De naam Lazarus komt van het Hebreeuwse Eliezer (God helpt). De helpende God komt naar buiten, breekt door de dood heen… In alle drie de gevallen is het het Woord van Jezus die red uit de dood. Maar hier moet het met luider stem… Om deze te redden moest Jezus wenen… om deze dode te redden moest Jezus wenen en kreunen in de geest… aan het kruis… de steen van het graf moest weggerold worden… de kracht van de dood gebroken worden…
Maar hier eindigt het verhaal niet. Bij elke opstanding gaat het verder. Het verhaal van Pasen eindigt ook niet met de opstanding… het is veel meer een begin. Een begin van nieuw leven. Zo is het ook met die drie die Jezus leven gaf.
Van het jonge meisje staat er dat Jezus zei ‘Geef haar voedsel’… bij de jongeling staat er ‘dat Hij hem aan zijn moeder gaf’… en van Lazarus staat er dat Jezus zei ‘Maak hem los en laat hem gaan’…
Jonge mensen, kinderen, pas bekeerd, hebben nog voedsel nodig… Voedsel om te groeien in geloof. Of anders blijf je maar klein en zwak. Vandaar het belang van de voorganger, van de ouderlingen ook… zij moeten in staat zijn om goed onderbouwde instructie te geven van het geloof : geen wollige verhaaltjes, maar beklijvende preken, degelijke bijbelstudie, antwoord weten op vragen die jongeren stellen…
Bij de jongeling die naar het graf gedragen wordt, zien we hoe Jezus hem teruggeeft aan zijn moeder! Hoe vaak zien we niet wanneer iemand het rechte pad verlaat hoe hij de raadgevingen van zijn ouders, van de moeder, in de wind slaat… Hoe vaak breekt zo iemand ook niet met zijn moeder… hoe pijnlijk zijn de zonden van de kinderen voor hun ouders. Maar bij bekering keren ze ook terug naar de ouders… keren ze terug naar goed gezelschap… Hoe vaak wordt zonde ook niet veroorzaakt door het gezelschap waarin we verkeren, of dat we navolgen? ‘Eer uw vader en uw moeder’… navolging!
En dan komen we bij Lazarus… ‘Maak hem los en laat hem gaan’… De jongeling die naar het graf gedragen werd ging onmiddellijk rechtop zitten en begon te praten… Maar niet zo bij Lazarus… Hij was nog vastgebonden, omwikkeld in de linnen doeken… Hij kon maar wat vooruit schuifelen… zijn mond nog toegebonden… Hoe moeilijk is het om van zondige, doodse gewoontes af te komen… zelfs na nieuw leven, na bekering… Soms kun je als christen alleen maar vooruit schuifelen, je mond toegesnoerd door de problemen, de ellende, de fouten in je leven… Telkens opnieuw moet hij stukje bij beetje loslaten… de rottende windsels loslaten die hem vastkluisteren aan de dood…
En zo eindigen we op Pasen met deze vraag… Wie bent U?… Het meisje, de jongeling, Lazarus?…
Heeft jezus U reeds opgewekt uit de dood?… heeft Hij reeds met luider stem geroepen in uw leven : ‘Lazarus, kom naar buiten’?…
Amen.