Daniël 2 : 24 – 49

Gemeente,

‘In de dagen van die koningen zal de God van de hemel echter een Koninkrijk doen opkomen dat voor eeuwig niet te gronde zal gaan… Het zal al die andere koninkrijken verbrijzelen en teniet doen, maar zelf zal het voor eeuwig standhouden. Daarom hebt u gezien dat, niet door mensenhanden, uit de berg een steen werd afgehouwen, die het ijzer, brons, leem, zilver en goud verbrijzelde…’ (44-45)

Broeders en zusters, Nebukadnezar, de koning van Babylonië, had een vreemde droom, een visioen eigenlijk (begin hoofdstuk 2). Hij beval daarop zijn magiërs en tovenaars om de droom uit te leggen, zonder hen te vertellen wat de inhoud van de droom was! Deze ‘wijzen’ zeiden dat dit onmogelijk was : (vers 11) ‘Want de zaak waar de koning om vraagt, is te moeilijk. Er is niemand anders die het in de tegenwoordigheid van de koning te kennen kan geven dan de goden, die hun verblijf niet bij de schepselen hebben…’ Daarop wilde Nebukadnezar al zijn ‘wijzen’ ter dood brengen… maar toen Daniël hiervan hoorde, vroeg hij de koning om meer tijd, zodat hij kon bidden tot de God van hemel. De HEERE antwoordde hem en gaf Daniël zowel de inhoud van de droom als ook de uitleg en interpretatie ervan. Hier begint onze tekstlezing.

Een allereerste, belangrijk punt waarop we moeten letten is de nederigheid van Daniël! Let op het contrast met Arioch, het hoofd van de lijfwacht. Arioch zei tot de koning : ‘Ik heb onder de ballingen uit Juda een man gevonden die de koning de uitleg zal laten weten…’ (vers 25). Dat was helemaal niet het geval, want het was Daniël zelf die Arioch had benaderd. Toch doet Arioch alsof het dankzij hem is dat de koning de uitleg zal krijgen. Dat is toch typisch voor ons mensen : we schuiven kritiek en schuld zo snel mogelijk af op anderen, maar wanneer er lof te rapen valt zorgen we dat we op de eerste rij staan. Maar niet zo bij Daniël! Want toen Nebukadnezar hem vroeg (in vers 26) : ‘Bent u in staat mij de droom te laten weten die ik gezien heb, en de uitleg ervan?’…. dan had Daniël heel makkelijk kunnen zeggen : ‘Ja, dat kan ik! Ik zal dat eens doen voor u…’ Maar dat zegt hij helemaal niet. Integendeel, Daniël gebruikt deze gelegenheid om God de eer te geven (vers 27) : ‘De verborgenheid die de koning vraagt, kunnen wijzen, bezweerders, magiërs en toekomstvoorspellers de koning niet te kennen geven. Maar er is een God in de hemel die verborgenheden openbaart. Hij heeft koning Nebukadnezar laten weten wat er in later tijd gebeuren zal….’ En eigenlijk hebben we hier meteen de toon van het visioen van Nebukadnezar : niet aan de mens, maar aan God de eer! Waarachtige nederigheid komt, wanneer we net zoals Daniël, wegkijken van onszelf : onszelf niet langer in het middelpunt zetten, maar ons keren naar God. Zien naar de Allerhoogste, en naar Hem die geopenbaard werd in menselijk vlees, Jezus de Christus. Hij is het die ons de waarachtige nederigheid toont van een mens die leeft in afhankelijkheid van de hemelse Vader. Leven in afhankelijkheid van de hemelse Vader! Want dit is het, broeders en zusters, waar het visioen ons vooral wil over vertellen!

De droom (visioen) van Nebukadnezar en de uitleg ervan zijn in feite heel erg eenvoudig, zoals we zullen zien, maar de draagwijdte ervan is heel erg diep. Wat Nebukadnezar zag was het volgende : een groot beeld (Het Hebreeuws (tselem) verwijst naar een afgodsbeeld : het beeld van een mens als afgod), gemaakt uit 4 delen. Een hoofd van goud, borstkas en armen van zilver, buik en dijen van brons, en benen van ijzer waarvan de voeten deels ook uit leem bestond. Terwijl Nebukadnezar toekeek werd er ergens anders een steen afgehouwen (dit niet door mensenhanden!!). Die steen trof het beeld aan de voeten en verbrijzelde het ganse beeld. De wind blies al het stof van het beeld weg. Maar de steen die het beeld getroffen had, werd tot een grote berg en vulde de hele aarde…
Een heel vreemde, maar korte droom, zoals dromen weleens zijn. En zo komen we bij de interpretatie van dit visioen. Opvallend is wel dat er in de geschiedenis ganse rijen boeken zijn geschreven over dit ene visioen, met allerlei, steeds andere uitleg. Wat best wel grappig is eigenlijk, aangezien Daniël zelf al de uitleg geeft! En het dus helemaal niet nodig is om verder te gaan fantaseren dan noodzakelijk.

De uitleg van Daniël is kort en eenvoudig : Het hoofd van het beeld is Nebukadnezar zelf, of misschien beter gezegd : zijn heerschappij over de toen gekende aarde. Na Nebukadnezar komen er nog allerlei andere koninkrijken (of natiën), die echter telkens in glorie minder worden. De laatste van die natiën zal een onstabiel samenraapsel zijn (het ijzer en het leem in de voeten staan voor elementen (mensen) die niet kunnen samenwerken). In die laatste tijd zal God Zijn Koninkrijk bewerkstelligen die alle menselijke natiën zal wegvagen. En dat Koninkrijk van God zal heel klein beginnen (een enkele steen, ja een hoeksteen zoals we zullen zien), maar zal uitgroeien tot de ganse aarde en eeuwig standhouden!

De verleiding van dit visioen natuurlijk, is om zich te gaan afvragen wie die 4 natiën zijn waaruit het beeld bestaat. Als het eerste (het gouden hoofd) Babylonië is, wie zijn dan de volgende drie? Hoe verhoudt zich dat tot de geschiedenis van het menselijk ras, en hoe verhoudt zich dat tot een eventuele eindtijd?… In sommige christelijke kringen probeert men zulke apocalyptische visioenen uit te leggen op geschiedkundige wijze, zelfs met jaartallen en al, zodat sommigen menen dat ze op de eindtijd en de terugkeer van Christus een datum kunnen plakken. Dat, broeders en zusters, is zeer bevreemdend, want Daniël geeft ons zelf een (heel andere) uitleg!

Waarom zouden we verder willen gaan in onze uitleg dan de profeet zelf??… En laten we dan opmerken dat Daniël helemaal geen uitleg geeft wie die 4 natiën dan wel zijn (met uitzondering van het gouden hoofd, Babylonië). Wat het visioen wil meegeven zijn niet specifieke historische details, maar wel een algemene filosofie van geschiedenis. Mensen missen het doel van het visioen wanneer ze gaan ruziën over wie die 4 natiën wel zijn. De focus van het visioen (en de interpretatie) ligt op de algemene ontwikkeling van de menselijke geschiedenis, meer dan op specifieke tijdsmomenten en/of concrete natiën. Zodus, wat wil de droom ons leren?

Ten eerste wel dit : God geeft elke natie een bepaalde glorie en macht (dat komt niet voort uit eigen kracht!). God gaf aan Nebukadnezar koningschap, macht, sterkte en eer (2:37). De autoriteit van Nebukadnezar wordt in de tekst onderstreept door het gebruik van scheppings-taal die we ook terugvinden in Genesis 1 : autoriteit over de natuur zelf (vers 38). Deze verwijzing naar de schepping onderlijnt de afhankelijke en tijdelijke aard van de machtspositie van die menselijke heerser. Zondigt hij (wat onvermijdelijk is) zal hij nedergeworpen worden van zijn verhoogde positie. Zelfs al is hij het hoofd van goud, tot stof zal hij terugkeren!
Hier hebben we meteen een centraal thema van het visioen : de tijdelijke, voorbijgaande aard van alle wereldlijke autoriteit. Geen enkele natie is vanzelfsprekend of voor eeuwig. Er is altijd een ‘nadien’. Het goud moet wijken voor het zilver, die moet wijken voor het brons enzovoorts…

Een tweede heel belangrijke punt is dit : de voortgang van de menselijke geschiedenis is er niet één van willekeurige veranderingen, is geen golfbeweging van ups en downs : nu een keer beter, nu een keer slechter. Nee, de menselijke geschiedenis van rebellie tegen God is een geschiedenis van voortdurende achteruitgang! Goud vermindert naar zilver, vermindert naar brons enzovoorts. Dit is een voor ons heel moeilijk te begrijpen puntje. Wij denken altijd dat de geschiedenis van het menselijk ras een vooruitgang is… dat we, met andere woorden, steeds ‘beter’ worden. En dat we beter worden op technisch vlak is inderdaad waar, maar daar praat de bijbel niet over. Wat de bijbel interesseert is het morele vlak en de menselijke onderneming als éénheid. En juist daar is er, vanuit Gods oogpunt, een achteruitgang bij de mensheid. De menselijke onderneming is er voortdurend één van uiteenvallen. Dat zien we al vanaf het begin in Genesis : de glorie van Adam in Genesis 1 en 2 maakt plaats voor het oordeel van de zondvloed in Genesis 6-9 en de chaos na Babel in Genesis 11. De geschiedenis van de mensheid is een patroon van achteruitgang : chaos en verdeeldheid.

Een derde punt die de droom ons wil leren is dit : in scherp contrast met het tweede punt van de menselijke achteruitgang staat datgene wat de menselijke chaotische, verdeelde natiën vervangt! Het Koninkrijk van God treedt binnen in die chaos en in die wanhoop van de menselijke geschiedenis. Een nieuw begin en een blijvende, eeuwige hoop voor die verloren mensheid. Na die wanhoop en chaos van Genesis 11 (Babel) komt er de nieuwe hoop vanwege God’s roep tot Abram in Genesis 12! Dit is de essentie van Nebukadnezar’s droom : onze hoop ligt niet in het afgodsbeeld die de mensheid van zichzelf maakt, maar ligt bij iets radicaals dat van Godswege begint! Een steen, niet afgehouwen door mensenhanden, treft en vernietigt het afgodsbeeld van de mensheid en groeit uit totdat het de gehele aarde bevat. Deze steen is het begin van het beloofde Koninkrijk van God. Alleen dit Koninkrijk is eeuwig.

Broeders en zusters, deze steen waarover het visioen van Nebukadnezar spreekt, is Jezus de Christus. Jezus kwam en verkondigde dat met Zijn komst het Koninkrijk van God op handen was. In Lucas 20:17 en 18, de gelijkenis van de eigenaar van de wijngaard die zijn zoon stuurt naar de slechte pachters die hem vermoorden, staat het volgende vers : ‘(Jezus zei) De steen die de bouwers verworpen hebben, is tot een hoeksteen geworden (een verwijzing naar Psalm 118). Ieder die op die steen valt, zal verpletterd worden en op wie hij valt, die zal hij vermorzelen…’ Deze woorden van Jezus zijn een rechtstreekse verwijzing naar onze tekst van Daniël 2. En door ze aan te halen identificeerde Jezus Zich als de Messias van Israël, de steen die alle natiën van mensen vermorzelt.

Paradoxaal genoeg echter, brengt Jezus dit Koninkrijk van God teweeg door een offerdood te sterven aan het kruis. Dit is een onnatuurlijke gedachte voor ons mensen (tegen onze natuur in). De zoon van de wijngaard eigenaar volbrengt zijn missie door te sterven (Lucas 20:15). Zijn (Jezus) Koninkrijk is helemaal niet zoals de koninkrijken (de natiën) van deze wereld : het is gans anders, ja volledig omgekeerd! De natiën van deze wereld verwerven ‘macht’ door ‘veroveringen’ (op militair of economisch gebied). Hun ‘glorie’ is te vinden in hun ‘kracht’…. Het Koninkrijk van God echter komt tot stand door dienstbaar lijden in eenvoud. Het patroon hiervan vinden we in het leven en sterven van Jezus de Christus! Doorheen die dood brengt Hij leven aan allen die tot Hem komen : zij ontvangen het Koninkrijk van God als een vrije genadegave door het vertrouwen (het geloof) die zij plaatsen in Hem. Dit Koninkrijk is uiterst klein gestart, wat Jezus weergeeft met de gelijkenis van het mosterdzaadje (Matt. 13:31) : ‘Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaad…’ Het begint uiterst klein maar groeit uit tot de machtigste boom!
Dit is dan de vraag die het visioen in Daniël 2 aan ons stelt : Waar plaats je je vertrouwen in?… Volg je deze wereld? Deze natiën die alleen maar aftakelen en achteruit gaan? Geloof je in ‘de’ mensheid? In militaire macht? In economische vooruitgang?… Of plaats je je vertrouwen in die kleine ‘hoeksteen’, die niet door mensenhanden gemaakt tot ons komt van Godswege?

Dit, broeders en zusters, is de essentiële keuze die voor ons ligt, elke dag van ons leven. En zo komen we volledige cirkel terug bij het begin van deze preek en de nederigheid van Daniël. Niet vertrouwen op de mens. Niet vertrouwen op jezelf. Geen eer en glorie zoeken voor jezelf, zoals Arioch dat deed bijvoorbeeld. Maar leer te zijn zoals Daniël : plaats God in het centrum, zie naar de Verhoogde aan het kruis. Alleen Zijn Koninkrijk is voor eeuwig.

Dit vergt een gans andere manier van denken. Het is niet werelds, niet wat mensen ‘normaal’ vinden. Maar leren vertrouwen op die gans Andere. Hij is het die ons de weg toont : een leven van gehoorzame dienstbaarheid aan de naaste in eenvoud. Hij is het die ons redt! Van Hem moeten we alles verwachten. Broeders en zusters, kom dan toch vandaag tot Hem! Wees nederig zoals Daniël! Verwacht alles van de Here, onze God. Plaats je vertrouwen volledig op Hem, die nooit teleurstelt tot in eeuwigheid!


Voorbede.

Hemelse Vader,

Leer ons om nederig te zijn zoals Daniël.

Dat we niet zoals Arioch, menen dat wij in het centrum staan.

Leer ons om voortdurend te zien naar de Verhoogde.

Leer ons om ons vertrouwen volledig te plaatsen op U.

Dat we niet mee heulen met deze wereld,

deze maatschappij, deze natiën waarin we leven.

Doe ons inzien, doe ons begrijpen,

dat deze wereld van het menselijke afgodsbeeld

steeds en alleen maar achteruit gaat,

op alle vlak die voor U belangrijk is.

En wanneer we dan niet meer geloven in ‘de’ mens…

openbaar aan ons Uw steen, ja Uw hoeksteen

die Gij voor ons gemaakt hebt :

Uw Zoon, Jezus de Christus, onze Redder.

Schenk ons geloof, dat is vertrouwen op Hem,

de gans Andere, Uw weg tot Leven.

Leer ons om te bouwen op die Steen, dat Fundament.

Werk Uw goede werken in ons.

En wanneer wij dan in nederigheid alles verwachten

van Uw Zoon en niet van de mensheid en haar afgoden,

roep in ons de gehoorzaamheid op

van eenvoudige dienstbaarheid aan de naaste.

Zodat wij die ander in ons leven mogen dienen :

zodat wij steun mogen geven, hoop mogen bieden,

liefde laten ervaren, geloof kunnen opbouwen.

Werk door ons heen. Laat Uw zegen er zijn voor de naaste.

Dit vragen wij U in Jezus’ Naam.

Amen.