Amos 4 : 1 – 13

Gemeente,

‘Luister naar dit woord, koeien van Basan die op de berg van Samaria zijn, u die de geringen onderdrukt, die de armen mishandelt…’ (HSV)
Voor we kunnen dieper ingaan op deze boodschap van de profeet Amos is het goed om even stil te staan bij de achtergrond van deze man en van het land waar hij optrad als profeet.. Het bijbelboek Amos is één van de, wat we dan noemen, ‘kleine’ profeten. Klein heeft hier alles te maken met de lengte van het boekje (slechts 9 hoofdstukken), en zeker niet met de kwaliteit ervan.

In Amos 7:14 lezen we de heel opmerkelijke woorden van Amos : ‘Ik ben geen profeet en ik ben geen profetenzoon, maar ik ben veehouder en moerbeikweker…’
In de achtste eeuw voor Christus werden profeten en religieuze leiders namelijk opgeleid tot hun taak in religieuze centra. Je moest met andere woorden een theologische opleiding volgen als het ware om te mogen profeteren, om te preken… Want als je goed opgeleid bent dan krijg je kwaliteit… denken mensen wel eens… Maar nee, Amos was helemaal niet opgeleid… hij was zelfs niet eens de zoon van iemand die theologische opleiding genoten had. Nee, wat blijkt : hij was veehouder en kweker van moerbeivijgen…

Met andere woorden : hij was een landbouwer… of zeg maar gewoon : een boer. En aan de hand van wat hij kweekte kunnen we zien wat voor boer hij was! Het Hebreeuwse woord voor ‘veehouder’ in Amos 7:14 kan ook gebruikt worden voor ‘herder’. En in het volgende vers (15) staat er dat God hem achter de ‘kudde’ vandaan haalde. Het Hebreeuwse woord voor ‘kudde’ beduid een kudde van kleine dieren. Meer dan waarschijnlijk kweekte Amos dus schapen (of geiten)… en dus zeker geen koeien (we zullen straks zien waarom dat belangrijk is). En hij kweekte ook moerbeivijgen staat er. Moerbeivijgen kwamen veelvuldig voor in Israël en was dan ook het eten van het ‘gewone’ volk (zoals aardappelen bij ons), net zoals die schapen en geiten die hij kweekte. Amos was dus met andere woorden een boer die eten produceerde voor de gewone mensen, voor het gewone volk… geen luxeproducten (zoals de koeien van Basan) waarop hij veel winst had kunnen maken. Amos zal dus ook niet ‘rijk’ geweest zijn… hij was in feite een ‘gewone’ man (geen theologische opleiding), met een ‘gewoon’ beroep en een waarschijnlijk ‘gewoon’ inkomen… hij was dus uit het juiste materiaal gevormd om een echte profeet te zijn! Want hij stond buiten het theologische systeem…

Daarom trad hij ook op als profeet in het noordrijk Israël, en niet in het zuidrijk Juda waar hij woonde en werkte als boer (het volk Israël woonde in twee aparte koninkrijken in die tijd : Israël in het noorden en Juda in het zuiden). Dus door op te treden in het andere koninkrijk was hij eigenlijk nog meer de buitenstaander. Profeten maken geen deel uit van het systeem.

Wat betreft het land Israël (het noordrijk) waar Amos eventjes kort optrad als profeet, weten we dat het op dat ogenblik in de tijd erg welvarend was. De economie was in een hoogconjunctuur en de handel bloeide enorm. Er was ook vrede in het land… Geen oorlogen met buurlanden. De koning Jerobeam II versterkte de grenzen van het land en had vreedzame diplomatieke betrekkingen met die buurlanden… Het ging Israël dus voor de wind… schijnbaar… De valse profeten van Israël koppelden die welvaart aan de zegen van God. Ze zeiden : zie je hoe goed het met ons gaat? Dat is omdat de godheid (de goden) het zo willen… Ze zegenen ons!

Amos trad op als profeet in Bethel, één van de religieuze centra in het noordrijk Israël. In 1 Koningen 12:28 weten we wat koning Jerobeam daar had uitgericht. Om te zorgen dat zijn volk niet zou weglopen naar de religieuze feesten in Jeruzalem in het buurland Juda, deed hij het volgende : ‘Daarom maakte de koning (Jerobeam) twee gouden kalveren. Hij zei tegen het volk : Het is te veel voor u om op te trekken naar Jeruzalem. Zie uw goden, Israël, die u uit het land Egypte hebben doen optrekken! En hij plaatste het ene in Bethel en het andere zette hij in Dan…’

Twee gouden kalveren (net zoals in de woestijntijd)! In het Nederlands zien we het niet, maar de gouden kalveren zijn in het OT altijd mannelijk. Het zijn met andere woorden stier-kalveren. Stieren werden en worden in de landbouw gebruikt voor reproductie (ik denk niet dat je ze voor veel anders kan gebruiken?).
Reproductie : de toename van de kudde (het bezit!) door de prestatie van de stier. Toename (winst!) door prestatie!…. Dat is de afgod waar de Israëlieten voor knielden en offers aan brachten… Winst door prestatie : en meteen heb je één van de grootste afgoden van alle tijden. Ook in onze maatschappij draait economie om niets anders. In alles menen we recht te hebben op meer als we maar presteren. Iemand die arm is, heeft dan blijkbaar niet gepresteerd en heeft zijn miserie alleen maar aan zichzelf te danken. Net zoals vele rijken menen rijk te mogen zijn omdat ze er keihard voor gewerkt hebben (denken ze).

Er was dus wel welvaart in het noordrijk Israël en een bloeiende economie… Maar zoals in alle tijden het geval is werden de rijken er rijker door en de armen armer. Voor de afgod van het gouden kalf (winst door prestatie) was dit eigenlijk de normaalste zaak van de wereld. In onze moderne maatschappij wordt dit door het kapitalistische systeem ook zo voorgesteld.
Gemakshalve wordt vergeten dat wie veel bezit veel makkelijker winst kan maken dan iemand die niets bezit. Iemand die geboren is in armoede kan daar bijna niet uitraken. En het is de taak voor hen die het goed hebben om te zorgen voor de arme, de vreemdeling, de weduwe en de wees. Dit is wat de bijbel ‘gerechtigheid’ noemt (‘Tsedaka’). Tsedaka is eigenlijk meer dan wat wij begrijpen onder ‘gerechtigheid’. Het is in het OT de religieuze verplichting om de rijkdom te herverdelen en het nemen van sociale verantwoordelijkheid ten opzichte van behoeftigen.

Toen het volk Egypte verliet (de vlucht uit de slavernij) was er op dat ogenblik geen arm en rijk. Iedereen was ongeveer hetzelfde wat ‘bezit’ betreft (ze hadden eigenlijk allemaal niet veel)(en zo zou het volgens de Mozaïsche wet altijd moeten zijn). De (landbouw)grond van het beloofde land werd gelijkelijk verdeeld onder de families van de stammen van Israël (Num 33:54). Iedere familie kreeg een stuk grond afhankelijk van de grootte van de familie. Grond in die tijd was de eigenlijke rijkdom, want die maatschappij toen was een landbouwmaatschappij. Grond, en wat je ermee kon aanvangen, was de belangrijkste bron van inkomen voor de meeste mensen. In Leviticus 25 : 8vv kunnen we lezen hoe grond altijd moest terugkomen naar de oorspronkelijke eigenaars. Zelfs al had je je grond moeten verkopen om schulden te kunnen afbetalen kreeg je in het jubeljaar (eens om de vijftig jaar) je grond terug. Dit staat duidelijk omschreven in de Mozaïsche wet en was bedoeld om armoede te voorkomen… (waarschijnlijk werd deze wet helaas in de praktijk nooit toegepast). Mensen verloren hun stuk grond door omstandigheden aan anderen (die of meer geluk hadden gehad of meer kennis van zaken hadden), en zo ontstond langzaam de eeuwige tweedeling tussen rijken en armen.

Dit is wat Amos zag in het noordrijk Israël. Hij zag de afgod van hun economie, het stier-kalf van de winst door prestatie… ‘Luister naar dit woord, koeien van Basan die op de berg van Samaria zijn, u die de geringen onderdrukt, die de armen mishandelt, die tegen uw echtgenoot zegt : Breng ons iets, zodat wij kunnen drinken!’…
De koeien van Basan waren luxe-producten. Alleen de rijken konden zich het vlees veroorloven van die koeien. En de rijksten woonden op de koelte van de berg van Samaria… daar was de ‘villa-wijk’ zou je kunnen zeggen. En ze hadden die rijkdom omdat ze de Mozaïsche wet niet respecteerden : ze gaven de armen hun grond niet terug… want ze hadden die, volgens hun natuurlijke logica, ‘eerlijk’ bekomen… winst door prestatie.

De rijken waren wel religieus als we Amos lezen (ze brachten hopen offers en ze vierden de juiste feesten)… maar ze leefden niet vanuit ‘Tsedaka’ (bijbelse gerechtigheid). ‘Breng ons iets, zodat wij kunnen drinken…’ Altijd maar meer! De onstilbare honger van de mens naar luxe-producten. Onze maatschappij kan er heel makkelijk van meespreken! Er is tegenwoordig de onophoudelijke jacht naar gadgets, het verlangen naar steeds verdere reizen…

Broeders en zusters… hier in België/Nederland behoren we tot de 10% rijkste landen van de wereld… Wij zijn nu op dit ogenblik eigenlijk bijbels gezien die ‘koeien van Basan’… Wij wonen op die ‘berg van Samaria’ (dat een beeld zou kunnen zijn van West-Europa waar we zwelgen in luxe)… Waar is onze ‘Tsedaka’ ten opzichte van het armere zuiden? Ten opzichte van de daklozen in onze samenleving??…. Wij denken altijd dat met ‘rijken’ de miljardairs bedoeld worden, en zij horen er uiteraard ook bij (er zijn er uiteraard altijd die nog rijker zijn dan wij). Maar globaal genomen (als je de positie van onze maatschappij vergelijkt met de rest van de wereld) zijn wij ook die rijken. Amos spreekt ons hier letterlijk aan! En tegen ons zou hij misschien zeggen : ‘Luister naar dit woord, koeien van Vlaanderen, die de armen van het zuiden onderdrukt…’! Zou Amos geen gelijk hebben als hij ons zo zou aanspreken?…

Misschien vraagt u zich nu af : kunnen we daar eigenlijk wel iets aan doen, als enkelingen, aan die economische onrechtvaardigheid tussen noord en zuid? Alles is toch in handen van aandeelhouders, banken, mega-bedrijven… Wat kan ik daar nu aan doen? Niemand luistert naar mij?…
Wat zei Amos aan het volk Israël? En aan die rijken?… Vers 12 : ‘Maak u gereed om uw God te ontmoeten, Israël!’

Het oordeel van God zal komen op een beslissende wijze over dit decadente volk dat alleen maar aan luxe en gadgets denkt, en niet aan de naaste. Daarom, broeders en zusters, maak u gereed om uw God te ontmoeten! Kies voor ‘Tsedaka’ in uw leven, in uw relaties met de naaste. Jaag geen luxe na! Denk aan de woorden van Paulus aan zijn leerling in 1 Tim. 6 : 8-9 : ‘Als wij echter voedsel en kleding hebben zullen wij daarmee tevreden zijn. Maar wie rijk willen worden (luxe willen bezitten), vallen in verzoeking… en in veel dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang…’

Wat kan u concreet doen? Veel meer dan u denkt (of het veel impact zal hebben op deze maatschappij is wat anders… er luisterde ook niemand naar Amos). En het eerste dat u kan doen is de verkondiging van het evangelie! De verkondiging van die bijbelse boodschap van ‘Tsedaka’! Doorprik de vanzelfsprekendheden waarin mensen zwelgen. De vanzelfsprekendheden in onze maatschappij waaraan mensen hangen in slavernij : je ‘moet’ een smartphone hebben (ik zeg maar wat), je ‘moet’ verder gaan op vakantie en uiteraard meer op vakantie dan je buurman (want waarvoor leef je anders?), je ‘moet’ met z’n tweeën gaan werken buitenshuis om te kunnen rondkomen (ja om al die luxe te kunnen kopen!)…. De ganse maatschappij is gehersenspoeld door media, door reclame, door onze ganse consumptie-economie… om te hunkeren naar die ‘koeien van Basan’… Val toch niet in die valstrik, broeders en zusters!
Knik niet gedwee van ‘ja’ als vrienden, kennissen… weer afkomen met die vanzelfsprekendheden! Ga er tegen in! Bidt dat je een profeet mag zijn als Amos voor die mensen!

Een tweede punt waar u op kan letten in uw leven is de aanschaf van goederen die je nodig hebt in je leven. Tracht te weten te komen (indien mogelijk) of ze afkomstig zijn vanuit economische onrechtvaardigheid (uitbuiting, kinderarbeid…). Tracht zoveel mogelijk alleen producten te kopen waar u de rechtvaardige herkomst van vermoed (producten van fair trade, wereldwinkels…). Helpt dat veel vraagt u zich misschien af?… Wel moest iedereen het doen het zou al veel kunnen veranderen.

En een derde puntje die u kan doen is : geld geven aan organisaties die economische rechtvaardigheid betrachten. Er zijn heel wat instanties die zich daarvoor inzetten.
Betracht Tsedaka, broeders en zusters, in uw relaties en met uw geld. Ik bid dat God ons mag wakker schudden zodat we ons gereed kunnen maken om Hem te ontmoeten!

Voorbede.

Hemelse Vader,

Sta niet toe dat we gevangen raken in een slavernij

aan alle foute waarden van onze maatschappij.

Sta niet toe dat we verlangen naar de ‘koeien van Basan’,

dat we verlangen naar alle luxe-producten

waar onze maatschappij zo ‘rijk’ aan is.

Schenk ons alleen onderdak, voedsel en kleding.

Dat we voldoende mogen hebben in dit leven

om aan alle primaire behoeften te voldoen.

Maar geef ons dan ook de kracht om tevreden te zijn

als we dit reeds hebben in ons leven.

En geef ons het inzicht, de wijsheid,

om het teveel dat we mochten hebben,

te leren gebruiken voor ‘Tsedaka’,

bijbelse gerechtigheid in onze relaties met de naaste.

Maak ons duidelijk in dit leven

hoe we kunnen handelen met ons geld

om de naaste, de arme,

in ons land en ver daarbuiten,

een menswaardig bestaan te bieden.

Sta niet toe dat we als christen

eindigen in onverschilligheid…

Dat we alleen maar aan onszelf denken,

aan onze eigen noden en die van de familie…

Maar leer ons om verder te kijken!

Om te zien naar de naaste, de hulpbehoevende!

Wij danken U voor Uw Zoon, Jezus,

die ons deze Liefde heeft voorgeleefd!

Amen.