Gemeente,
‘Zie, ik maak, dat het onder u zal kraken, gelijk een wagen kraakt, van garven overvol…’
Dit is een heel moeilijk te vertalen vers : ik wil u nu niet vermoeien met de discussie aangaande het Hebreeuwse werkwoord voor ‘neerdrukken zodat het kraakt’, en in welke vervoeging het nu precies staat… bovendien moet ik bekennen dat ik daar eigenlijk zelf niet zo’n groot licht in ben.
In heel wat modernere vertalingen hebben we iets gelijkaardigs aan de NBG vertaling : het is God die de mensen neerdrukt totdat ze ervan kraken : ‘ik maak, dat het onder u zal kraken’ (NBG); ‘Daarom zal ik de grond onder jullie voeten doen kraken’ (NBV)… Mensen zijn er, met andere woorden, het ‘lijdend’ voorwerp.
Nu is er echter een heel andere vertaling mogelijk : en ik wil deze vertaling hier met opzet vermelden omdat het niet de minsten zijn in de kerkgeschiedenis die voorstander zijn van die andere vertaling.
Met name Johannes Calvijn stelt de volgende mogelijke vertaling voor : ‘Zie, Ik (God!) wordt neergedrukt onder jullie (jullie doen Mij kraken), zoals een wagen neergedrukt wordt (kraakt), van garven overvol…’ (ook zo in de King James bijvoorbeeld).
Nogmaals, Hebreeuwse grammatica is niet mijn sterkste punt. Wel kan ik zien dat beide vertalingen hun sterke argumenten hebben. En daarom moeten we ze eigenlijk ook alletwee aandacht geven. Want misschien zijn beide mogelijke interpretaties ook wel de bedoeling van de schrijver.
De modernere vertaling waarbij de mensen lijdend voorwerp zijn lijkt ons de ‘normale’ vertaling… de te verwachten vertaling zeg maar… de godheid drukt mensen neer als ze niet beantwoorden aan zijn bedoeling… (dat is toch eigenlijk in alle godsdiensten zo op een of andere manier).
‘Zie, ik maak, dat het onder u zal kraken, gelijk een wagen kraakt, van garven overvol…’ : mensen stapelen zoveel zonde en onrecht in hun leven op, dat ze uiteindelijk, op het einde, verpletterd zullen worden onder dat gewicht… hel en verdoemenis en dat soort dingen… het lot van zondaren in de handen van een woedende God…
Het is mijn eigen ervaring, broeders en zusters, dat de bijbelse boodschap altijd een ‘omgekeerde’ boodschap is : de wereld zoals wij die kennen (het ‘normale’) ondersteboven : de laatsten zullen de eersten zijn enzo. En daarom is die mogelijke vertaling van Calvijn misschien wel veel bijbelser : ‘Zie, Ik (God zelf!) wordt neergedrukt onder jullie (jullie doen Mij kraken!), zoals een wagen neergedrukt wordt (kraakt), van garven overvol…’
Het is de Here Zelf die onder onze lasten wordt neergedrukt… God Zelf kraakt… En dit is dus wel het eerste puntje van ons vers : ons onrecht is een zware last voor God Zelf… Alsof iets Hem een last zou kunnen zijn : hoe verwonderlijk toch. Dit is de God waarvan Jesaja schrijft (40:12vv) : ‘Wie mat de wateren met zijn holle hand, bepaalde de omvang der hemelen met een span?… Zie, volken zijn geacht als een druppel aan een emmer en als een stofje aan een weegschaal…’ God is geen Atlas die de wereld moet torsen op zijn schouders! Veel goden/afgoden zijn eigenlijk niet meer dan supermensen met nog altijd allerlei beperkingen. Niet zo deze God van de bijbel : ‘Weet gij het niet, hebt gij het niet gehoord? Een eeuwig God is de Here, Schepper van de einden der aarde. Hij wordt noch moe noch mat…’ (Jes 40:28).
Deze God, de Schepper van het universum, is zo ondenkbaar anders en groter… zou Hij ooit vermoeid kunnen zijn? Zou iets Hem ooit tot een last kunnen zijn?… Deze God heeft geen last van tijd, geen last van beperkingen in ruimte en dimensies…
En toch… wat voor ons in deze wereld eigenlijk maar al te vaak niet meer dan een klein ‘detail’ is : zonde en onrecht… we vinden het wel ‘erg’, en we zeggen ‘o wat jammer’ wanneer we al de miserie zien op TV in het nieuws… maar we doen er niets aan. Wel onrecht is hem tot een last… zonden drukken hem neer. Ja, zoals een wagen kraakt van garven overvol, zo drukt onze schuld hem neer!
Misschien is het goed om eens duidelijk te stellen wat ‘zonde’ nu eigenlijk is. Het is zo’n woordje wat we eigenlijk beu gehoord zijn, en bijgevolg besteden we er maar geen aandacht aan… want eigenlijk valt het allemaal toch wel mee denken we… dat is : we beseffen dat we allemaal wel af en toe een keertje iets mis doen en dat noemen we dan ‘zonde’, maar voor het grootste deel is ons leven toch wel ok… braaf, burgerlijk, ‘normaal’ (dat is beantwoordend aan de ‘norm’)…
De bijbel leert ons anders.
‘Zonde’ (individueel) en ‘onrecht’ (maatschappij) is het omgekeerde van wat God wil (ik heb daarstraks al even vermeld dat de bijbelse boodschap altijd het omgekeerde is van wat we verwachten). Het meest essentiele element daarbij is het grote gebod : ‘Heb uw naaste lief’… Zonde en onrecht wordt dan : ‘Heb uw naaste niet lief’. Dat is de meest bijbelse definitie van zonde… Zonde en onrecht tonen zich het meest in het woordje ‘niet’, of ‘niets’. Het is alles wat anti God is, wat tegengesteld is aan God (wat niet God is).
Ook het loon van zonde en onrecht toont zich in dat woordje ‘niet’. God schiep de hemel en de aarde en Hij zag dat het goed was : toen kwam zonde/onrecht in de wereld en mensen werden ziek (dat is niet gezond), ze werden ongelukkig (dat is niet gelukkig), ze gingen dood (dat is niet levend)… we zouden kunnen zeggen : vermoeidheid, ziekte, aftakeling… dat is de toename van dat ‘niets’ in je leven, totdat de dood erop volgt. Het ‘niets’ breidt zich al maar uit in het menselijk leven, een kanker van wat anti-God is in je leven. De dood is dan het logische einde van het ‘niets’. Ja, de dood is het absolute niets.
Zonde en onrecht, met andere woorden, breken het beeld van God in de mens (ja, wij zijn gemaakt naar zijn beeld). Zonde doet dat, of wil dat, te-niet doen.
Broeders en zusters, God heeft het blijde lachen van mensen bedoeld als zijn voortdurende eredienst… vreugde had de atmosfeer moeten zijn waarin zijn schepselen ademen… maar zonde en onrecht maken de schepping ongelukkig, verloren, dood…
Zonde en onrecht zijn het tegenover van Gods bedoeling : leven wordt dood, vol wordt leeg, ziende wordt blind, liefde wordt haat of onverschilligheid… dat wat God wil + ‘niet’ = zonde.
Daarom haat God zonde en onrecht, en is het Hem tot een last. Omdat het datgene en diegenen die Hij liefheeft, ongelukkig maakt en leeg… en doet eindigen in Niets.
Dit was dus ons eerste puntje : zonde en onrecht zijn een last voor de Schepper van hemel en aarde.
Ons tweede puntje is het onderscheid die we moeten leren maken tussen de kwaliteit (de waarde) en de kwantiteit (de hoeveelheid, de gradatie) van zonde en onrecht. We hebben namelijk de neiging alleen te kijken naar de kwantiteit van een zondige handeling : en we zeggen : een leugen is minder erg dan een moord… en we gebruiken die indeling van zonden om te bewijzen dat we eigenlijk zo slecht nog niet zijn, als je ons vergelijkt met de buurman. Kwantiteit, omdat het een gradatie is (een hoeveelheid kun je ordenen), kun je gebruiken om handelingen te gaan vergelijken met elkaar… (10 zonden zijn meer dan 5, moord is erger dan leugen… X is dus een beter mens dan Y).
Maar naar kwaliteit genomen… als je kijkt naar het essentiele element van leugen, moord enzovoort… dan kom je daar het ‘niets’ tegen. En inderdaad in kleinere of grotere mate! Maar in essentie manifestatie van hetzelfde : het niets, de opstand tegen de Schepper. Elke zonde, elk onrecht (hoe klein ook! Hoe subtiel ook!) is opstand tegen God, anti-God, ‘niet’ de wil van God.
En groot of klein, de kwantiteit, de hoeveelheid, doet er dan niet meer toe… een kleine opstand, of een grote opstand : ze hebben uiteindelijke hetzelfde doel : het is anti-God… En klein of groot onrecht : het stapelt zich als garven in dezelfde kar… (om het beeld van Amos te gebruiken).
Zodat God ervan ‘kraakt’. Ja, Hij is zo neergedrukt door ons onrecht dat Hij het uitschreeuwt!…
En dat brengt ons op het derde puntje, en meest belangrijke puntje die we uit de tekst kunnen halen als we de vertaling van Calvijn gebruiken : als God Zelf zo neergedrukt wordt onder ons onrecht als een wagen van garven overvol, zoals onze tekst beschrijft… dan is het toch wel, broeders en zusters… omdat Hij onze last draagt! Hij is het die onze last draagt!!
Ja, God kraakt onder de last die wij eigenlijk hadden moeten dragen.
Indien we de modernere vertaling nemen (NBG, NBV) : ‘Zie, ik maak, dat het onder u zal kraken, gelijk een wagen kraakt, van garven overvol…’… dan, broeders en zusters, zullen we verpletterd worden onder de last van onze individuele zonden en het onrecht van deze maatschappij waar we deel van uitmaken.
Maar zo hoeft het blijkbaar niet te zijn, godzijdank!… God Zelf wil die last dragen (dat is de meerwaarde van de vertaling van Calvijn).
Ja, meer nog en dit is ons geloof : God heeft die last voor ons gedragen… totdat Hij kraakte… 2000 jaar geleden op Golgotha. Totdat Hij ‘kraakte’… ‘Eli, eli, lama sabachthani’ (Mijn God, mijn god, waarom hebt gij mij verlaten?).
God heeft die last voor ons gedragen… in onze plaats, plaatsvervangend. ‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven…’ (Matt. 11:28). De drukkende last hoeven we niet langer zelf te torsen… ze mag gestapeld worden op Zijn kar, om het zo maar te zeggen.
Deze woorden naar de vertaling van Calvijn : ”Zie, Ik wordt neergedrukt onder jullie (jullie doen Mij kraken), zoals een wagen neergedrukt wordt (kraakt), van garven overvol…’, krijgen zo’n diepere betekenis als we geloven dat ze uitgesproken worden door Jezus Zelf.
Houden we de last echter voor onszelf en vinden we het niet nodig dat de Ander het voor ons draagt aan het kruis, dan zullen we op het einde verpletterd worden door die last. Dan zullen wij ‘kraken’… zoals de ‘moderne’ vertaling aangeeft.
Beseffen we dat we de last niet kunnen dragen op eigen kracht… dat het teveel is voor ons… dat onze schuld te groot is… dat er veel meer zonde en onrecht is in ons leven dan wat we eigenlijk zouden willen toegeven… en roepen we Zijn hulp in om de last voor ons te dragen (in onze plaats)… ‘Hij is een verzoening voor onze zonden, en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld…’ (1 Joh 2:2)… ‘Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en Zijn Zoon gezonden heeft als een verzoening voor onze zonden’ (1 Joh 4:10) : om kar in onze plaats te zijn… om te ‘kraken’ in onze plaats! Om neergedrukt te worden in onze plaats. Een plaatsvervangend ‘kraken’… dat is uiteindelijk waar wij in geloven. Dat is wat we ‘verzoening’ noemen.
‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven…’ Rust, omdat de ‘last’ die we dragen op onze kar… en alleen God weet wat voor last het wel is… dat we die last mogen leggen op die Ene kar in de vorm van een kruis.
Voorbede.
Hemelse Vader,
Wij willen U eeuwig dankbaar zijn,
dat U zich laat neerdrukken onder onze last,
ja dat U kraakt onder onze schuld.
Wij weten en belijden dat het onrecht in ons leven
een zware last is voor U.
En toch, in plaats van ons te verpletteren
werd U mens temidden van ons,
om ons lijden te delen…
om ziekte, aftakeling, eenzaamheid, de leegte in ons bestaan…
te delen met Uw schepselen.
Wat zouden we zijn zonder U?
We hebben onze naaste niet lief Vader…
We denken graag dat het eigenlijk nog allemaal wel meevalt,
dat we toch zo ‘slecht’ nog niet zijn… dat we toch ‘normaal’ zijn…
Maar ons leven is een voortdurende opstand tegen U,
Wij willen niet naar Uw beeld gemaakt zijn…
Ja, we leven alleen voor onszelf en we eindigen dan ook in Niets.
En toch… draagt U ons!
Wanneer we vermoeid en belast zijn,
komt U daar met uw wagen en alles, ja alles mag daarop gestapeld worden!
Geef ons de kracht om die verlossende boodschap te brengen
aan allen die door ziekte, moeite, verdriet…
op het punt staan te bezwijken,
op het punt staan verpletterd te worden onder hun last.
Wij danken U Vader voor de verzoening gebracht door uw zoon aan het kruis,
toen hij ‘kraakte’ in onze plaats!
Amen