Gemeente,
‘Een rechtvaardig heerser… hij is als het morgenlicht bij het opgaan der zon, een morgen zonder wolken… Maar niet alzo mijn huis bij God! Toch heeft Hij mij een eeuwig verbond gegeven, geordend in alles en verzekerd… Want al mijn heil en alle welbehagen, zou Hij die niet laten uitspruiten?’
De laatste woorden van koning David! De laatste woorden van de ‘man naar Gods hart’. En wat verwachten we dan bij het horen van zulke beroemde ‘laatste woorden’? Ja, die laatste woorden van de grootste koning van Israël?… Zullen we een samenvatting vinden van alle goede dingen die David gedaan heeft in z’n leven? Een waardig grafschrift over welk een voortreffelijk mens hij wel niet was?…
Nee, broeders en zusters… We vinden een vergelijking tussen wat een rechtvaardige koning werkelijk zou moeten zijn (‘hij is als het morgenlicht bij het opgaan der zon, een morgen zonder wolken…’) en wat David er van gebakken heeft : ‘maar niet alzo mijn huis bij God!’
Dus hebben we als eerste puntje de nederige belijdenis van David. Eigenlijk zien we bij David het verlangen naar een Rechtvaardige Koning : het is een profetisch vooruitzien naar de komende Messias (Jezus van Nazareth). En het besef, bij koning David, dat hijzelf daar niet aan kan beantwoorden : ‘maar niet alzo mijn huis bij God’.
De uitdrukking ‘mijn huis’ slaat op het familieverband waar de oudste man (de patriarch) verantwoordelijk voor was. Als Jozua zegt (Jozua 24:15) : ‘Maar ik en mijn huis, wij zullen de HERE dienen…’, dan is het Jozua die dat beslist en iedereen binnen dat familieverband moet die beslissing volgen en uiteindelijk is Jozua dan ook verantwoordelijk voor hun gedrag.
Als we nu gaan kijken naar het ‘huis van David’ in de bijbel… zelden hebben we zo’n verzameling ellende bij elkaar : beproevingen door de vrouwen in z’n leven (Michal, Bathsheba), beproevingen door z’n kinderen (Absalom, Amnon, Adonijah…), beproevingen door z’n knechten (Joab, Ahithophel…)… Veel van die beproevingen kunnen we overigens herleiden naar de consequenties van de keuzes, fouten, zonden die koning David zelf maakte.
Ik meen dat we dit lijden bij alle heiligen in de bijbel mogen zien en uiteindelijk ook bij onszelf. Of we nu kijken naar het leven van Adam, of Noach, Abraham, Isaäk, Jakob, Jozef, Mozes… of David… zij lijden allemaal vanwege ‘hun huis’. Dat wil zeggen : zij lijden vanwege de zonden die ze doen en de consequenties dat zoiets geeft ten aanzien van hun familie, hun relaties.
En waarom is dat? Beproevingen in eigen huis zijn er om ons nederig te houden. Het leven is geen succesverhaal. Wij falen voortdurend en daarom moeten we nederig zijn. En omdat zulke dingen gebeuren in ons huis gaan we ook uiteindelijk naar onze bijbel om te lezen over hoop. Vanuit die beproevingen in het eigen huis leren we ook te bidden. Die beproevingen, dat lijden… toont ons ook bovenal de noodzaak van Christus (dat we alleen leven vanuit genade)!
Dat zien we zelfs in onze tekstlezing bij David in zijn verlangen naar die Rechtvaardige Koning… ‘ hij is als het morgenlicht bij het opgaan der zon, een morgen zonder wolken…’ (… wat ik dus helemaal niet ben!… onweerswolken genoeg in mijn leven). ‘Mijn huis’ (voor een ieder van ons) is eigenlijk een mislukking. Er is geen reden om er trots op te zijn. Wanneer we het gaan vergelijken met het huis van een Rechtvaardige Koning dan mogen we inzien (net als David) hoezeer we tekort schieten… ‘maar niet alzo mijn huis bij God.’
We kunnen daar onmiddellijk ook een aantal heel praktische puntjes uit leren.
En wel ten eerste dat ouders geen genade kunnen geven aan hun kinderen. We kunnen wel trachten ze het evangelie te leren, maar we kunnen niet bekeren. We kunnen de weg wijzen naar het brood en water van Leven, maar we kunnen er niet voor zorgen dat onze kinderen ook daadwerkelijk er van eten en drinken. Leven geven is een genadegave van de Geest. Wij kunnen dat niet (we zouden wel willen!)… ‘maar niet alzo mijn huis bij God’.
Ten tweede laat ons geen misplaatste verwachtingen hebben ten opzichte van onze medemens (in ons huis). We verwachten teveel, we vertrouwen teveel… op ons huwelijk… op carriere… op collega’s… op onze kinderen… op status in de maatschappij… Al die dingen gaan vroeg of laat in meer of mindere mate teleurstellen. Het kan niet anders. Want : ‘maar niet alzo mijn huis bij God.’
Gelukkig is de mens die met de psalmist kan zeggen (Psalm 62:6) : ‘Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God, want van Hem is mijn verwachting…’ Van Hem! Niet van ‘mijn huis’…
Laat ons ten derde dan ook niet verrast zijn wanneer er miserie komt in ‘mijn huis’. Job zegt het zo mooi (Job 5:7) : ‘Maar de mens wordt tot moeite geboren, gelijk de vonken omhoog vliegen…’ Toegegeven de één heeft ongetwijfeld meer miserie dan de ander… maar ik ben nog nooit iemand tegengekomen die geen ellende had in één of andere vorm in ‘zijn huis’… Hoe meer we liefhebben… hoe vaker we wenen…
Ons eerste algemene puntje was dus de nederige belijdenis van David : ‘maar niet alzo mijn huis bij God…’ De belijdenis dus van het eigen falen in ‘mijn huis’.
Maar, en nu komen we (God-zij-dank) bij het tweede algemene puntje waar ik het vanmorgen over wil hebben : welk is de troost en de hoop van koning David?
‘Een rechtvaardig heerser… hij is als het morgenlicht bij het opgaan der zon, een morgen zonder wolken… Maar niet alzo mijn huis bij God! Toch heeft Hij mij een eeuwig verbond gegeven, geordend in alles en verzekerd…’
Ondanks mijn falen in ‘mijn eigen huis’ schenkt Hij mij een eeuwig verbond!!! Dit is wonderbaarlijk!!! Het woordje ‘verbond’ is een diepe en mysterieuze zaak wanneer het gebruikt wordt voor het heilsplan van God.
Een verbond tussen mensen betekent zoveel als een ‘verdrag’ : beide partijen vervullen een aantal voorwaarden en doen bepaalde dingen zodat er wederzijdse toenadering is.
Maar wie kan het verbond begrijpen gemaakt door de Eeuwige God?…
Het is iets dat zich buiten ons begrijpen bevindt. De mens faalt… en toch (!!) schenkt God hem het eeuwige verbond.
Dit verbond is het heilsplan van God waarbij alle dingen die noodzakelijk zijn voor het behoud, de redding van onze ziel, voorzien worden door het gezamelijke werk van God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. In dit bijzondere verbond is Jezus de middelaar (Hebr. 12:24) en door Hem worden alle zegeningen van het nieuwe verbond geschonken aan alle leden die geloven.
Het wonderbaarlijke aan dit nieuwe verbond is dat… de mens faalt (‘maar niet alzo mijn huis bij God’)… en toch (!!) schenkt God mij gratis (want ik verdien het niet, in genade) dit nieuwe verbond die eeuwig is. Eeuwig! ‘Geordend in alles en verzekerd’ (staat er geschreven)… Eénmaal in dit verbond opgenomen zal God nooit meer Zijn zegeningen aan ons onttrekken… zelfs al falen wij voortdurend (‘maar niet alzo mijn huis bij God’).
Dit is wonderbaarlijk, broeders en zusters. Dit is het ‘evangelie’ (de goede boodschap voor de mens).
Dit is de hoop van David… Dit is de hoop voor ons allemaal!
Dit inzicht van David in het eeuwige verbond van God met de mens ondanks ons falen, is ook een immense troost wanneer alles in het leven weeral eens fout loopt… wanneer er miserie en lijden komt… ook door je eigen fouten!
Broeders en zusters, het gaat er vaak zo erg aan toe in ons leven (ook als christen)… dat we dit eeuwige verbond van God met ons uit het oog verliezen. Maar zelfs al gaan we door een dal van diepe duisternis… Hij is daar! Zijn verbond met ons is eeuwig! En hangt in niets af van onze ‘prestatie’ ten opzichte van Hem (‘maar niet alzo mijn huis bij God’).
Denk je eens in dat wij dit verbond van God met de mens zouden kunnen breken door wat we doen (of niet doen). Indien zoiets mogelijk was dan zou de mens macht hebben over de wil van God. Hij wil ons redden… maar wij verhinderen het Hem, waardoor Hij niet kan doen wat Hij wil (namelijk ons redden omdat Hij ons liefheeft). Dit is ondenkbaar! Zou God Zich laten bepalen door ons falen?… En het falen van de mens is onvermijdelijk…
Nee, broeders en zusters… Vestig uw hoop op de TROUW van deze God. Hij is getrouw… zelfs al zijn wij het niet (ook niet na onze ‘bekering’ tot christen overigens). Maar voor elk ogenblik dat wij falen is Hij getrouw! Hij komt Zijn beloftes na (zelfs al slagen wij daar nooit in). En daarom… komt alle eer en glorie toe aan Hem en kunnen wij nergens op roemen.
Ons eerste puntje was de nederige belijdenis van David aangaande zijn eigen falen. Het tweede puntje was het eeuwige verbond van God met de falende mens. En als derde puntje willen we even kijken naar de hoop van koning David aangaande de toekomst. Die hoop, mogen we zeggen, was de verwachting van de komst van de Messias en diens Koninkrijk van gerechtigheid.
En uiteraard was die verwachting van koning David nog maar een vaag iets (er was nog geen NT in zijn tijd). Heel wat details wist David dus nog niet… maar dit wist hij en daar vestigde hij zijn hoop op : dat ‘het zaad van de vrouw’ ‘de kop van de slang zal vermorzelen’ (Gen. 3:15) waardoor de vloek zal weggenomen worden.
Ook wij leven in die verwachting, broeders en zusters : voor ons is het de wederkomst van Christus : ‘hij is als het morgenlicht bij het opgaan der zon, een morgen zonder wolken, door de glans na de regen spruit jong groen (nieuw leven!) uit de aarde…’ Vergelijk die uitspraak met de wereld waarin we leven… Je zou onze wereld meer zo moeten omschrijven : ‘deze wereld is als een schemering onder een bewolkte hemel… geen straaltje zonlicht breekt door en al het groene gewas verdort…’ : dat is onze wereld, onze maatschappij waarin we leven! ‘Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is…’ (Rom. 8:22).
Oorlogen, extreme armoede, belachelijke rijkdom bij enkelingen, oppervlakkige godsdienst, bijgeloof, eenzaamheid, ziekte… dit zijn de wolken die het zonlicht verhinderen en ons tonen dat satan wel degelijk de overste van deze wereld is.
Maar er komt een tijd (misschien spoedig!) waarin alles zal veranderen : een koninkrijk waarin zonde geen plaats meer zal hebben. Laten we leren bidden (net zoals David in Psalm 17:15) : ‘Maar ik zal in gerechtigheid uw aangezicht aanschouwen, en bij het ontwaken mij verzadigen met uw beeld’… Laat ons dan ontwaken in Uw Koninkrijk, Vader!
Broeders en zusters, worstel je nu nog met lijden in je leven? Lijkt er alleen maar een dal van diepe duisternis te zijn? Twijfel je aan je geloof?…
Herinner u dan het eeuwige verbond (!!) waar David over spreekt in zijn laatste woorden. Het eeuwige verbond dat God gesloten heeft met de mens. Een eeuwig (voor altijd!) durend verbond, geordend in alles en verzekerd! Wie zou God zover kunnen brengen dat Hij zijn eeuwig verbond verbreekt??…
Niemand kan dat!… Hou daaraan vast broeders en zusters! Hij zal ons (en u!) nooit loslaten!
‘Want al mijn heil en alle welbehagen, zou Hij die niet laten uitspruiten?…’ Dit is wat David besefte in zijn laatste ogenblikken. Het is wat wij ook mogen geloven : er op vertrouwen dat het eeuwige verbond van God met de mens gericht is op het welzijn van de mens, van u en ik. Al ons heil, al ons welbehagen zal Hij laten uitspruiten… tot leven laten komen, door Jezus Christus.
Voorbede.
Hemelse Vader,
geef ons de innerlijke kracht
om te komen tot een nederige belijdenis.
Dat we tot het inzicht mogen komen
hoe we toch falen in ons ‘eigen huis’.
Maar laat ons ook daar niet in vastlopen,
laat ons niet overmand worden door schuld,
of onbeweeglijk worden door wroeging.
Maar laat ons leven vanuit het geloof
dat U een eeuwig verbond hebt gesloten met ons.
En dat niets ons kan scheiden van Uw liefde.
Dat niets Uw verbond kan teniet doen!
Leer ons dankbaarheid Vader.
Dat we U dagelijks mogen danken
voor dit verbond tussen U en de mens,
geordend in alles en verzekerd.
Wanneer alles in ons leven fout loopt,
en miserie zich opstapelt…
hou ons Uw eeuwig verbond voor ogen.
En hou in ons de hoop levend,
de hoop op de wederkomst van Christus,
de enige Rechtvaardige Koning,
als een morgenlicht bij het opgaan van de zon,
een morgen zonder wolken…
Vader, doe toch al ons heil en al ons welbehagen
uitspruiten, ook in dit leven, ook vandaag.
Wij vragen het U, in Jezus’ naam.
Amen.