Gemeente,
‘Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat ieder vergelding ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad…’
De ‘wij’ in dit vers en in onze ganse tekstlezing van vanmorgen, slaat op de ‘gelovigen’. Paulus schrijft namelijk aan de gemeente te Korinthe. Hij schrijft deze brief aan christenen met andere woorden. Nu wij weten dat Paulus dus eigenlijk aan ons schrijft, aan gelovigen, staat er toch iets heel merkwaardigs in dit vers. Namelijk dat wij, de gelovigen, voor de rechterstoel van Christus moeten verschijnen om vergelding te ontvangen, staat er, van de goede en kwade dingen die wij in ons leven gedaan hebben. Wat gebeurd daar precies, broeders en zusters? Hoe verhoudt deze vergelding zich aan de redding die we mochten ontvangen aan het kruis? Worden gelovigen dan toch gestraft voor hun zonden? Krijgen gelovigen beloning voor hun goede werken? En wat mag dit alles betekenen voor ons leven als gelovige vandaag?…
Paulus gebruikt hier een Grieks woord die erg bekend was voor zijn toehoorders : nl. het woordje ‘bèma’ (hier in onze tekst vertaald met ‘rechterstoel’). Als we ‘rechterstoel’ horen denken we echter onmiddellijk aan oordeel en de daarbij horende straffen. Een ‘bèma’ is echter veel meer dan dat. De meest letterlijke omschrijving van een ‘bèma’ is ‘een podium, een verhoog, die door middel van trappen bereikt kan worden‘ (dit is de basisbetekenis van het woord). Zo’n podium, zo’n verhoog werd in twee totaal verschillende omgevingen gebruikt.
Ten eerste heb je de ‘bèma’ inderdaad als de verhoogde stoel van een rechter. Toen Paulus gearresteerd werd in Korinthe werd hij voor de ‘bèma’ van een rechter gebracht. Jezus werd gebracht voor de ‘bèma’ van Pilatus. In die betekenis komen we het woord een aantal keer tegen in het NT.
Ten tweede heb je echter ook de ‘bèma’ (het verhoogde podium) bij Griekse (en Romeinse) sportevenementen. De scheidsrechter voor het evenement zat op zo’n verhoog om te zien of alles wel correct verliep en op het einde van de wedstrijd, werden de winnaars beloond bij dat verhoog, bij de ‘bèma’. De deelnemers ontvingen prijzen bij de ‘bèma’ (of ze liepen ze mis omdat ze in de wedstrijd gefaald hadden)… Het is in deze betekenis, denk ik, dat we de ‘bèma’ van onze tekstlezing mogen zien. Om dit duidelijk te maken moeten we een aantal puntjes voor ogen houden wanneer we deze tekst lezen.
En wel ten eerste : de tekstlezing verwijst duidelijk naar ‘gelovigen‘ die voor deze ‘bèma’ zullen verschijnen! Het zijn de gelovigen die voor Christus zullen verschijnen om een verslag te geven van hun leven. Dit is niet hetzelfde als het oordeel waarvan gesproken wordt in Openbaringen 20 : 12-15, waar iedereen (ook de ongelovigen) voor God staan om te zien of hun namen geschreven zijn in het boek des levens. Een groot onderscheid ook tussen beide vormen van ‘oordeel’ is dat iedereen (gelovigen en ongelovigen) staat voor God (in Openb.), terwijl in onze tekstlezing de gelovigen voor de ‘bèma’ staan van Christus! Dat de gelovigen voor Christus staan is omdat zij reeds gered zijn door het volbrachte werk van Christus aan het kruis.
Dat brengt ons op het tweede puntje waar we bij stil moeten staan : het ‘oordeel’ bij de zogenaamde ‘rechterstoel’ (‘bèma’) van Christus gaat niet over redding! Laten we duidelijk zijn! Het is door het geloof in (het vertrouwen op) het verzoenende werk van Jezus Christus aan het kruis dat wij, als gelovigen, gered worden. Hebr. 10:11vv : ‘En iedere priester stond wel dagelijks te dienen en bracht vaak dezelfde slachtoffers, die de zonden toch nooit zouden kunnen wegnemen, maar deze Priester (Jezus) is, nadat hij één slachtoffer voor de zonden geofferd had, tot in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand van God… Want met één offer heeft Hij hen die geheiligd worden, tot in eeuwigheid volmaakt… en aan hun zonden en hun wetteloze daden zal Ik beslist niet meer denken!’… In hetzelfde hoofdstuk van onze tekstlezing (2 Kor. 5:21) staat er dan ook : ‘Want Hem die geen zonde gekend heeft (Christus), heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt (aan het kruis), opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem!’ Wij zijn reeds gerechtvaardigd voor God in Christus! Bijgevolg staan we in het boek des levens vanwege Zijn gerechtigheid. En worden we niet langer geoordeeld in de gebeurtenis van Openbaringen 20.
Het kan niet dat de Schrift zichzelf tegen spreekt, bijgevolg moet onze tekstlezing in 2 Kor. 5 spreken over een gans andere gebeurtenis dan het oordeel waaraan we denken als we Openbaringen 20 lezen bijvoorbeeld. In 2 Kor. 5 wordt gesproken over een gebeurtenis die alleen geldt voor de gelovigen (!) en niets te maken heeft met redding of verloren gaan.
Wij, gelovigen, zullen dus staan voor de ‘bèma’ van Christus om een verslag te geven van ons leven, en om vergelding te ontvangen aangaande de goede en kwade dingen die we gedaan hebben. Het is eigenlijk dezelfde gebeurtenis waarover 1 Kor. 3:13 spreekt : ‘ieders werk (van de gelovigen) zal openbaar worden… En hoe ieders werk is, zal het vuur beproeven. Als iemands werk dat hij op het fundament gebouwd heeft (het fundament is Christus en die gekruisigd), standhoudt, zal hij loon (beloning!) ontvangen. Als iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden. Hijzelf echter zal behouden worden… als door vuur heen.’
Een gelovige (dwz iemand die op het fundament rust) zal hoe dan ook behouden worden, daar is geen twijfel over (want de redding is niet van onszelf, maar van Christus). Maar er kan blijkbaar wel degelijk beloning zijn voor de gelovige, of schade! Dat is het waar onze tekstlezing over gaat!
Dit mag ons derde puntje zijn aangaande de ‘bèma’ van Christus : het ‘oordeel’ daar gaat over ‘beloning’ en/of het niet toekennen van beloning aan de gelovige : ‘Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat ieder vergelding ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad…’ Aan deze ‘bèma’ van Christus zullen wij ontvangen naargelang wat wij gedaan hebben als gelovige in dit aardse leven. De (goede) werken van een gelovige zullen er getest worden en de gelovige zal, naargelang wat er van zijn werken overblijft, een beloning ontvangen. De context van de passage in 1 Kor. 3 beschrijft dit alles eigenlijk in detail. Elke gelovige tracht, als het goed is, te bouwen (te werken) op het fundament van Christus. Ieder van ons is immers geroepen om te werken, en dat naar de talenten die hem of haar gegeven zijn. Het is geen goed idee om te gaan vergelijken met andere gelovigen, want allen hebben in meer of mindere mate andere talenten ontvangen. Zij die met hun talenten op een goede wijze aan het bouwen waren zullen beloning ontvangen… zij (de gelovigen) die op een slechte of nutteloze manier bezig waren zullen verlies lijden.
Protestanten hebben het soms wel moeilijk met deze gedachte van beloning voor goede werken. Nochthans verwijst Jezus er zelf naar. Vb Matt 5:12 : ‘Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt… omwille van Mij. Verblijd en verheug u, want uw loon (! beloning) is groot in de hemelen…’ Vb Matt 6:1 : ‘Wees op uw hoede dat u uw liefdegave (goede werken!) niet geeft in tegenwoordigheid van de mensen om door hen gezien te worden, anders hebt u geen loon (! beloning) bij uw Vader, die in de hemelen is…’ Of de woorden van Jezus die we mogen lezen op het einde van Openbaringen (22:12) : ‘En zie, Ik kom spoedig en Mijn loon (! beloning) is bij Mij om aan een ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn!’
Wat die beloning zal zijn wordt eigenlijk nergens in de Schrift precies uitgelegd, en dat is maar goed ook (we horen alleen maar spreken over de ‘krans van de rechtvaardigheid’). Hier in dit aardse leven denken we maar al te vaak aan nutteloze aardse goederen en luxe als ‘beloning’. Het hemelse zal echter zo radicaal anders zijn dat we dit ons eigenlijk nu niet kunnen voorstellen. Bovendien moeten we leren leven in vertrouwen op de Beloner. Hij weet, zo veel meer dan ons, wat een waarachtige beloning is voor ons. Op Hem dienen we dan ook te vertrouwen voor deze hemelse beloningen!…
Nog moeilijker te begrijpen misschien is wanneer er gesproken wordt over ‘schade lijden’, het ‘verlies’ dat we eventueel kunnen lijden wanneer we nutteloos gewerkt hebben of zelfs helemaal niets hebben gedaan voor het Koninkrijk. Misschien is het dat waarover 2 Joh. vers 8 spreekt : ‘Let op uzelf, opdat wij niet verliezen waarvoor wij gewerkt hebben, maar een vol loon (! beloning) mogen ontvangen…’ Dan is de ‘schade’ waarvan sprake is, het verlies van de beloning, geheel of gedeeltelijk, en het besef, de schaamte van de teloorgang van onze nutteloze arbeid.
Nu zien wij nog ‘door middel van een spiegel in raadselen’ (om het met Paulus te zeggen). Deze dingen, het loon (de beloning), de eventuele schade of verlies, zijn zaken van een hemels bestel waar wij nog geen zicht op hebben. Maar laat het duidelijk zijn : een christen kan niet niets doen! Er zijn wel degelijk eeuwige consequenties aan onze handelingen, aan onze werken verbonden. Protestanten zijn historisch allergisch voor ‘goede werken’ en een eventuele beloning daarvan. En inderdaad, redding is daarvan niet afhankelijk, want we zijn gered door de Rechtvaardigheid van een Ander. Maar welk loon we mogen ontvangen in het Koninkrijk is er wel degelijk aan gekoppeld.
Voor welke dingen zal een christen nu verantwoording moeten afleggen wanneer hij staat voor die ‘bèma’ van Christus? De Schrift geeft ons een heleboel voorbeelden van wat ‘goede werken’ (of het gebrek hieraan) nu eigenlijk wel zijn. Naar wat zal de Rechter op de ‘bèma’ kijken? Ik geef u een aantal (beperkte) voorbeelden.
Een eerste tekst die we kunnen lezen is Rom. 14:10. Een tekst die overigens rechtstreeks verwijst naar de ‘bèma’ (de rechterstoel) van Christus : ‘U echter, wat oordeelt u uw broeder? Of ook u, wat minacht u uw broeder? Wij zullen toch allen voor de rechterstoel van Christus gesteld worden!….’ Wanneer wij onze broeders en zusters in Christus oordelen en/of minachten zullen wij hiervoor geen loon ontvangen op de ‘bèma’. Hoe vaak gebeurd dit toch niet? Dat we oordelen over andere kerken… andere geloofsgemeenschappen minachten, want niet goed genoeg volgens onze regeltjes…. Bent u zo, kijkt u zo naar andere christenen… U zal hiervoor geen loon ontvangen, maar verlies lijden!
Een tweede tekst mogen we vinden in Matt. 12:36 : ‘Maar ik zeg u dat de mensen van elk nutteloos woord dat zij zullen spreken, rekenschap moeten geven op de dag van het oordeel!’ (Onrechtstreekse verwijzing naar de ‘bèma’ van Christus!) Want ook onze woorden kunnen zijn als goede werken… of als nutteloze ballast waarmee we de naaste kwetsen.
En uiteraard, ten derde, zijn ‘goede werken’ datgene wat we aanvangen met onze rijkdom (waarmee we toch wel gezegend zijn hier in het westen) : 1 Tim. 6:17v : ‘de levende God, die ons alle dingen in rijke mate verschaft om ervan te genieten; ook om goed te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig te zijn en bereid om samen te delen, zo verzamelen zij voor zichzelf een schat (in de hemel)..’ (Opnieuw vermelding van de eventuele beloning bij de ‘bèma’).
Zo kunnen we verder gaan met teksten over het liefhebben van je vijanden, of het geven van aalmoezen aan de armen… Tot al deze dingen zijn we geroepen, broeders en zusters!
Ik wil eindigen met een tekst van Paulus uit 2 Tim. 4:7v : ‘Ik heb de loop tot een einde gebracht… Verder is voor mij weggelegd de krans van de rechtvaardigheid (de beloning!) die de Heere, de rechtvaardige Rechter, mij op die dag geven zal.’
Het woordje voor ‘loop’ in onze vertaling is ‘dromos’ (Gr.) en betekent eigenlijk letterlijk een wedren, een sportevenement! Herinner u dat we zeiden dat de ‘bèma’ het verhoog kan zijn van de scheidsrechter bij sportevenementen. Wel, zo zullen we staan als gelovigen voor de ‘bèma’ van Christus : hebben we ons uiterste best gedaan in het doen van goede werken voor het Koninkrijk?… Of lagen we in onze zetel?…
Blijf dan niet langer passief, broeders en zusters, maar zet u in voor het Koninkrijk. Loop de wedren zoals Paulus om die krans te mogen ontvangen! Bid elke dag om kracht en dat God zijn goede werken in je mag bewerken.
Voorbede.
Hemelse Vader,
Wij zullen allen éénmaal voor U verschijnen,
om te zien of we vertrouwden op Uw Zoon,
Jezus Christus en die gekruisigd voor ons.
Ook zullen wij verschijnen voor de ‘bèma’ van Christus :
wat maken we van ons leven?
Leven we voor onszelf of voor Uw Koninkrijk?
Oordelen we onze broeders en zusters in de kerken (en daarbuiten)?
Spreken we maar al te vaak nutteloze, ijdele woorden?
Wat vangen we aan met onze veelal grote rijkdom hier in West-Europa?
Leven we voor de naaste? Hebben we onze tegenstanders lief?….
U weet Vader, hoe erg wij tekort schieten in al deze dingen.
Geef ons dagelijks de kracht om Uw weg te gaan.
Help ons om een schat te verzamelen in de hemel.
Geef ons het inzicht, de wijsheid om niet langer te oordelen.
Doe ons tweemaal nadenken voor wij spreken,
zodat onze woorden altijd mogen zijn tot opbouw,
en steun, en troost, van de mensen die ons omringen.
Leer ons om op een goede manier om te gaan
met onze materiële welvaart hier in Europa.
Ja Vader, doe ons iedere dag werken voor Uw Koninkrijk.
Sta niet toe dat we zouden verslappen.
Sta niet toe dat we alleen voor onszelf leven…
Wanneer we voor U zullen staan, voor Uw rechterstoel,
dat we U vele goede werken mogen tonen van ons leven,
en niet beschaamd het hoofd moeten buigen
voor de nutteloosheid van onze aardse betrachtingen.
Wees ons steeds nabij!
Zodat we Uw liefde mogen uitdragen in de wereld!
Amen.