2 Koningen 4 : 8 – 37

Gemeente,

‘Maar zij antwoordde : Ik woon temidden van mijn familie…’

Een wonderlijk verhaal… met heel wat eigenaardige details…
De schenking van een kind (een zoon) aan mensen die oud waren en/of kinderloos, dat komt wel vaker voor in de Schrift (denk aan Abraham en Sara natuurlijk in het OT, Zacharias en Elizabeth in het NT…). En ook hier in onze tekstlezing is het één van de wonderen die door de profeet Elisa mag gebeuren, als een soort van ‘beloning’ voor de gastvrijheid die de vrouw voortdurend bood aan de profeet en dus de hulp die zij gaf aan het werk van God.

Een kind, en vooral een zoon, was uitermate belangrijk in die tijd : een zoon was namelijk de erfgenaam. Een zoon kon het werk van de vader voortzetten : er was met andere woorden continuïteit, dus toekomst voor de familie. Is er geen zoon, dan is er geen toekomst… het leven (van die concrete familie) zal eindigen! Zoon = toekomst. (laten we dit goed onthouden voor het vervolg van de boodschap).

Shuneem (Sunnam), waar het verhaal zich afspeelde, was een stad in het gebied van de stam Issachar, en lag op de weg tussen Samaria (de hoofdstad) en de berg Karmel (Elisa’s woonplaats) : een weg die dus veel werd gebruikt door de profeet Elisa. Die vrouw gaf hem niet alleen gastvrijheid, maar liet zelfs een gastenkamer bouwen speciaal voor de profeet : geen luxe, maar gewoon de dingen die hij nodig had : een bed, een tafel en stoel en een kandelaar (zodat hij niet alleen kon slapen, maar ook kon lezen en schrijven, zelfs als het al donker was… werken met andere woorden). Merk op hoe die dingen simpel vermeld worden. Nuttige dingen in eenvoud… geen luxe… geen zinloze dingen…(konden ook wij maar die les leren!).

De profeet wil haar nu bedanken voor datgene wat ze gedaan heeft voor hem en hij vraagt haar wat ze graag zou willen… want zo is het toch vaak, broeders en zusters : dat we iets goeds doen omdat we in ons achterhoofdje weten dat we iets terug zullen krijgen… (voor wat, hoort wat).

En hier begint dan ook het wonderlijke verhaal, want wat is haar antwoord : ‘Ik woon temidden van mijn familie’… Blijkbaar wil ze geen voorkeursbehandeling… geen lange arm technieken (voorspraak bij de koning en zulks meer. Achterpoortjes en connecties gebruiken om ‘voordeel’ te halen. Wat zijn we daar toch goed in!)… Nee, ze is… tevreden met wat ze heeft… want het belangrijkste, dat heeft ze al : familie… relaties… liefde in huiselijke kring… Als je die dingen hebt, waarom zou je geinteresseerd zijn in het leven aan het ‘koninklijke hof’? Dat weet ze, dat is haar uitgangspunt… dit is haar fundament.

Maar wat blijkt nu in het verhaal : ze heeft geen zoon… of met andere woorden : geen toekomst. Dat wil zeggen : in de ogen van de maatschappij heeft ze geen toekomst! Want iemand die geen gebruik wil maken van ‘vriendjespolitiek’ en ‘carriere-moves’… ja, dat is pas een ‘loser’ zeg! Die zal niet vooruitgeraken op de maatschappelijke ladder!… Merk ook op hoe naiëf de man van God is : hij heeft het niet door dat ze geen zoon (geen toekomst) heeft. Het is zijn dienaar Gechazi (een ietwat onfris element, dat weten we uit het volgende hoofdstuk 5, waar hij ‘geschenken’ (voordeel, winst!) aanneemt van Naäman) die snapt het maar al te goed dat ze geen ‘zoon’ heeft : als je de mogelijkheid hebt tot ‘winst’, tot ‘voordeel’… dan neem je toch die kans te baat! Doe je dat niet… ja dan heb je geen ‘toekomst’ in deze maatschappij… ‘Geen zoon voor jou, Sunnamitische vrouw!’, zal Gechazi gedacht hebben…

Maar wat blijkt nu : God geeft toekomst aan mensen. God schenkt in genade (gratis) toekomst (een zoon) aan mensen die niet meedoen met deze maatschappij. Die niet uit zijn op eigenbelang… Die niet uit zijn op persoonlijke voordeeltjes. Die niet bezig zijn met het beklimmen van maatschappelijke ladders en die geen vriendjespolitiek beoefenen… maar die zorgen voor de naaste! (gastvrijheid).

Merk op hoe die mensen uit zichzelf geen toekomst hadden (ze blijven als het ware onvruchtbaar) : het wordt hen gegeven, geschonken door de Almachtige. De laatsten (de laagsten van deze maatschappij) zullen de eersten zijn in Gods ogen. Maar het is en blijft een geschenk van Godswege.

Dat toekomst en eeuwig leven een geschenk is die we niet verdienen, maar krijgen als genadegave van de Almachtige, wordt ons nog eens duidelijk getoond in het tweede gedeelte van het verhaal. Want wat gebeurd er??…
Haar zoon, haar toekomst, die ze nochthans van God zelf had ontvangen, sterft…

‘… Op zekere dag ging de knaap naar zijn vader, bij de maaiers… en hij zei tot zijn vader : ‘mijn hoofd, mijn hoofd!’… Hij droeg hem weg en bracht hem naar zijn moeder, en hij zat op haar knieën tot aan de middag… toen stierf hij…’

Ik kan mij indenken dat heel wat mensen dit verhaal heel erg onrechtvaardig vinden… Moet dat nou echt? Wat is dat eigenlijk voor een verhaal? Eerst geven en dan nemen?… De pijn van het verlies is dan toch des te scherper. Had ze nooit een zoon gekregen had ze ook nooit geweten wat ze nu mistte…

‘Zouden wij het goede van God aannemen en het kwade niet?’ (Job 1:10). ‘De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen…’

En waarom kan Hij dat dan wel?… Omdat de mensen (zelfs gelovigen!), broeders en zusters, nog altijd onvruchtbaar zijn : ‘toekomst’ mogen hebben is een gave, een geschenk… is genade. We hebben er, met andere woorden, nooit recht op… wat we ook zelf mogen gedaan hebben aan naastenliefde en gastvrijheid…
Wat God ook doet, is goed, omdat Hij het is, die het doet. …

Eigenlijk zijn ook wij net hetzelfde als die zoon… en dagelijks gaan we naar onze Vader op het veld (in de hemel) en roepen we het uit : ‘mijn hoofd, mijn hoofd’… of misschien ook wel ‘mijn hart, mijn hart’… Is het niet zo dat ook wij gestorven zijn… dat wij als dood zijn, wanneer we voor onze Vader verschijnen (mijn hoofd, mijn hoofd, mijn hart, mijn hart…)?… ook voor ons is er geen toekomst… Geen toekomst uit eigen kracht… Ook wij zijn (geestelijk) als gelovige onvruchtbaar… innerlijk dood voor God…

Maar dit is onze hoop : het verhaal gaat namelijk verder! De vrouw begraaft haar kind namelijk niet, maar legt hem op het bed van de profeet. Waarom doet ze dat toch??…
Zij geloofde, vertrouwde erop dat ze haar kind opnieuw levend zou mogen ontvangen : dat hij met andere woorden, uit de dood zou opstaan! Zoals ook wij mogen geloven dat God ons uit de dood laat opstaan.

Eigenlijk is deze vrouw net als Abraham van wie er geschreven staat : ‘Hij heeft overwogen, dat God bij machte was hem (Isaak) zelfs uit de doden op te wekken, en daaruit heeft hij hem ook bij wijze van spreken teruggekregen…’ (Hebr. 11:18v). En verder staat er ook : ‘Vrouwen hebben haar doden uit de opstanding terug ontvangen…'(Hebr. 11:35). Wel, zo’n vrouw hebben we hier. En ze rept zich naar de profeet… en dan, broeders en zusters, gebeuren er wel heel vreemde dingen.

Die knecht Gechazi moet namelijk met de staf van de profeet op weg om die te leggen op het gelaat van het dode kind. Dat is toch wel… bizar… Wel, de staf in de bijbel wordt gebruikt om een richting mee aan te wijzen. Zo is ook de Schrift (de Tora) een instrument om richting (figuurlijk dan) mee aan te wijzen in je leven. Daarom dat de staf in de Schrift vaak staat als beeld van de Tora (de bijbel).

De knecht (Gechazi) moet dus, zou je kunnen zeggen, de boodschap (de richting) van leven brengen aan de dode mensen. En wat blijkt : dat is niet voldoende om Leven te brengen. Het kind blijft dood liggen. De bijbelse boodschap geeft richting aan, maar is niet de oorzaak van Leven zelf. En nog minder is dat de knecht (Gechazi). De knecht is de persoon die de boodschap mag brengen… Ook nu nog is dat zo : die knechten die het Woord mogen brengen in de kerk zijn uiteindelijk maar ‘Gechazi’s’… ‘onfrisse elementen’… Verwar de boodschap die ze brengen dus niet met de boodschapper! (Laat u niet misleiden door hun knappe koppie, hun mooi kostuumpje…).

Gechazi kan geen Leven brengen, de staf kan het niet…
Het is wachten op de Profeet zelf…

Nu wil ik een moeilijk stapje nemen en Elisa in verband brengen met Elia. Elia was de eerste profeet in de strijd tegen Baäl. Hij begon de strijd tegen de Baälsdienst, maar eindigde die niet. Dat was de taak van Elisa. Elia en Elisa horen dus samen, liggen in elkaars verlengde. In 2 Koningen 1:9 lezen we dan hoe Elisa een dubbel deel van Elia’s geest vraagt en ook verkrijgt… met andere woorden de Geest van God was dubbel op Elisa… Elisa was meer dan Elia!

Zo hebben we nu in het NT Johannes de Doper die begon met een taak (het brengen van het evangelie), maar er niet mee eindigde : dat was de taak van zijn opvolger : Jezus van Nazareth. Van Johannes de Doper dacht men wel eens dat hij de teruggekomen Elia was (die voor de Messias zou verschijnen… joden leven nog altijd in de verwachting van de terugkeer van Elia). Als we Johannes de Doper mogen vergelijken met Elia, dan kunnen we Elisa vergelijken met… Jezus. Jezus die meer was dan Johannes de Doper…

Lezen we niet in 2 Koningen 13:21 hoe een dode in het graf van Elisa werd gworpen (om er van af te zijn)… en de dode werd terug levend… in het graf van Elisa!

Gechazi, de knecht, kan geen Leven brengen… de staf kan geen Leven brengen… het is door Elisa heen dat Leven terug mogelijk wordt. Elisa die een dubbel deel van de Geest had ontvangen. Elisa die meer was dan Elia. Elisa eigenlijk dus als OT-beeld van de komende messias : Jezus van Nazareth, Zoon van God.

Als we het zo bekijken, broeders en zusters, wordt meteen ook het vreemde ritueel duidelijk waarmee Elisa de jongen terug tot Leven brengt. ‘Daarna ging hij bovenop de knaap liggen; hij legde zijn mond op diens mond, zijn ogen op diens ogen, zijn handen op diens handen…’ (Heel wat ‘moderne’ schriftuitleggers trachten ons dan wijs te maken dat hij mond-op-mond beademing toepastte… EHBO Elisa!… Dat is toch echt het punt missen waar dit verhaal om draait).

Of met andere woorden : Elisa, de profeet van God, identificeerde zich met die jongen. Wat Elisa betrachtte, was een deel van de Geest die hij ontvangen had (herinner u : dubbel deel!) te schenken aan de jongen door zo dicht mogelijk te naderen. Het is alleen omdat God Zich identificeerde met de mens, één van ons werd, en Zijn Geest aan ons schenkt, in en door Jezus… dat mensen gered worden… dat is terug Levend gemaakt worden… herboren worden. Wij mogen de levendmakende Geest ontvangen door het Leven van Jezus nog voordat wij geboren werden. En wij kunnen daar niets voor presteren… want net zoals die jongen, waren we als dood voor de Vader.

‘Toen niesde de jongen zevenmaal en opende zijn ogen…’ Als God je levend maakt, dan kun je de ogen openen… dat is : terug zien : de ware toedracht zien (God schenkt mij leven en ik verdien het niet) : inzicht!… Zevenmaal verwijst naar het voortdurende aspect (de ganse week door)…. Als God jou Leven gegeven geeft, dan kun je het niet meer verliezen!

En ‘niezen’ ?(dat zou eigenlijk het onderwerp moeten zijn van een aparte preek). ‘Niezen’ (beeld van een krachtige ademverplaatsing) verwijst naar de Geest Gods : wanneer wij tot Leven gewekt zijn door de adem (de ‘ruach’) van God… dan gaan we op onze beurt de werking van de Geest verspreiden in de wereld. Als je echt tot leven gekomen bent, dan kun je die werking van de Geest niet stoppen (net als niezen niet in te houden is). Niezen is trouwens ook niet zo’n aangename ervaring… verwacht geen rozegeur en maneschijn geluk van je geloof…

‘Maar zij antwoordde : Ik woon temidden van mijn familie…’ En ze mocht toekomst ontvangen… een andere toekomst dan wat de wereld zich had voorgesteld… Een toekomst die niet bestaat uit manipulaties en vriendjespolitiek (God zij dank!)…. maar anders : Leven vanuit genade. En daarom op onze beurt : gratis leven schenken aan je naaste.

Voorbede

Hemelse Vader,

Leer ons om tevreden te zijn

met het wonen temidden van de eigen familie.

Dat we geen misbruik maken van vriendjespolitiek…

lange arm technieken… of achterpoortjes gebruiken in de wet…

zodat we ‘voordeel’ (winst) zouden halen…

altijd in het ‘nadeel’ van een ander, de naaste.

Wij willen geen zulke ‘zonen’ hebben in deze maatschappij…

Wij willen geen toekomst ten koste van anderen…

Wij willen de toekomst die U ons schenkt, in genade…

De toekomst die wij niet verdienen…

nooit kunnen verdienen en nooit voor kunnen presteren.

Leer ons dat de knechten die het Woord brengen,

slechts ‘Gechazi’s’ zijn.

Leer ons om te luisteren naar de boodschap van Leven,

en niet verblind te zijn door de boodschapper.

Leer ons dat zelfs de Schrift geen Leven brengt,

maar slechts getuige mag zijn van de Levende :

Jezus Messias, Zoon van God,

die op aarde kwam, zo dicht mogelijk naderde tot de mens,

zich met ons identificeerde…

dat het Zijn Geest is die ons tot leven wekt!

Open ook onze ogen, Vader, net zoals bij die jongen,

dat ook wij de ware bron van Leven mogen zien…

dat we inzicht mogen krijgen in Uw verhaal met ons.

En laat ons maar ‘niezen’,

zelfs al is dat niet zo aangenaam misschien…

Laat ons Uw Geest verspreiden

ter ere van Uw Heilige Naam.

Amen.