2 Kon 2 : 19 – 25 + Hosea 4 : 13 – 19
Gemeente,
‘Elisa keerde zich om, zag hen en vervloekte hen in de Naam van de HEERE. Toen kwamen er twee beren uit het woud en verscheurden tweeënveertig van die kinderen…’
Een toch wel ongekend verhaal… Een heel bizar verhaal… Ja, laten we eerlijk zijn : een aanstootgevend verhaal toch. Waarom staat zoiets eigenlijk in de bijbel?? Geen wonder dat atheïsten wel eens lachen met dit boek, het zogenaamde fundament van ons geloof. En toch durf ik te beweren dat men lacht en verafschuwt wat men in feite niet begrijpt. Dit vreemde verhaal zal ons namelijk een diepe profetische boodschap tonen!
Een eerste belangrijke punt waar we dienen bij stil te staan is de situatie in het land ten tijde van Elisa, en in het bijzonder de situatie in het stadje Bethel waar Elisa naar op weg is in onze tekstlezing. De naam ‘Bethel’ betekent letterlijk ‘huis van God’, en dit stadje was van oudsher een plaats van eredienst en verering. Heel belangrijk om te weten, denk ik, is dat er ook een school van profeten was in Bethel, waar jongemannen (!) opgeleid werden om de nieuwe profeten te worden in het land. Dat klinkt allemaal fantastisch misschien en heel erg godsdienstig… maar de werkelijkheid was dat Bethel een plaats geworden was van afgodendienst in de tijd van Elisa.
De profeet Hosea, die na Elisa kwam, gaf Bethel een nieuwe naam : ‘Beth-aven’ (Hosea 4:15 : ‘Als u, Israel, hoererij wilt bedrijven (vanwege de tempelprostitutie), laat Juda toch niet medeschuldig worden! Kom toch niet naar Gilgal (een andere plaats van belangrijke eredienst in Israel), ga niet naar Beth-Aven, en zweer niet : Zo waar de HEERE leeft!’… We zijn namelijk in de tijd van het gesplitste land : het kleine Juda met de hoofdstad Jeruzalem, en het 10-stammenrijk Israel onder koning Jerobeam. Deze koning had van Dan en Bethel plaatsen gemaakt van officiële eredienst. In Bethel had hij een gouden stierkalf laten plaatsen om vereerd te worden. Een gouden stierkalf, met de naam JHWH, maar als symbool van vruchtbaarheid met tempelprostitutie als kers op de taart. Jerobeam deed dit om te verhinderen dat zijn bevolking naar Jeruzalem (in het landje Juda) zou afzakken bij belangrijke feestdagen. Jerobeam had dus, met andere woorden, een officiële afgodendienst gelanceerd in Bethel!
Hosea noemde die plaats ‘Beth-aven’ in plaats van ‘Bethel’ (huis van God). Beth-aven betekent zoveel als ‘huis van verderf’, van (zinloze) leegte’! De leegte, het zinloze niets die ontstaat in ons leven wanneer we de bijbelse God niet meer volgen, maar wel een eigen menselijke creatie van een of andere afgod die ons leven overneemt. Die ‘leegte, die zinloosheid’ van Beth-aven komt later in onze uitleg nog terug : hou het in gedachten!
Een tweede belangrijke punt waar we bij moeten stilstaan, naast de locatie van het gebeuren en de tijd waarin dit gebeurde, is een problematische vertaling in onze tekst. Wij hebben namelijk staan in vers 23 ‘kleine jongens’ (of ook vaak de vertaling : kinderen, soms knapen, adolescenten…).
Het Hebreeuwse woord dat hier staat (‘na’ar’) kan inderdaad als dusdanig vertaald worden, maar het is eigenlijk ook veel meer dan dat. Als je ‘t zo breed mogelijk zou willen vertalen dan zou je eigenlijk moeten zeggen : alle jongelingen die nog niet een geestelijke leiderschapspositie kunnen opnemen (dat kan pas vanaf 30 jaar). Het kunnen met andere woorden inderdaad kinderen zijn, maar ook tieners of zelfs twintigers… alles jonger dan 30 eigenlijk! (vb Gen 34:19 : Sichem die Dina, de dochter van Jakob, verkrachtte wordt een ‘na’ar’ genoemd… da’s geen ‘kind’ meer). Het zou dus beter zijn om in onze tekstlezing gewoon ‘jongelingen’ en niet ‘kindjes’ (te specifiek) te vertalen.
Nu komen we in hoodstuk 2 van Koningen voortdurend leerling-profeten tegen (hfdst 2, verzen 3, 5, 7, 15) : dit zijn ‘na’ar’ want het zijn leerlingen (dus nog niet geestelijk volwassen, dus jonger dan 30 : het waren tieners of twintigers). Zou het nu te ver gezocht zijn om te durven stellen dat de ‘na’ar’ van onze tekstlezing geen kinderen zijn maar een aantal van die leerling-profeten die al reeds voortdurend vermeld staan in dit hoofdstuk?? Leerling-profeten van de school van valse profeten die in Bethel gevestigd was. Deze leerling profeten kwamen Elisa, de leerling-profeet van Elia, uitlachen.
Als we het zo uitleggen dan houdt de verhaallijn veel meer steek dan dat er daar toevallig wat snoezige ‘kindjes’ rondliepen. Misschien werden die leerling-profeten er op uitgezonden om die lastige andersdenkende Elisa tegen te houden of weg te jagen.
Ze dreven de spot met hem : ‘Kaalkop, ga op, kaalkop, ga op!’ ((letterlijk) vers 23). Merk op dat Elisa het instrument was van God’s boodschap aan Bethel (Beth-aven, de plaats van inhoudsloze leegte, de afgodendienst aldaar). Door te spotten met Elisa, spotten de leerling-profeten ook met God Zelf. Kaalheid kan met twee zaken in verband worden gebracht : ten eerste met melaatsheid, door de huidaandoening verloor men z’n haar. Kaalheid was dan een teken van onreinheid. Ten tweede werd het ook gezien als een teken van persoonlijke en mentale achteruitgang (het aftakelingsproces van het ouder worden). Voor zover we weten was Elisa zelf nog maar een ‘na’ar’ (een jongeling) in die tijd (jonger dan 30). Misschien had Elisa toen al de eerste kenmerken van beginnende kaalheid, en sprongen zijn leeftijdsgenoten (!) op zijn zwak punt om hem belachelijk te maken. ‘Ga op’ (letterlijk), of ‘ga omhoog’ verwijst naar wat Elisa beweerde dat er met zijn mentor was gebeurd : namelijk de hemelvaart van Elia slechts enkele verzen vóór onze lezing. Eigenlijk zeiden ze zoveel als : verdwijn maar net zoals je leraar, dan zijn we van je af!
‘Elisa keerde zich om, zag hen en vervloekte hen in de Naam van de HEERE…’ Wij hebben, in onze cultuur, een fout idee wat ‘vervloeken’ betreft. Wij gaan er van uit dat vervloeken betekent dat je allerlei onheil toewenst aan het slachtoffer. Degene die vervloekt bewerkt dan eigenlijk actief het onheil van de ander. Het is als het ware bidden dat de ander miserie krijgt.
Dat is niet het bijbels idee achter ‘vervloeken’. Bijbels betekent ‘vervloeken’ het onttrekken van de zegen die we verkrijgen van God. Dat een mens die vervloekt wordt niet langer de zegen mag ontvangen van God. Dat lijkt misschien een subtiel verschil met ons idee van ‘vervloeken’, maar het is een belangrijk verschil. Want er is zoiets wat we ‘algemene genade’ noemen : dat zijn zegeningen van God die zowel de rechtvaardige als de onrechtvaardige treffen : te mogen leven op deze aarde bijvoorbeeld, dat we eten en drinken hebben, dat de zon opkomt. Eigenlijk dat we mogen delen in de vruchten van de schepping. Vervloeken in de bijbel nu is die zegen ontnemen zodat de vervloekte mens alleen datgene ontvangt wat hij werkelijk zelf verdient heeft. Elisa gaf die leerling-profeten dus over aan de natuurlijke conclusie van hun eigen zinloze leven. Van wat er dus met de mens gebeurd wanneer God ons niet langer met zijn zegenende handen draagt.
En wat er gebeurd mag onmiddellijk duidelijk zijn : ‘Toen kwamen er twee beren uit het woud en verscheurden tweeënveertig van die kinderen…’ (vers 24). Merk op dat er niet staat : ‘Toen deed God twee beren uit het woud komen….’ Nee, dat staat er niet. Het is niet God die hiervoor zorgt… Hij is niet actief in dit onheil betrokken. Maar de levensdragende zegen van God is weggenomen (dat is wat vervloeking is), en wat dan gebeurd is de logische conclusie van hun zinloze leven.
Dat is wat we ook mogen zien in het getal ‘tweeënveertig’. Dat staat er niet zomaar toevallig! In de joodse mystiek wordt het getal 42 in verband gebracht met de schepping van het universum (voor de mens er was, en nog voordat de zegen van God aanwezig was) : 42 is o.a. het getal van de eerste 42 letters in de Tora. In onze vertaling is dat de tekst : ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde nu was woest en leeg (doods), en duisternis lag over de watervloed.’ Dit is de schepping vooraf aan de Geest van God die zweefde boven het water. De Geest van God die de zegen brengt aan allen. Maar daarvóór, vóór de komst van de Geest, was de aarde ‘woest en leeg’ in duisternis : de natuurlijke staat van het universum. De leerling-profeten die spotten met Elisa (en dus met God) komen door de vervloeking terug in deze toestand terecht : de woestheid en de leegte, de logische conclusie van een leven waar God niet aanwezig is. Beren zijn een beeld van die woeste kracht van de natuur, van de schepping, die de mens vermorzelt wanneer die niet gedragen wordt door de zegen van God. Leven is alleen maar mogelijk door de zegen van God! Spendeer je aardse leven in dienst van een zinloze afgod, en je verliest vroeg of laat de zegen van God, en zo eindig je in het Niets.
Een laatste punt waar ik even bij wil stilstaan wat dit wonderlijke verhaal betreft, is het grotere geheel waarin dit korte verhaaltje van de vervloeking past. Daarom was onze tekstlezing uit 2 Kon. 2 ook vanaf vers 19 : met daarin een al even korte vermelding van het bezoek van Elisa aan de stad Jericho vooraleer hij op weg ging naar Bethel (verzen 19-22). Jericho en Bethel staan hier als het ware tegenover elkaar. Bethel is immers het zogenaamde ‘huis van God’, waar alles perfect en godsdienstig zou moeten zijn. Daar waar Jericho in het OT altijd in verband wordt gebracht met afgodendienst en allerlei slechte praktijken. Maar wat gebeurd er nu?… Eigenlijk precies het omgekeerde van wat je zou verwachten! (hoe bijbels toch!).
Want in Jericho wordt het ‘water’ gezond gemaakt. Het water dat er blijkbaar ‘slecht’ is : (vers 19) ‘… het water is slecht, waardoor het land misgeboorte veroorzaakt.’ (staat er). Water staat in de bijbel voor ‘leven’. Leven is onmogelijk in zo’n plaats van afgodendienst… Maar wat blijkt nu : de mensen van die stad zijn tot dat inzicht gekomen. Het inzicht dat er geen toekomst (vandaar ‘misgeboorte’) is voor hen indien ze die afgoden van hun leven blijven volgen.
Eigenlijk zouden we mogen stellen dat die inwoners van Jericho zich bekeren! Met andere woorden, hier in Jericho, komen we in aanraking met het ‘evangelie’! Mensen die zich bewust worden van hun zonde en kiezen voor de goede boodschap van de zegenende God van de schepping, in plaats van de inhoudsloze, lege boodschap van allerlei zinloze afgoden die we onszelf aandoen.
De inwoners van Jericho belijden hun fout, hun zonde tegenover de profeet Elisa (en dus tegenover God, die de profeet gezonden heeft). En wat doet Elisa? Hij gooit zout in de waterbron : precies het omgekeerde van wat je zou denken! Zout maakt water immers ondrinkbaar, toch? Maar wie zijn ‘leven’ opgeeft zal het vinden, de laatsten zullen de eersten worden. In deze toch ongekende bijbelse anecdotes van onze tekstlezing vinden we de essentie van de goddellijke boodschap : de omgekeerde wereld is de ware wereld. Wat deze maatschappij verlangt en nastreeft is in God’s ogen onbelangrijk, en omgekeerd. De omgekeerde wereld is de ware wereld : vandaar dat Elisa in Beth-el (het ‘huis van God’!) niets anders vindt dan zinloze leegte waar mensen koppig vasthouden aan valse idealen. De valse idealen die wij allen onszelf voorspiegelen… o.a. ook in de kerk.
De zegen van God mogen we vinden aan de zelfkant (de ‘slechte’ rand, Jericho) van de maatschappij. Daar waar we het niet (willen) verwachten is deze God, niet in het menselijk gemaakte ‘huis van God’.
Lucas 19:10 : ‘Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren is…’ We moeten beseffen, ten diepste, dat ook wij inwoners van Jericho zijn : in zonde, met afgoden in ons leven. Dan zal Hij ons redden!… Indien we leven alsof we in Beth-el zijn : menen dat we de ware profeten zijn van het ware geloof, dan rest er ons alleen vervloeking. Is het niet zo in ons leven : dat we menen beter te zijn (in geloof) dan een ander? Menen we niet dat ‘winst’ (op alle vlak) belangrijk is? Dat ‘succes’ belangrijk is?… Blijf toch verre van al die afgoden van deze maatschappij! Maar wordt nederig van hart, wees het geknakte riet, de walmende vlaspit.
Broeders en zusters, wees dan geen valse profeet in Beth-el (het huis van God), maar wees als een bekeerde zondaar in Jericho, en er zal geen vervloeking zijn in je leven, maar alleen zegen. Hij zal je dragen tot in het Koninkrijk!
Voorbede.
Hemelse Vader,
Maak ons opmerkzaam
op de diepe betekenis die we mogen vinden
in al die verhalen in Uw Woord.
Want ook nu dragen zij nog steeds
een boodschap voor ons en voor onze kerk.
Behoed ons er voor, eeuwige Vader,
dat onze kerk een plaats zou worden van zinloze leegte.
Dat we er onze eigen afgoden zouden vereren.
Dat we, net als deze maatschappij, zaken zouden vereren
die volstrekt onbelangrijk zijn in Uw ogen.
Principes zoals ‘succes’, ‘eigenbelang’ en ‘winst’…
Anders vallen we onder de vervloeking
dat Uw zegen van ons wordt weggenomen.
Dat Uw dragende handen ons niet langer zouden ondersteunen.
Laat ons de logische conclusie niet ondergaan
van de zinloze leegte van een bestaan zonder U.
Maar richt ons op!
Schenk ons levend water,
zoals Elisa gaf aan de inwoners van het zondige Jericho.
Doe ons tot inzicht komen, bekeer ons!
Wij hebben Uw voortdurende hervorming nodig, Vader.
Leer ons om te leven voor de ander, de naaste.
Dat we Uw liefde en kracht mogen uitdragen
in de wereld rondom ons.
Maak ons tot een Elisa,
dat wij op onze beurt levend water mogen brengen
aan allen die hulpbehoevend zijn.
Dit vragen wij U, in Naam van Uw liefhebbende Zoon.
Amen.