Gemeente,
‘Toen nam Samuël een steen en plaatste die tussen Mizpa en Sen; hij gaf hem de naam Eben-Haëzer en zei : Tot hiertoe heeft de HEERE ons geholpen…’
Broeders en zusters, we lezen zo vaak in de bijbel van de helpende hand van God. Eigenlijk wordt elk hoofdpersonage in de bijbelse verhalen wel op één of andere manier geholpen door God. Soms met een rechtstreeks wonder, soms met de hulp van een juiste persoon op de juiste plaats, soms met troost en bemoediging…. En dan denken we : ach, leefde ik maar in die tijd, toen mensen rechtstreeks contact hadden met God. Hoe bijzonder moet dat toch geweest zijn!
Is God dan veranderd?… Is God misschien met pensioen?… Misschien zien we zo makkelijk de wonderen in de bijbelse verhalen omdat ze zo verteld worden… maar staan we niet open voor de talloze wonderen in ons eigen leven als christen! Door het geloof moeten we toch zeggen dat deze God op dezelfde wijze in ons leven aanwezig is als in de levens van die talloze bijbelse personages. Moeten we niet leren kijken naar ons eigen leven en daar het werk van deze God leren onderscheiden? Ik ben er zeker van dat een ieder van ons, als gelovige christen, een verhaal kan vertellen uit zijn of haar eigen leven, waaruit de goedheid van deze God blijkt! Zodat wij net als Samuël, bij de steen Eben-Haëzer kunnen staan om uit te roepen : Tot hiertoe heeft de HEERE ook mij geholpen! Broeders en zusters, laten wij vanmorgen naar deze tekst kijken om tot het besef te komen dat ook wij mogen uitroepen : Tot hiertoe heeft de HEERE ook mij geholpen!…
De steen Eben-Haëzer heeft ons dan ook één en ander te vertellen. En wel ten eerste kunnen we wat leren uit de plaats waar Samuël de steen oprichtte. (vers 12) ‘Toen nam Samuël een steen en plaatste die tussen Mizpa en Sen, hij gaf hem de naam Eben-Haëzer…’ Hij plaatste die steen na de overwinning op de Filistijnen. Maar die plaats waar hij die steen oprichtte, is precies dezelfde als in hoofdstuk 4 (vers 1 : de plaats Eben-Haëzer). In dat hoofdstuk lijdt Israel een verpletterende nederlaag tegen de Filistijnen, en worden Hofni en Pinechas (de zonen van Eli) gedood en de ark van het verbond werd buitgemaakt…. Wij kunnen dus maar tot het besef van Gods hulp komen, wanneer onze eigen nederlagen ons voor ogen staan. Wanneer we getracht hebben te overwinnen uit eigen kracht, en zulks hopeloos mislukt is.
Dat veld waar Samuël de steen plaatste van Gods hulp, is niet alleen het veld van ons eigen falen, maar het is eveneens het veld van onze zonden! Want herinner u het verhaal van Hofni en Pinechas, de vreselijke zonen van Eli, en de algehele verloedering, ja de talloze zonden van Israël voor ze werden verslagen door de Filistijnen op dat veld. Wij falen omdat we voortdurend zondigen (zelfs al zijn we gelovigen). Dit is het wonder van Eben-Haëzer, dat God ons uiteindelijk te hulp komt ondanks ons falen, ondanks onze zonden. Hij schenkt ons de overwinning op die zelfde plaats waar wij faalden, waar wij zondigden! Laten we dus niet vergeten om ons eigen falen voor ogen te stellen, zodat we des te meer dankbaar zijn wanneer God ons te hulp komt. Is dit geen wonder?…
Is dit geen absoluut groots wonder, broeders en zusters? Dat God ons te hulp komt zelfs al is ons leven verre van perfect, nauwelijks heilig te noemen. Wanneer ons geloof op sterven na dood is, en onze trots op eigen kunnen, eigen prestaties, toch steeds weer tevoorschijn piept. Wanneer ons geduld veel te kort schiet, en onze liefde voor de naaste meer aanvoelt als lauw braaksel… En toch… en toch schijnt goddellijke genade op ons neer. Eben-Haëzer : tot hiertoe helpt de HEERE ons steeds weer! U meent dat er geen wonderen meer gebeuren in onze tijd??… Is dit niet het allergrootste wonder : dat God ons helpt ondanks ons falen, ondanks onze zonden?…
Datzelfde veld waar Israël faalde en waar de HEERE te hulp snelde, is ook het veld van ons lijden. Want Israël leed een nederlaag en dertigduizend werden gedood op dat veld, en de ark van het verbond werd buitgemaakt… Dat is : lijden doet zijn intrede in ons leven. Het is het gevolg van allerlei falen. Verkeerde beslissingen, verkeerde handelingen brengen altijd consequenties met zich mee. En de ark wordt buitgemaakt in het verhaal : dat is : ons braafburgerlijk ‘geloof’ in de ‘kerk’ en ‘tradities’ leiden tot niets. Als we daar op willen steunen komen we bedrogen uit!…
Maar dat veld waar Samuël de steen oprichtte is niet alleen negatief : het is niet alleen het veld van falen, zonde en lijden. Nee, er veranderde ook wat in het hart van de Israëlieten… er verandert ook iets in ons hart. Er is namelijk op dat veld van zonde en lijden, ook berouw en bekering! Vers 4 : ‘Daarop deden de Israëlieten de Baäls en de Astartes weg, en zij dienden de HEERE alleen….’ Vers 6 : ‘Zij vastten op die dag en zeiden daar : Wij hebben tegen de HEERE gezondigd…’ Berouw en bekering, broeders en zusters! Het verwijderen van de afgoden in ons leven. Dat is iets wat we dagelijks moeten leren doen op dat veld van de steen Eben-Haëzer. De afgod Baäl (en de naam betekent : meester, eigenaar) is ook nu nog onze afgod, want er is altijd wel iets in ons leven die ‘meester’ over ons is… waarvan wij als het ware eigendom zijn. Laten wij ons leven bepalen door materiële zaken, of gevoelens die ons meesleuren, of allerlei ideologieën, dan onderwerpen wij ons aan die dingen en zijn zij onze ‘afgod’! Berouw en bekering wil nu zeggen dat wij ‘trachten’ deze dingen uit ons leven te verwijderen. Dat wij strijden om werkelijk vrij te zijn (we ontsnappen als het ware uit Egypte, het land van de dood en de afgoden). En dan mogen we ontdekken, broeders en zusters, dat wij daar nooit helemaal in kunnen slagen in dit leven. Dit is de macht van ‘zonde’ in ons leven : onze afgoden (en voor elk van ons zijn dat steeds andere) houden hun weerhaken in ons vlees en onze geest. Maar op dat veld van onze strijd mogen we een steen oprichten : Eben-Haëzer : Tot hiertoe heeft de HEERE ons geholpen!… Want Hij is het die ons bevrijdt uit dit ‘Egypte’ van onze afgoden!
Datzelfde veld van de steen Eben-Haëzer is eveneens het veld van onze verzuchtingen, ons roepen naar de HEERE. Vers 8 : ‘En de Israelieten zeiden tegen Samuel : Laat toch niet na voor ons te roepen tot de HEERE…’ Gebed is zo belangrijk, broeders en zusters. Roepen tot de HEERE… wanneer we weeral tekort schieten, wanneer we overmand worden door deze wereld… wanneer deze maatschappij tegen ons oprukt zoals de Filistijnen tegen Israël. Wanneer we proberen te overwinnen op eigen kracht zullen we mislukken, zoals Israël tegen de Filistijnen, toen Israël meende te kunnen vertrouwen op haar manipulatie van de ark van het verbond. Al zulke menselijke pogingen zijn gedoemd te mislukken!… Vertrouwen kan op God alleen, broeders en zusters. En daarom dagelijks bidden : dagelijks vragen, smeken, om zegen, om hulp van God Zelf. Daarom dat de Israëlieten, onder leiding van Samuël, als het ware een vernieuwd verbond sluiten met de Here.
En heel bijzonder mag dan zijn wat we lezen wat Samuël daar doet bij die hernieuwing van het verbond. In onze tekstlezing zien we hoe de Filistijnen opnieuw optrekken tegen Israël. Alles lijkt te gaan mislukken… Het veld van de steen Eben-Haëzer zal opnieuw het veld worden van lijden, falen, mislukking, denken we… Maar dan staat er in 9v : ‘Toen nam Samuël een melklammetje en offerde het in zijn geheel als brandoffer voor de HEERE… En het gebeurde, toen Samuël dat brandoffer bracht, dat de Filistijnen de strijd aanbonden met Israël… Maar de HEERE bracht de Filistijnen in verwarring, zodat zij door Israël verslagen werden…’ Broeders en zusters, het offer van dat Lam bracht verlossing op dat veld van zonde en lijden!!
En dan staat er zelfs in vers 11 : ‘… en (de Israëlieten) achtervolgden hen (de Filistijnen) en versloegen hen tot onder Beth-Kar.’ Die plaatsnaam is in het Hebreeuws en zegt ons misschien nu niet veel, maar de vertaling betekent : ‘het huis van het Lam’! Het is het plaatsvervangende offer van dat Lam die verzoening bewerkte tussen de falende mens (gevangen in zonde en lijden) en de almachtige, rechtvaardige God van hemel en aarde. Wie tot dit ‘huis’ (van het Lam) mag behoren zal zonde (de Filistijnen) kunnen verslaan in zijn leven. Maar niet uit eigen kracht! Maar alleen omdat de steen Eben-Haëzer daar mag staan : Tot hiertoe heeft de HEERE ons geholpen! Het is de HEERE die verlossing brengt! We lezen niet in onze tekst over de oorlogskreten van de Israëlieten… we lezen niet over hun zwaarden… We lezen niets over hun dapperheid… Maar we lezen over de ‘machtige donder’ van de HEERE die rolde over de Filistijnen. Hij is het die de machtige woorden van verlossing spreekt, als een donderslag op het veld van onze zonden, van ons lijden…
Laten we eindigen met even te kijken naar het opschrift op de steen Eben-Haëzer : ‘Tot hiertoe heeft de HEERE ons geholpen!’ En aansluitend op ons laatste puntje die we maakten, zien we ook hier het centrale woord, het onderwerp van de zin : de HEERE! Dat wil zeggen : Hij is het die de uiteindelijke overwinning voor ons behaald. Het is het Lam dat geofferd wordt die verzoening bewerkstelligd en de kloof tussen God en mens dicht… Daarom dat de HEERE centraal moet staan in ons leven, in onze gedachten, en in ons handelen. Want laten we niet vergeten, broeders en zusters, dat we moeten komen tot handelen!… Er zijn heel wat christenen die menen dat redding van God komt en dat we daarom eigenlijk niets moeten doen.
Blijven de Israëlieten dan in hun kamp wanneer de Filistijnen aanvallen??… Blijven ze lekker achterover liggen met een glaasje en een versnapering (zoals wij wel eens plachten te doen)?… Nee, broeders en zusters! Er is eerst en vooral berouw en bekering van fout handelen. Door berouw komen tot het afzweren van foute levenswandel (ook dat is al een vorm van handelen). Maar meer nog dan dit : de Israëlieten zien de Filistijnen komen en ze grijpen de wapens en vallen aan! Wel wetende dat de overwinning er niet komt door eigen kracht, eigen prestatie… Het is God die de overwinning schenkt, maar de Israëlieten blijven niet bij de pakken zitten. Ze komen tot handelen, ze strijden tegen onrecht! Dit is het wat ook wij dringend moeten leren op dat veld van Eben-Haëzer. De Israëlieten strijden tegen de Filistijnen maar roepen niet : ‘Tot hiertoe heeft het zwaard ons geholpen’…of ‘Tot hiertoe heeft Samuël ons geholpen’… Zwaard en Samuël zijn een instrument van de HEERE, die wij moeten hanteren om Zijn overwinning voor ons te behalen. Wees niet laks, broeders en zusters, geloof zonder daden is een dood geloof!
‘Tot hiertoe heeft de HEERE ons geholpen’, wil ook zeggen dat Hij ons altijd reeds geholpen heeft, maar al te vaak zonder dat wij het (willen) beseffen. Hij was daar toen onrecht je trof, toen lijden je leven binnenkwam. Vaak herinneren we ons alleen dat onrecht of dat lijden… Maar was Hij daar dan niet? Werd je niet gesteund of getroost door iemand, de naaste, een instrument van de HEERE?
Gaf Hij je niet wat je nodig had om overeind te blijven?… Ik wil dat onrecht of dat lijden niet minimaliseren… Maar als ik nu achterom kijk naar mijn eigen leven dan zie ik Zijn hand wanneer ik dat het meest nodig had (vaak zie je dat niet op het moment zelf dat Hij je droeg… maar vanop afstand mag je dat ervaren). Door het geloof mogen we beamen : ‘Tot hiertoe heeft de HEERE ons geholpen, door het lijden en het onrecht van de ‘Filistijnen’ heen…’
Maar daar stopt het niet. Het is niet alleen een verhaal in geloof naar het verleden toe. Het mag door het geloof ook toegepast worden op onze toekomst. Telkens komt er een nieuwe dag dat we steeds opnieuw kunnen zeggen : ‘Tot hiertoe, ook deze dag, ook vandaag, heeft de HEERE ons geholpen!’
Dit in geloof kunnen beamen is een immense troost, broeders en zusters. Zelfs al zien we het niet onmiddellijk in ons leven, omdat tranen ons zicht vertroebelen, toch is Hij daar. En dat zal duidelijk worden wanneer we terugblikken op die moeilijke momenten. We zullen Zijn hand mogen zien, in het werk van onze naaste, die ons helpt, steunt, troost… of in een onverwachte gebeurtenis die ons leven een andere wending geeft…
Vader in de hemel, wij geloven dat U tot hiertoe ook ons geholpen hebt, kom dan ons ongeloof te hulp. Sterk ons met Uw aanwezigheid. Geef ons Uw kracht om het geestelijke zwaard te tillen zodat wij de ‘Filistijnen’ in ons leven en in het leven van anderen, kunnen overwinnen. Wij willen U danken voor het offer van het Lam, zodat het waarlijk mogelijk wordt in ons leven om te beamen : Tot hiertoe heeft de HEERE ook mij geholpen!’
Voorbede.
Hemelse Vader,
Openbaar ons Uw hulp in ons leven.
Maak ons duidelijk waar Uw wonderen zich voltrekken,
in ons dagelijks leven, in het veld Eben-Haëzer.
Wij weten en bekennen dat wij voortdurend tekort schieten,
dat wij voortdurend trachten zelf te overwinnen,
en zo ten onder gaan aan de ‘Filistijnen’ in ons leven.
Wij stellen ons vertrouwen op de verkeerde dingen,
Op eigen prestatie, op een ideologie,
op eigen kracht, op een ander persoon,
op de eigen kerk, de eigen overtuigingen…
Al deze dingen zijn gedoemd te falen.
U bent onze enige houvast Vader!
Sta niet toe dat we door dat inzicht, passief zouden worden.
Maar spoor ons aan, geef ons de kracht,
om tot handelen te komen in deze wereld.
Dat we onrecht pogen te bestrijden,
dat we troosten waar we lijden zien,
dat we steunen waar we mensen zien wankelen…
Laat ons op het veld Eben-Haëzer komen
om te strijden voor U en de naaste.
Wij willen U ook eeuwig dankbaar zijn,
voor het offer door U gebracht,
het Lam dat verzoening bewerkte tussen U en ons.
U hebt ons steeds geholpen Vader,
zelfs toen wij dat volledig niet bewust waren.
Wees ons steeds nabij!
Strek Uw zegende handen over ons heen,
ook vandaag en elke morgen die komen zal.
Amen.