1 Kronieken 13

Gemeente,

‘Te dien dage werd David bevreesd voor God, en hij zeide : Hoe zou ik de ark Gods tot mij brengen?’

Tijdens de regering van koning Saul was de eredienst van de ene God eigenlijk volledig in het slop geraakt (‘want wij hebben in de dagen van Saul ons om haar niet bekommerd’ (13:3)). Maar David is de ‘man naar Gods hart’, en één van de eerste dingen die hij wil doen na zijn kroning (1 Kron 11), is het opnieuw in ere herstellen van de ware godsdienst en de eredienst die daarmee gepaard gaat.

En daarom roept David het volk samen (13:1) : ‘de oversten over duizend en over honderd, met alle aanzienlijken…’ : de stamhoofden, de oudsten, de ‘volksvertegenwoordigers’ zou je kunnen zeggen… Zodat de beslissing wat er gedaan moet worden met de ark en hoe de eredienst opnieuw vorm kan gegeven worden, niet alleen door de koning genomen wordt… maar ook gedragen wordt door het ganse volk (heel democratisch voor die tijd)! En zo beslissen ze om de ark te brengen naar een centraal punt, Zion, dicht bij het paleis van de koning… dicht bij de heilige plaats waar Abraham Isaak had willen offeren.

We mogen dus wel zeggen, denk ik zo, dat de intentie van David in alle opzichten ‘goed’ was…
En toch draait het plan uit op een mislukking… om niet te zeggen een groot falen van koning David. Want Uzza sterft…
Een grote mislukking die in David een grote angst veroorzaakt… een angst die echter zal veranderen in een grote vreugde. Zo’n vreugde dat hij op ‘t einde zal huppelen en dansen voor de ark uit.

We hebben dus falen, angst en vreugde… en het sterven van Uzza is daarbij het scharnierpunt… een sterven dat we vaak als ‘onrechtvaardig’ beschouwen als we het verhaal eventjes vlug lezen. Want wat doet hij nou eigenlijk verkeerd menselijk gesproken?… Er steekt natuurlijk meer achter dan enkel maar een ‘ongelukje’.

Eerst en vooral moeten we dus kijken naar het grote falen van koning David. Laat ons aandachtig lezen : dat falen komt na vers 13:8 : ‘En David en geheel Israel dansten uit alle macht voor Gods aangezicht, begeleid door zang en door muziek van citers, harpen, tamboerijnen, cimbalen en trompetten.’ Uit zo’n eenvoudig zinnetje kunnen we heel wat leren. Het falen komt er namelijk niet door een tekort aan mensen, dat ze misschien met te weinig waren en God teleurstelden ofzo. Nee er staat : ‘geheel Israel danste…’

Enthousiasme genoeg ook, want er staat ‘ze dansten uit alle macht…’ M.a.w. : De grootte van de groep en de graad van het enthousiasme zijn blijkbaar van bijkomstig belang. Het is iets wat juist mensen belangrijk achten : ‘hoe meer zielen hoe meer vreugd’… Maar dit is veel bijbelser : noch de grootte van de geloofsgemeenschap, noch het emotionele aspect (het enthousiasme) zijn een waarborg tegen falen.

Hetzelfde geld voor decorum (vormgeving, liturgie…) : de ark op een nieuwe wagen, omringd door de notabelen… een heel erg indrukwekkende stoet zal dat geweest zijn. Vandaar ook die opsomming van al die muziekinstrumenten. Alles was liturgisch verzorgd tot in de puntjes…
Nochthans was ook de vormgeving (de liturgie zouden we nu zeggen) geen garantie tegen falen!

Let wel : ik zeg niet dat een grote groep slecht is, ook niet dat er geen enthousiasme mag zijn, of dat we alleen a capella mogen zingen ofzo… Nee, die dingen mogen best. Daar mag over nagedacht worden. Daar mag aandacht aan besteed worden.
Maar blijkbaar zijn al die dingen toch niet het essentiële!
Wat loopt er dan toch fout in dit verhaal??…

Eigenlijk zien we het aan die onschuldig ogende woordjes in dat vers : ‘uit alle macht…’ David en zijn onderdanen : zij trachtten uit alle macht : dwz hun macht, eigen prestatie. God komt er eigenlijk niet bij kijken als je die eerste poging leest (1 Kron 13). David raadpleegt het volk (heel mooi van hem)… maar raadpleegde hij God?… Eigenlijk vinden we niets spiritueels terug in die eerste poging van David : we lezen over een nieuwe wagen waarop die ark gezet werd (blijkbaar heel belangrijk in de ogen van de mensen, anders was het niet vermeld geweest), hopen muziekinstrumenten, dansen… uiterlijke dingen toch? Lezen we over inkeer… gebed… nederigheid… ontzag… ? Blijkbaar niet.

Eigenlijk missen we hier wat Jezus opmerkt aan de Samaritaanse vrouw (Joh 4:24) : ‘God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid.’ Elke vormgeving van eredienst faalt als geestelijke aanbidding niet het hart van de zaak is. Vormgeving is volslagen bijkomstig als de Geest niet aanwezig is.

Er zijn nog tekortkomingen aan te merken op die eerste poging van David om de ark te verplaatsen : de rol van de priesters bijvoorbeeld wordt niet vermeld. Herinner u, het is de tijd van het oude verbond, en de bemiddelende rol van de priester werd blijkbaar genegeerd door David… een beetje alsof wij nu Jezus als hogepriester zouden negeren (wat helaas steeds meer gebeurd). Als Jezus niet langer centraal zou staan in onze eredienst, dan mag u best een grote groep hebben, en veel enthousiasme uitstralen, en een wondermooie liturgie hebben… het zal u niet baten. Uzza zal sterven…

Merk ook die ‘nieuwe’ wagen op, waarop ze de ark plaatsen… Waar zijn de Levieten die van oudsher de taak hadden om de ark te dragen? Dat lijkt misschien een detail, maar de betekenis gaat veel dieper. De ark moet namelijk gedragen worden door gewillige mensen… niet door zwoegende lastdieren.

Die eerste poging van David is er ook ééntje zonder offers! Een nieuwe wagen, een mooie stoet, veel muziek… maar geen reinigend bloed (we kunnen OT denken, maar u mag gerust ook NT denken). Het is dan maar Uzza (onwillig slacht-offer)… die deze taak op zich mag nemen…
Eigenlijk samengevat kunnen we zeggen dat die eerste poging een typisch menselijke poging tot eredienst is : veel volk bij elkaar brengen, enthousiasme (ambiance!), emotie, mooie vormgeving (liturgie)… dat is allemaal wel lovenswaardig en schoon… maar dat is uiteindelijk geen geestelijke eredienst : verzoenend bloed, geestelijke aanbidding, een bemiddelende hogepriester (Jezus)…

David en Israel negeerden het essentiële van deze God… uit ‘alle macht’ deden ze wat zij dachten dat ‘goed’ was. Afgoderij hoeft niet alleen het vereren van een afgod te zijn… het kan ook het vereren van de ware God zijn, maar op een foute manier.
Je kan misschien denken : ach, neem ze dat toch niet kwalijk. Ze hadden uiteindelijk geen enkele traditie om op terug te vallen. Correcte eredienst was al zo lang niet meer gebeurd…
Nou, ze hadden toch de wetten van Mozes hoor in die tijd. Blijkbaar hadden ze die dan toch niet echt gelezen en gecontroleerd. Eigenlijk dachten ze dat wat ze ook deden het wel goed genoeg zou zijn voor deze God… Als we het zo bekijken, broeders en zusters, dan kan het niet anders dan dat Uzza sterft!

De naam ‘Uzza’ betekent namelijk ‘kracht, macht’… en we hebben gezien hoe David en Israel uit ‘alle macht’ probeerden, met al hun kracht zou je kunnen zeggen. En blijkbaar is dat niet voldoende… Mensen leggen namelijk met al hun kracht, met al hun eigen-macht, het accent altijd op het verkeerde… op bijkomstige dingen (grote groep, emotie, enthousiasme, liturgie…). Dat zijn immers dingen die mensen zelf kunnen presteren! Als mensen uit alle macht zelf proberen en vergeten dat er zoiets is als verzoening en de bemiddelende rol van de hogepriester… of met andere woorden, dat het initiatief van God Zelf moet komen : dat Hij het is die het eerste Woord spreekt en dat de mens alleen maar kan antwoorden… Ja, als mensen uit alle macht zelf proberen… dan eindigt dat alleen maar in de dood : het sterven van ‘Uzza’ (de kracht van mensen).

En zo komen we bij het tweede puntje. Na het grote falen van David (zich beroepen op eigen kracht, eigen prestatie), zien we de grote angst van David : ‘Te dien dage werd David bevreesd voor God, en hij zeide : Hoe zou ik de ark Gods tot mij brengen?’
Beeld u in : die grote stoet die de ark transporteerde : iedereen happy, veel enthousiasme, de juiste ingesteldheid toch, ze gaan ervoor weet u wel! En dan… één misstap (ze hadden misschien beter toch Levieten gebruikt voor het dragen van de ark, dan die ossen). Eén misstap en Uzza is niet meer…

En David beseft, in een onderdeel van een ogenblik, waar hij eigenlijk mee bezig is. Wat hij tracht te doen, wat hij in z’n ‘zotte kop’ gehaald heeft : de heiligheid van deze God te manipuleren. Want dit is niet zomaar een kistje met wat liturgische spulletjes in, een opbergvakje… Nee, dit is de heilige ark van het verbond van de levende God… de ark met het verzoendeksel waar het bloed op gesprenkeld diende te worden. De ‘kracht’ van mensen, de prestatie van mensen is onvoldoende om die verzoening te bewerkstelligen voor deze God.

Eindelijk beseft David zijn onvermogen om te beantwoorden aan deze taak : het eenvoudige transport van de ark is al teveel voor de kracht van de mens. ‘En hij zeide : Hoe zou ik de ark Gods tot mij brengen?’… Hoe zou ik de ark Gods kunnen brengen? Wat moet ik doen? Kan ik uberhaupt iets ‘doen’? Hoe kan ik die taak ooit tot een goed eind brengen? Het is ook wat Jesaja zich later zal afvragen (Jes. 33:14) : ‘Wie van ons kan verkeren bij een verterend vuur, wie van ons kan verkeren bij een eeuwige gloed?’… Het is iets wat mensen maar al te graag vergeten : onze onmacht.

Dankzij het sterven van Uzza (de kracht van mensen) komt David tot het inzicht van de menselijke onmacht tegenover God. En dat is, broeders en zusters, het juiste uitgangspunt voor de tweede poging die we gelezen hebben in 1 Kron 15.

En die tweede poging van David is een heel andere dan de eerste. Het begint al in het eerste vers van hfdst 15 : ‘Hij bouwde zich huizen in de stad Davids, bereidde een plaats voor de ark Gods en spande voor haar een tent…’ (dat zien we niet in 1 Kron 13). Enthousiasme maakt plaats voor bedachtzaamheid zou je kunnen zeggen. Als wij de aanwezigheid van God willen in ons leven, dan moeten we ook een plaats bereiden in ons hart en in ons verstand. Dat is : er mee bezig zijn. ‘Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker…’ (1 Kor. 11:28).

En nu David bedachtzaam bezig is zien we in vers 2 hoe hij de Levieten de ark laat dragen (en niet langer zijn ‘liturgische vernieuwing’ van een nieuwe kar met ossen) : ‘Toen zeide David : Niemand mag de ark Gods dragen dan alleen de Levieten…’ Het is iets wat heel wat ‘moderne’ christenen ter harte zouden moeten nemen… Oude tradities zijn niet noodzakelijk verleden tijd.
In vers 13 lezen we hoe David ook de priesters terug centraal stelt (herinner u : de priester is de middelaar van verzoening). Zo moet ook in de christelijke eredienst onze hogepriester, Jezus, die verzoening bewerkstelligde voor onze overtredingen, centraal worden gesteld.

En daarom worden er nu ook offers gebracht (vers 26 : zeven stieren en zeven rammen). Zo kunnen ook wij niets ondernemen als wij niet voortdurend denken aan het Offer op Golgotha. De hogepriester, het offer, de tent om de ark te ontvangen… trachtten we het op een andere (moderne) manier te doen… dan zal Uzza sterven.
En zo verandert de angst van David (het besef van de eigen onmacht) in de vreugde dat God reeds alles bewerkstelligd heeft door de hogepriester in het offer.

Hoe kijkt de wereld hier tegenaan? Wat is uw lot als je oude waarden aanhangt? Als je gelooft in het grote offer en in de verzoening op Golgotha?… ‘Mikal, de dochter van Saul, keek uit het venster en zag koning David… en zij verachtte hem in haar hart’.

Ik heb de indruk dat heel wat moderne vernieuwingen in de kerk er vooral zijn om de wereld te behagen : dat we als christen bang zijn om veracht te worden, dat we niet voor ‘vol’ aanzien zouden worden, niet ernstig genomen zouden worden…

Geef mij maar koning David. Hij huppelde en danste voor de ark (het verzoendeksel) : hij was niet langer beschaamd. Hij koos ervoor om veracht te worden, want ‘Uzza’ (de kracht van mensen) was niet meer.


Voorbede.

Hemelse Vader,

Leer ons dat de grootte van de geloofsgemeenschap,

het enthousiasme dat we trachtten op te wekken,

de liturgie waar we kleurige aandacht aan besteden…

dat ze bijkomstig zijn,

een tweede plaats innemen tegenover geestelijke aanbidding.

Leer ons dat ons proberen ‘uit alle macht’

alleen maar kan slagen als U op de eerste plaats komt.

Als Uw Zoon, Jezus de Christus,

ons verzoening brengt zoals de hogepriester

die bracht aan het volk Israel bij het verzoendeksel van de ark.

Laat ‘Uzza’ in ons sterven Vader, en

geef Gij ons de kracht om verder te gaan.

Leer ons, net zoals David,

niet te blijven steken in onze onmacht,

in ons falen, in onze angst…

Maar laat ons van vreugde huppelen,

niet beschaamd voor ons geloof, ons vertrouwen,

dat U ons verzoening brengt.

Leer uw kerk niet bang te zijn voor de minachting van deze wereld.

Geef ons uw kracht, uw macht, om tegen de stroom in,

uw boodschap van liefde en verzoening te brengen.

Zend ons dan uit in de wereld,

om gans uw volk te verzamelen,

in de optocht rond de ark van verzoening,

op weg naar het hemelse Jeruzalem.
Amen